Informatica
Hoofdstuk 3
3.1 informatie uitwisselen
Het uitwisselen van informatie noemen we communicatie. Communicatiepartners zijn zender en ontvanger.
Communicatiemiddelen noemen ook wel media en informatiedragers. Het hangt van de situatie af welke term er wordt gebruikt. v Bij media denken we vaak aan directe communicatie, waarbij nauwelijks tijd verloopt tussen zenden en ontvangen. Voorbeelden: · Spraak · Radio · Krant
v Bij informatiedragers denken we aan communicatie waarbij een bericht met vertraging bij de ontvanger aan kan komen
Voorbeelden:
· Brief
· Diskettes
· Cd’s
Een eeuwenoud communicatiemiddel is de brief. De telegraaf en telex werden ruim honderd jaar geleden ontwikkeld en de telefoon is inmiddels ook een eeuw in gebruik.
De informatie die je uitwisselt om de communicatie goed te laten verlopen, heet stuurinformatie. · Contact leggen · Wisselen van rollen · De ontvangst van berichten bevestigen · Aangeven dat een bericht niet goed is aangekomen · Contact verbreken
Het geheel van afspraken over de communicatie en vooral de afspraken over de stuurinformatie noemen we een protocol.
Taal is het belangrijkste communicatiemiddel da we kennen. De regels voor het opbouwen van een goed bericht noemen we syntaxis. Als je de syntaxis van een taal kent, kun je taalkundig correcte zinnen formuleren. Dat zegt echter nog niets over de betekenis van de zinnen.
De betekenis van indrukkingen in een taal heet de semantiek. Er zijn talen ontworpen om computers te instrueren: programmeertalen. Ook bij die talen is er van syntaxis en semantiek. Een computer kan een fout in de syntaxis herkennen. Fouten in de semantiek worden niet herkend.
De computer doet altijd precies wat je zegt, maar dat is niet altijd wat je wilt!
Een bekende taal voor het maken van internetpagina’s is HTML (Hypertext Markup language).
STMP staat voor Simple mail transfer Protocol.
Samenvatting
1. bij communicatie zijn communicatiemiddelen nodig, media of informatiedragers.
2. communicatie wordt geregeld door protocol dat de uitwisseling van stuurinformatie voorschrijft.
3. de syntaxis beschrijft de structuur van berichten
4. berichten hebben een betekenis, de semantiek.
3.2 taalregels in syntaxisdiagrammen en BNF-notatie
Taalregels zijn belangrijk in de informatica. In informatica worden verscheidene methoden gebruikt om taalregels te noteren. We bespreken er hier in het kort twee.
Een syntaxisdiagram geeft in schemavorm de regels weer die bepalen hoe een bepaalde opdracht in de programmeertaal moet worden opgeschreven. Een syntaxis bestaat uit blokken die door middel van lijnen worden verbonden.
Met een syntaxisdiagram kun je 3 structuren weergeven: · volgorde · keuze · herhaling
BNF-notatie
Een tweede manier om taalregels vast te leggen is de taalbeschrijving volgens de BNF-notatie, Backus Naur form.
Volgens deze methode worden definities opgeschreven door elementen achter elkaar te schrijven met de volgende afspraken:
BNF-notatie Betekenis
::= ‘wordt gedefinieerd als’
<> De naam tussen punthaken staat voor gedefinieerde taalelement
l Keuze tussen taalelementen of taalsymbolen (links en rechts van l)
{} Mogelijke herhaling van elementen (0 of meer)
::= 0l1 ::= 0l1l2l3l4l5l6l7l8l9l ::= albllcldlelflglhliljlklLlmlnlolplqlrlsltlulvlwlxlylzl ::= AlBlClDlElFlGlHlIlJlKlllMlNlOlPlQlRlSlTlUlVlWlXlYlZl ::= { l l }
3.3 Communicatie met en door computers
Computers communiceren met hun omgeving.
Mens en computer
De computer en de programma’s die daarop draaien, communiceren met de gebruiker via de interface. Softwareproducenten gebruiken verschillende methodes om ervoor te zorgen dat interfaces voor de gebruikers duidelijk zijn: standaardisatie & metaforen.
Voordeel: Welk programma je ook gebruikt, de bediening van de vensters zijn hetzelfde.
Nadeel: het kan nieuwe ontwikkelingen tegenwerken.
Metaforen worden gebruikt bij het ontwerpen van pictogrammen op een werkbalk.
Bij het ontwerpen van interfaces wordt gekeken naar de bestaande apparaten. Softwareontwikkelaars nemen aan dat een interface van zo’n apparaat bekend is en nemen deze over in hun eigen programma.
Computer en omgeving
In moderne fabrieken wordt informatietechnologie veel toegepast bij de besturing van machines. Een systeem dat een moderne robotarm bestuurt, kan waarnemen of er iets tussen de grijper zit. Die informatie krijgt het van een apparaat dat registreert er iets tegen de binnenkant van de grijper drukt. Zo’n apparaat heet een sensor. Het systeem dat de robotarm bestuurt, kan de omgeving ook beïnvloeden. De robotarm wordt bewogen door motoren in de arm.het systeem bestuurt die motoren. We spreken dan van een actuator. Veel van de huidige robots zijn beperkt in hun interactie met de omgeving.
REACTIES
1 seconde geleden