6.1 Republiek van ondernemers.
Intro.
De 17e eeuw is de Tijd van regenten en vorsten. In dit hoofdstuk gaat het om de Republiek-Nederland-en Frankrijk. In Frankrijk streefde koning Lodewijk XIV naar absolute macht. De Republiek was in bestuurlijk opzicht een buitenbeentje: zij leek wel een lappendeken.
6.1.1 Booming business.
Pieter en Jacob, speculant en handelaar.
In de 17e eeuw kon je in de Republiek snel rijk worden en even snel je geld weer kwijtraken.
Ondernemerschap.
In het kleine landje aan de Noordzee dat nog steeds in oorlog was met Spanje, bloeide de economie op. Allereerst specialiseerden de boeren in Holland zich in handelsgewassen. Kooplui vonden het daarom interessant om in nieuwe landbouwgronden te investeren. Dit ging samen met de strijd tegen het water. Verder behoorde de Republiek tot de meest verstedelijkte gebieden van Europa. Boeren hadden dus een flinke binnenlandse afzetmarkt voor hun producten. Op het platteland begonnen boeren te spinnen, te weven of openden een timmerbedrijf. Nederlandse ondernemers deden dat ook: ze lieten bijv in de Zaanstreek hout uit Scandinavië tot planken zagen. Deze nijverheid zorgde voor meer werkgelegenheid. De stedelijke economie bloeide zo sterk dat het de moeite waar was de stad uit te breiden. Maar ook de visserij bracht Nederland voorspoed. Er viel goed in vis te handelen. De handel op Scandinavië was zo belangrijk dat die zelfs de moedernegotie werd genoemd. Ook in de jaren van de VOC en WIC zou het de belangrijkste geldmachine van de Republiek vormen. In de Amsterdamse pakhuizen werden alle handelsproducten uit Noord en Zuid opgeslagen. De oorlog tegen Spanje hielp een handje mee. In 1585 werd Antwerpen door de Spanjaarden heroverd. Veel Antwerpse kooplui namen de benen naar de Republiek. Amsterdam profiteerde niet alleen van het wegvallen van Antwerpen als scharnierpunt van handel in Europa, maar ook van de kennis en ervaring die daarvoor nodig waren. Op veel terreinen van de economie voerde commercieel denken de boventoon. Ondernemers investeerden hun kapitaal in nieuwe veelbelovende ondernemingen. Ze waren ook bereid daar risico mee te nemen; dit noemt men handelskapitalisme.
6.1.2 VOC en WIC.
VOC en Jan Pieterszoon Coen.
Hollanders waren bekwame zeelui, maar het leven aan boord was hard. Het was geen uitzondering als van een reis driekwart van de bemanning niet terugkeerde. De reis naar ‘de Oost’ was te kostbaar en te risicovol voor kleine ondernemers. Je had grote schepen nodig en voldoende bemanning. In grote delen van Azië waren Portugese handelaars actief. De handelsschepen hadden bescherming nodig. Daarom besloten de kooplieden zich te verenigen in de VOC(1602). Het kreeg de monopolie op handel met alle landen ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat van Magelhaen. Jan Pieterszon Coen stichtte Batavia, de eerste multinational; gefinancierd met een beginkapitaal van 6,5 miljoen gulden. Alle Nederlanders konden inschrijven op een aandeel in de Compagnie. Burgemeester Pauw van Amsterdam gaf elk lid van zijn huishouden een aandeel van 100 gulden. Pauw hoorde bij de rijken die de Republiek bestuurden, de regenten. Dankzij de VOC participeerde de Republiek in de groeiende wereldeconomie.
WIC en Piet Hein.
In 1621 werd voor de handel met Zuid-Amerika de WIC opgericht. Zo succesvol als de VOC was de WIC niet., het grootste wapenfeit was de verovering van de zilvervloot door Piet Hein(1628). Spanjaarden hadden de vloot bij Jamaica zien varen. De retourvloot uit Honduras werd gewaarschuwd. Voor twintig schepen in Mexico kwam dit bericht te laat. Dankzij deze buit kon de WIC een vloot naar Brazilië sturen. Daar kreeg de WIC eigen suikerplantages. Het plantagesysteem had veel arbeidskracht nodig, en deze werd geleverd door slaven uit Afrika. Naast de Europese handelsnetwerken ontstonden nu nieuwe handelsroutes tussen Europa, Afrik en Amerika en tussen Europa en Azië.
6.2 Republiek tussen koninkrijken.
Intro.
