Multiculturele samenleving

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4539 woorden
  • 21 november 2005
  • 213 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
213 keer beoordeeld

Hoofdstuk 2 De Multiculturele samenleving

§ 2.3 wat is de multiculturele samenleving?

Waarom noemen we onze samenleving een multiculturele samenleving? Omdat er veel verschillinde mensen met verschillende culturen in één land wonen.

Geef een omschrijving van de begrippen etnische groep, etniciteit, migratie. Etnische groep: een groep mensen die zichzelf ziet als een aparte groep en die ook door anderen als een aparte groep wordt beschouwd op grond van hun etniciteit. Etniciteit: culturele kenmerken en gedragingen van een grote groep mensen die van generatie op generatie wordt overgedragen en die wordt versterkt door besef van gemeenschappelijke afkomst. Etniciteit komt onder andere tot uiting in kenmerken als religie, taal, kleding, omgangsvormen, waarden en normen. Migratie: is dat je naar een ander land verhuist.

§ 2.4 Spraakverwarring

Spraakverwarring kan ontstaan doordat mensen afkomstig van een ander land in Nederland in hun eigen taal blijven praten maar ook in het benamen van deze etnische groepen.

Autochtoon: is een inwoner van ons land die hier zijn wortels heeft. Al generaties lang woont zijn familie hier.

Vreemdeling of buitenlander: een bezoeker van ons land dat niet onze nationaliteit heeft. Bijv. Toeristen, asielzoekers en buitenlanders die hier werken of studeren. (de meeste hiervan zijn uit Turkije Marokko

Allochtoon: is iemand die zich op grond van ras of andere duidelijke zichtbare kenmerken onderscheidt van de oorspronkelijke inwoners van het land. West Europeanen die naar Nederland verhuizen noemen wij geen allochtonen. Kinderen van allochtonen die hier goed Nederlands spreken en de Nederlandse nationaliteit hebben noemen we ook allochtonen pas na generaties veranderd dat.

Gastarbeider: mensen die uit andere landen zijn gekomen om hier te werken (vooral afkomstig uit het Middellandse Zee gebied).

Etnische groepen: etnische groepen zijn vaal allochtonen.

Minderheden: alle groepen in de samenleving die zich onderscheiden doordat ze op een of andere manier zijn achtergesteld. (hieronder vallen homoseksuelen en huismannen)

§ 2. 5 Nieuwe sociale politieke vraagstukken

Vooral mensen van allochtone afkomst hebben te maken met een achterstand op sociaal-economisch gebied. Dat blijkt uit: - hoog percentage werkeloosheid onder allochtonen - relatief slechte woonsituatie - achterstand in opleidingsniveau

Ook krijgen zij soms negatieve reacties op hun gebruiken en kan dit zich uiten in discriminatie. Daarnaast hebben zij moeite met het aanpassen aan de Nederlandse samenleving.

Er ontstaat een minderheidsvorming doordat ze slecht en beperkte toegang tot materiele en immateriële zaken toegang hebben zoals: - macht - welvaart - welzijn - status - respect

Deze minderheidvorming leidt tot twee belangrijke sociale en politieke vragen: - Op welke manier moet er een optimale verhouding tussen de verschillende groepen en culturen in één samenleving worden bereikt en discriminatie bestreden? - Hoe kan het probleem van de sociale ongelijkheid worden aangepakt?

Op grond van deze vragen zal de overheid een minderheidsbeleid moeten voeren. De overheid zal een vreemdelingenbeleid moeten voeren. Centraal daarin staat de vraag of er ruim dan wel restrictief ( = terughoudend) beleid van toelating moet worden gevoerd.

Er zijn veel succesvolle ingeburgerde allochtonen, bijv. de Italianen met hun restaurants en de chinezen. Zij hebben een goede opleiding gehad, ze hebben goede banen en goede inkomens.

Daarnaast heeft het onze samenleving verrijkt. In de jaren zestig zorgden de gastarbeiders dat er voldoende arbeidskrachten waren. Onze eetcultuur is ook helemaal veranderd, veel allochtonen hebben een plaatsje veroverd in ons Nederlands muziekleven en in de literatuur.

Hoofdstuk 3 Waarom zijn er vreemdelingen in Nederland?