Na de moord op Willem van Oranje in 1584 was er geen geschikte kandidaat om Philips op te volgen. Andere mogendheden werden jaloers op de economische successen van de Republiek.
6.2.1. Wie is er de baas?
De belangrijkste en invloedrijkste mensen in de Republiek waren burgers. Bij de Unie van Utrecht(1579) werd bepaald dat geen enkel gewest de unie mocht verlaten of zelfstandig verdragen mocht sluiten met buitenlandse vorsten. De regentenfamilies samen heten het patriciaat. Amsterdam gedroeg zich eigenlijk als een onafhankelijke stadstaat. De Staten-Generaal vertegenwoordigden eigenlijk de drie middeleeuwse standen. Elk gewest had een eigen bestuur, de Provinciale Staten. Dan waren er twee machtige ambtenaren: de raadpensionaris en de stadhouder. De raadpensionaris was in dienst van Holland en was een soort minister van Buitenlandse zaken. Hij deelde zijn macht met de stadhouder, die in dienst stond van de afzonderlijke gewesten. De stadhouder was in de eerste plaats opperbevelhebber van het leger, maar werd een symbolisch leidersfiguur. In vredestijd kon van Holland het aantal soldaten drastisch worden verminderd. Toen de Staten van Holland op 4 juni 1650 op eigen gezag troepen afdankten, stuurde Willem II een regiment op Amsterdam af, dat echter op de Hilversumse Hei verdwaalde. De meeste gewesten besloten geen nieuwe stadhouder aan te stellen. Het eerste stadhouderloze tijdperk zou tot 1672 duren.
6.2.2. Verval en Rampjaar.
Niet iedereen profiteerde van de voorspoed. Op het platteland van Oost-Nederland heersten nog lang feodale toestanden. Honger en armoede dwongen een boer naar de stad te gaan, om sjouwer te worden aan de haven of los arbeider in de nijverheid of op te markt. De stad bood werk, maar daar woonden ook de meeste armen. Je dronk geen grachtenwaren, maar liever bier of uit riviertjes en plassen met schuiten aangevoerd water. Ondersteuning werd verleend door stadsbestuur of kerk. Net als nu was er onderscheid tussen echte armen en mensen die misbruik maakten van de steun. De Gouden Eeuw was dus een tijd van grote tegenstellingen, van onvoorstelbare weelde en bittere armoede. Doordat Engeland en Frankrijk langzamerhand de rol van Nederland in de wereldeconomie over gingen nemen, stagneerde de handel van Nederland niet echt, maar ging hij er, vergeleken met deze landen, wel op achteruit.
Als de nood het hoogst is…
Bij een verslechtering van de economie maakte een ramp in de internationale politiek de Nederlanders meteen opstandig. Dat gebeurde in 1672, het Rampjaar, waarin de Republiek werd aangevallen door Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Munster en Keulen.
6.3 Als God in Frankrijk.
Intro.
In andere Europese landen regeerden machtige vorsten volgens het absolutisme. De bekendste absolute vorst was Lodewijk XIV van Frankrijk. In 2004 overleed koningin Juliana. Juliana verbeeldde voor velen het Nederlandse gezegde ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Juliana gedroeg zich bijna als een gewone Nederlander. Absolute vorsten zagen zichzelf niet als gewone mensen, maar gedroegen zich meer als een god op aarde.
6.3.1. Lodewijk XIV van Frankwijk: de verpersoonlijking van de staat.
In 1643 kwam Lodewijk XIV als 5-jarige jongen op de troon. Eenmaal aan de macht ontwikkelde Lodewijk zich tot de machtigste vorst uit de Franse geschiedenis. Hij was een ‘absoluut vorst’, letterlijk een vorst die ‘losgemaakt’ is van de wetten, die als het ware boven alle wetten staat.
Verslaafd aan oorlog?
Lodewijk voerde oorlogen om zijn rijk te vergroten. In totaal was Frankrijk dertig jaar van Lodewijks regeerperiode in oorlog. Een van zijn grootste tegenstanders was stadhouder Willem III. Voor Frankrijk vormde de groeiende handel van Holland een gevaar. De Republiek roep de expansiedrift van Frankrijk telkens een halt toe door coalities aan te gaan met Engeland en Spanje.
Mercantilisme maakt rijk.
Een sterke economie was voor Lodewijk XIV van groot belang. Om Frankrijk economisch sterk te maken voerde Lodewijk samen met zijn financieel adviseur het mercantilisme in. Dit economisch beleid had een aantal belangrijke kenmerken:
- Een grotere import dan export zorgt voor een positieve handelsstroom;
- Het veroveren van meer koloniën zorgt voor een toevoer van grondstof;
- Er waren gunstige belastingvoorwaarden voor fabrikanten en geschoolde arbeiders.
Voor handelsnaties als de Republiek als de Republiek was de Franse mercantilistisch politiek ongunstig. Volgens het Edict van Nantes mochten de hugenoten eigen versterkte steden bezitten. Na de opheffing van dit verdrag voelden de hugenoten zich vogelvrij en trokken naar meer tolerante landen als de Republiek.
6.3.2. Leven aan het hof.
Lodewijk XIV nam afstand van het volk door niet meer in Parijs, maar even daarbuiten, in Versailles, te gaan wonen en regeren. In het centrum van het paleis lagen de vertrekken van de koninklijke familie. De vleugels waren bestemd voor de adel. Om de edelen onder controle te krijgen verplichtte Lodewijk ze om een gedeelte van het jaar aan het hof te wonen. Het kostte dus de edelen een hoop geld. Tijdens de grote feesten werd er veel muziek gemaakt en gedanst. Onder Lodewijks bewind ontstonden de vijf belangrijkste balletposities. Op de meest bekende afbeelding van de koning is hij niet met zijn eigen benen geschilderd, maar met de benen van een getrainde danser. Regels en rituelen kenmerkten het hofleven. Voor de adel was het leven aan het hof dus niet altijd een pretje. Altijd was er de angst om in ongenade te vallen. Ook de hygiëne liet te wensen over. De stank was enorm. De bewoners van het paleis waren niet alleen edelen en dienaren. Ook zakkenrollers en prostituees liepen het paleis in en uit. Zelfs de koning maakte van de diensten van deze dames af en toe gebruik.
6.4 Gouden eeuw van wetenschap en kunst.
In deze paragraaf zullen we kijken naar nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en kunst. Mensen kunnen zich tegenwoordig vrijwillig aanmelden om hun lichaam ter beschikking te stellen van de wetenschap. Dit was in de 17e eeuw heel anders. Als er in de wetenschap een lijk werd gebruikt, was dit meestal van een misdadiger.
6.4.1. Nieuw onderzoek.
Tijdens de Renaissance waren de denkers uit de Oudheid weer ‘ontdekt’.
Het empirisme.
Er werd onderzoek gedaan door te observeren gedaan door te observeren, experimenteren en redeneren. Ook in de natuur- en sterrenkunde werden veel ontdekkingen gedaan. Om de baan van de hemellichamen te kunnen berekenen ontwikkelde Newton nieuwe wiskundige methoden. Newton hield zich ook bezig met alchemie, numerologie, astrologie, kabbalistiek en zocht het levenselixer. Een tijdgenoot van Newton was de Nederlandse wis-, natuur- en sterrenkundige Christiaan Huygens. Zijn onderzoek naar val- en slingerbewegingen leidde tot de uitvinding van het slingeruurwerk. Cornelis Drebbel liet roeiers in een omgekeerde schuit zitten, verzwaarde de boot en zo had hij de eerste onderzeeër bedacht. Wetenschappers werkten meer samen dan vroeger. Er werden wetenschappelijke verenigingen opgericht waarin ze hun ontdekkingen samen bespraken en deze konden publiceren in tijdschriften.
6.4.2. Het rationalisme.
Voor wie in de politiek en maatschappij geïnteresseerd was, was het moeilijker om empirisch onderzoek te doen. Onderzoek door deze wetenschappers werd gedaan door het gebruiken van hun verstand, nadenken, het rationalisme. Aan de hand van een wiskundig bewijsstuk schrijf Descartes hoe het universum was opgebouwd uit bewegende deeltjes. Zijn manier van denken heeft de Europese wetenschap beïnvloed en gestimuleerd.
Engels voorbeeld.
Ook in het denken over politiek werd het rationalisme toegepast. In de eerste helft van de 17e eeuw kwam het zelfs tot een jarenlange burgeroorlog russen legertjes en het parlement. Na een lange tijd kwam er weer een koning op de troon, Charles II. De Engelse politieke denker Thomas Hobbes vroeg zich af of een volk überhaupt een vorst wel mocht afzetten. Ook in de Republiek werd gefilosofeerd over macht en politiek, onder andere door Hugo de Groot. Mensen konden echter door hun verstand te gebruiken zelf ook een onderscheid maken tussen goed en slecht. Zoals voor zovele filosofen was ook voor Hugo de Groot religie een kwestie die hem in de problemen zou brengen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand ontstonden er godsdiensttwisten tussen de calvinisten onderling.