§ 3.3 Een historische benadering Door de eeuwen heen zijn er altijd al buitenlanders geweest, vaak vanwege godsdienstige of politieke redenen. Zij zochten hun toevlucht hier omdat ons land bekend stond om zijn tolerante houding. Deze tolerante houding wordt verklaard doordat Nederlanders hier eigenbelang bij zouden hebben. - Namelijk in 1300 de komst van de joden in de geldhandel, bij hen kon je geld lenen. - In 1585 viel de Antwerpen in handen van de hertog van Parma waardoor een groot deel van de Antwerpse naar Amsterdam vluchtte. Hun komst zorgde voor nieuwe impulsen tot ontwikkeling van de Gouden Eeuw in Noord-Nederland. Zij brachten handelsrelaties mee. - Na 1685, toen het Edict van Nantes werd herroepen, vluchtten veel hugenoten uit Frankrijk naar de Nederlanden, zij zorgde voor zijde – en fluweelweverijen en hoedenmakerijen. - na begin 17e eeuw kwamen er veel joden uit Portugal naar Nederland en tussen 1635 en 1800 komen nog meer joden uit Midden en Oost- Europa. - In de 19e eeuw komen ook nog veel Duisters. - Begin 20e eeuw kende Nederland weinig migratie alleen in de Limburgse mijnen. - Tussen 1920 en 1940 liet Nederland maar beperkt vluchtelingen toe. - Na de Tweede Wereldoorlog nam de migratie flink toe. In die tijd kwamen vooral inwoners van voormalige koloniën van Nederland zoals uit Nederlands- Indie en de Antillen.

Na 1960 kwamen er steeds meer migranten, het migratiesaldo steeg. Er kwamen vooral werkkrachten uit de landen rond de Middellandse Zee. Na 1970 kwamen er veel Surinamers. Vanaf de jaren tachtig komen er ook veel vluchtelingen naar Nederland.

§ 3.4 gevolgen van migratie In het verleden weinig problemen met nieuwkomers. Een belangrijke oorzaak, geen hecht Nederland. - niemand voelt zich echt Nederlanders - er is geen geloof wat de meerderheid gelooft

Meeste buitenlanders assimileerden (opgaan in de autochtone bevolking) snel, de regering was daar ook vaak soepel in.

Positieve veranderingen door nieuwkomers: - Impulsen geven aan ontwikkeling wetenschap, handel en nijverheid. (meer vroeger) - Impulsen op het gebied van muziek, mode, literatuur, sport en eten. (meer nu) - Het besef dat er veel culturen zijn, waardoor we onze eigen waarden en normen kritisch bekijken en relativeren. - Door de komst van gastarbeiders werd het tekort aan arbeidkrachten opgeheven waardoor onze economie weer kon groeien - De kinderen van de allochtonen zorgen er voor er een evenwichtigere opbouw van de bevolking waardoor de vergrijzing minder snel verloopt.

Negatieve veranderingen: - discriminatie - problemen met huisvestiging - problemen met onderwijs - botsende cultuurverschillen - Een gevolg van de bovenstaande de opkomst van extreem rechtse groeperingen.

§ 3.5 Waarom migreren mensen?

Migratiemotieven: - de ecologische en economische situatie: eco: geen bestaansmogelijkheden, in woestijnen zonder water kun je niks verbouwen
economische: geen werk in eigen land kunnen vinden

- Politieke situatie
Je vlucht omdat je vervolgd wordt omwille van politieke of godsdienstige redenen, of in een land waar oorlog is weg willen

- persoonlijke situatie
Gezinsvorming of hereniging.

Bij alle migratiemotieven kunnen zowel push als pull factoren een belangrijke rol spelen. Onder push factoren verstaan we factoren in het land van de migrant die hem ertoe brengen naar elders te reizen. - hongersnood, armoede - geen middelen van bestaan - vervolge worden, vrijheid en leven zijn in gevaar

Onder pull factoren verstaan we factoren in het migratieland, die mensen van buiten aantrekken. - een regering nodigt vluchtelingen uit vanwege humanitaire overwegingen - een gastland kan uit economische overwegingen buitenlandse werknemers aantrekken - De rijkdom en welvaart trekt mensen uit arme landen aan. - De gastarbeider nodigt zijn gezinsleden uit zich bij hen te voegen.

Een nieuw feit is dat de migratiemogelijkheden in deze tijd enorm vergroot zijn ten opzichte van vroeger. Door de moderne massamedia is er in heel de wereld informatie over wat de westerse landen de migranten te bieden hebben
En door de moderne vervoermiddelen is het makkelijk om op een betaalbare manier over de wereld te reizen
Hierdoor is migratie een blijvend verschijnsel

§ De belangrijkste groepen van migranten in Nederland

De migratie naar ons land na WO II vindt voor een belangrijk deel een oorzaak in ons koloniaal verleden. Indische Nederlanders, Molukkers en Surinamers kwamen bij het onafhankelijk worden van hun land naar Nederland, daar speelde zowel politieke als economische redenen.

Indische Nederlanders
Er woonden sinds de tijd van VOC veel Nederlanders in Indonesië. Sommige waren werkzaam in overheidsdienst, anderen hadden eigen bedrijven. Lange tijd hadden ze zich verzet tegen de onafhankelijkheid. Na een felle strijd die Soekarno voerde om onafhankelijk te worden voelden veel Nederlanders zich onzeker over hun lot, dus keerde ze terug naar hun moederland.

Molukkers
Veel Molukkse mannen vochten bij het Nederlands- Indische leger tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Ze voelden zich erg verbonden met het Nederlands koningshuis en waren protestants. De meeste Indonesiërs zijn moslim en zagen Nederlanders als onderdrukker en ook de molukkers omdat zij de Nederlanders hielpen. De Nederlandse regering had de Molukse soldaten een zelfstandige republiek beloofd, maar dat ging niet door. Daarom koos de regering van NL er voor om de Molukse militaire in dienst te nemen en naar Nederland te halen met hun gezinnen. In eerste instantie bleven de Molukkers in kampen wonen om hun eigen cultuur te behouden. Toen duidelijk werd in 1970 dat de Nederlandse regering haar woord niet kon houden, kwamen er rellen, gijzelingsacties etc.

Surinamers
In de jaren ’50 en ’60 kwam ze uit betere milieu’s voor hun studie. Halverwege de jaren ’70 kwamen er nog meer omdat in hun eigen land de spanningen hoog opliepen vanwege de onafhankelijkheid. Er was een slechte economische situatie en ook waren er veel tegenstellingen tussen de creoolse en hindoestaanse bevolkingsgroepen. Toen sergeant Bouterse in 1980 een militaire staatsgreep pleegde kwamen er nog veel meer Surinamers naar Nederland, deze keer als politieke vluchtelingen.

Antillianen
Eerst kwamen er vooral veel studenten die hier hun studie voltooide en daarna terug keerde. Maar toen in de jaren ’70 op de Antillen de werkgelegenheid af nam kwamen er ook veel werkzoekende naar Nederland. Dat waren vooral jongeren uit de lagere sociaal-economische klassen.

Vanaf de jaren ’60 tot de oliecrisis in 1973 is er sprake van arbeidmigratie. Toen was er in Nederland een tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Werknemers wierven toen arbeiders uit Turkije, Marokko en ook een beetje uit Spanje, Italië. Eerst kwamen er alleen de arbeiders later mochten ze van de overheid hun gezinnen over laten komen. Na de olie crisis en de daarop volgende economische crisis nam de migratie af. Nu komen er bijna alleen nog maar vluchtelingen en asielzoekers. Op grond van het Vluchtelingen verdrag van Genève moeten mensen die in hun eigen land op grond van: - Godsdienstige of politieke redenen - Op grond van ras, of een bepaalde sociale groep - Of vluchten voor oorlogsgevaar
Daarom moeten ze toegelaten worden

In de jaren ’90 kwamen er toen veel vluchtelingen uit Joegoslavië

§ 3.7 De groei van etnische groepen in ons land groei of daling allochtone bevolking - gezinnen van ethische groepen hebben gemiddeld meer kinderen, Dit cijfer is overigens aan het dalen - Gezinshereniging is aan het afnemen, dat komt omdat dat proces praktisch voltooid is. - Gezinsvorming, het komt nog steeds voor om een huwelijkspartner over te laten komen naar Nederland - Nu zijn er relatief veel jongeren die straks gezinnen gaan vormen dat kon tot een groei van de groep allochtonen leiden - Er zijn nog steeds genoeg landen met oorlogen en of crisissen waardoor vluchtelingen komen - Er zijn weinig mensen die terug gaan, er is bijna geen sprake van retour migratie.

Hoofdstuk 4 Verblijfstitel voor vreemdelingen

§ 4.3 De buitenlander en de wet

Sinds 1992 is de paspoortcontrole aan de binnengrenzen van de EU opgeheven

Buitenlanders uit de landen van de EU en de VS hoeven alleen maar een geldig paspoort te laten zien hier. Andere buitenlanders moeten ook een visum laten zien. Ook zijn er nog bepaalde toelatingseisen waar ze moeten voldoen: genoeg geld hebben voor hun verblijf en terugreis. En er is een limiet gesteld aan hoe lang ze mogen blijven, namelijk drie maanden. Na die drie maanden moeten ze zich melden bij de vreemdelingenpolitie.

§ 4.4 Wie is Nederlander?

Wie Nederlander is mag zonder voorwaarden in NL verblijven en mag nooit uitgezet worden.

Nederlanderschap door: - geboren uit NL vader en NL moeder - door geboorte als derde generatie kind - Gebruik optieregeling. Voor personen tussen de 18 en 25 die in NL zijn geboren en hier altijd hebben gewoond. Door afleggen van verklaring Nederlander worden. - Naturalisatie. Een meerderjarige die hier min. 5 jaar heeft gewoond, die voldoende is ingeburgerd, geen crimineel verleden en een geldige verblijfstitel heeft.