Hollandse schilderkunst.
Omdat in de protestantse kerken geen religieuze afbeeldingen mochten hangen, moesten schilders van de Gouden Eeuw zich ook gaan toeleggen op andere taferelen. Het aantal jongens dat schilder werd steeg, want schilderen leverde kennelijk iets op. Niet alle schilders werden echter rijk en beroemd. Als geen anderen konden Hollandse schilders emoties vastleggen in poses, gebaren en gelaatsuitdrukkingen. Rembrandt is de beroemdste schilder uit de Gouden Eeuw. Op zijn hoogtepunt had hij meer dan 50 werknemers en leerlingen in dienst.
Begrippen.
Absolutisme – De koning heeft alle macht.
Droit divin – Het goddelijk recht op grond waarvan de koning absoluut regeert.
Empirisme – Kennis krijg je door waarnemen en experimenteren.
Gouden Eeuw – Tijd van grote bloei in economie, kunst, techniek en wetenschap (Republiek, 17e eeuw).
Handelskapitalisme – Ondernemers maken met handel zoveel mogelijk winst
Hugenoten – Franse protestanten die na 1685 naar onder andere Nederland vluchtten.
Mercantilisme – De staat stimuleert de eigen economie door importtarieven op buitenlandse producten en door het oprichten van eigen ondernemingen.
Nijverheid – Productie voordat er van stoommachines en fabrieken sprake was, ambachtelijke productie.
Patriciaat – De regentengroep.
Plantage – Uitgestrekte landbouwonderneming waar slaven producten als suiker en tabak verbouwen.
Raadpensionaris – Hoge ambtenaar van het gewest Holland ten tijde van de Republiek, deed buitenlandse zaken namens de hele Republiek.
Rationalisme – Kennis en waarheid is door menselijke rede, het verstand, te vinden. Wordt in de 18e eeuw een belangrijke stroming.
Regenten – Groep rijke burgers die de Republiek bestuurden.
Stadhouder – Ooit dienaar van de koning(16e eeuw), later hoge ambtenaar van de gewesten, krijgt politieke macht in hele Republiek, aanvoerder leger en vloot.
Stapelmarkt – Eerst: stad waar kooplui gedwongen worden hun waren uit te stallen. Later: plaats waar goederen worden opgeslagen tot de prijzen gestegen zijn.
Verenigde Oost-Indische Compagnie(VOC) – Handelsmaatschappij die het monopolie kreeg op de handel met Azië.
Wereldeconomie – De economieën van afzonderlijke landen raken zo in elkaar verstrikt dat je van een wereldwijde economie kunt spreken.
West-Indische Compagnie(WIC) – Handelsmaatschappij die het monopolie kreeg op de handel met Amerika en West-Afrika. Dreef handel in slaven.
Zilvervloot – Spaanse vloot die geregeld Amerikaans goud en zilver naar Spanje vervoerde.
Tijdbalk.
1585 – Val van Antwerpen.
1602 – VOC opgericht.
1609-1621 – Twaalfjarig Bestand.
1621 – WIC opgericht.
1628 – Piet Hein verovert de zilvervloot.
1643 – Lodewijk XIV bestijgt de troon.
1648 - Vrede van Munster. Einde Tachtigjarige Oorlog.
1649 – Engelse koning Charles I onthoofd, Cromwell aan de macht.
1650 – Stadhouder Willem II dood, Johan de Witt wordt raadpensionaris.
1650-1672 – Eerste stadhouderloze tijdperk.
1672 – Rampjaar, gebroeders de Witt, vermoord, Willem III stadhouder.
1685 – Herroeping van het Edicht van Nantes.
1688 – Glorious Revolution: op verzoek van het Engelse parlement wordt stadhouder Willem III, getrouwd met de Engelse prinses Mary, ook koning van Engeland. Hij verslaat zijn schoonvader.
Hoofdstuk 6, Een eeuw van goud
7.4
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
ik vindt dat je het in iets makkelijk had kunnen vertalen maarja er zit wel wat nivea verschil tussen ons duss oke maar ff 1 ding mijn hoofdstuk 6 van het zelfde boeknaam (memo) had als titel de tijd van steden en staten duss ik had er niet veel aan maar tog wel mooi
12 jaar geleden
Antwoorden