§ 4.5 Uitgangspunten voor het vreemdelingenbeleid

de wetgeving heeft zich gebaseerd op: - UVRM universele verklaring van de rechten van de mens - EVRM Europese verklaring van de rechten van de mens - VVG vluchtelingenverdrag van Genève - Fundament van onze grondwet

UVRM
In 1948 ondertekend door bijna alle landen van de wereld. Het is een plechtige belofte door regeringsleiders
EVRM
Een uitwerking van de UVRM VVG
In 1952 ondertekend door veel landen. Het belangrijkste, de definitie wat we onder vluchteling verstaan.

§ 4.6 Verblijfstitels voor vreemdelingen

zakelijke aard
Verdrag van Schengen
Voor onderdanen uit de landen van de EU. Die regelt het vrije verkeer en vestiging van personen in de EU. Ze mogen een langere tijd in andere landen van de EU wonen en werken. Na drie maanden moeten ze zich melden en een vergunning aanvragen, die ze krijgen omdat ze over voldoende geld beschikken

Verblijfsvergunning
Wie langer dan drie maanden in ons land wil verblijven moet binnen 8 dagen na aankomst in NL zorgen voor een vergunning tot verblijf (VTV). Die krijg je alleen als je in je eigen land een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) hebt gekregen. De vergunning is eerst voor een jaar en kan verlengd worden. Hij wordt geven voor: -studie -werk -gezinshereniging /vorming

hij wordt ingetrokken bij: - schending van openbare orde en rust - ontbreken van voldoende middelen van bestaan

De vergunning van iemand die door eigen schuld werkeloos wordt kan maar 1 keer worden verlengd

Vergunning tot vestiging
Je hebt hier 5 jaar legaal gewoond dan heb je aanspraak. Hij kan worden geweigerd door: - onzekerheid ver voldoende middelen van bestaan (na 10 jaar vervalt dit) - ernstige inbreuk op openbare orde en rust - of vanwege gevaar voor de nationale veiligheid
Sinds 1975 is er een strengtoelatingsbeleid. Dat komt door: - toenemende werkeloosheid - woningnood - stijgende kosten sociale zekerheid - kosten asielbeleid - vrees voor toenemende spanningen tussen etnische minderheden

Klemmende redenen van humanitaire aard (grondslag in VVG) Verblijf als vluchteling Procedure & uitkomst asielaanvraag; 1. Aanmelden als asielzoeker
2. Plaatsing in onderzoeks- of opvangcentrum
3. Er wordt onderzocht of de asielzoeker als vluchteling kan worden erkend. 4. Als dat kan -> persoon geplaatst in asielzoekerscentrum
5. Blijven; A-status: onbepaalde verblijfsmogelijkheid
C-status: tijdelijke vergunning tot verblijf, afhankelijk van de ontwikkelingen in het land van herkomst. Gedoogden, ze krijgen geen verblijfvergunning maar mogen blijven om humanitaire redenen (VVTV) voorwaardelijke vergunning tot verblijf, kan elk moment ingetrokken worden wanneer het in het land van herkomst beter gaat.

Verblijf als gezinslid
Achtergebleven huwelijkspartner, minderjarige kinderen, en degene die met de hier verblijvende wil trouwen. Degene die al in Nederland is moet wel over genoeg middelen beschikken om iedereen te kunnen onderhouden. Wanneer het gaat om een huwelijk moet diegene ook een geschikt huis hebben. Na drie jaar mag je blijven.

Illegalen
Buitenlanders zie verblijven zonder verblijfstitel, ze komen uit economische motieven. Ze kosten geld doordat andere mensen geen plaats kunnen vinden op de arbeidsmarkt, en een deel zorgt voor toename van criminaliteit, en de kosten om ze uit te zetten.

Verklaring geven voor het wijzigen van het vreemdelingenbeleid; Grote toestroom van de vluchtelingen. 3 Argumenten voor streng / restrictief vreemdelingenbeleid; 1. Kosten asielbeleid worden te hoog
2. Er is geen werk en woonruimte meer voor de asielzoekers
3. ‘Nederlandse cultuur’ wordt bedreigd
3 Argumenten voor soepel / tolerant vreemdelingenbeleid; 1. Recht van gezinshereniging
2. Werkgelegenheid in bepaalde sectoren
3. Toenemend geweld in de wereld

Hoofdstuk 5
Omschrijving begrip ‘cultuur’; De totale leefwijze van een groep zoals die tot uiting komt in de normen en waarden, de gewoonten, regels, tradities, rituelen, symbolen en de kunst. Dit komt tot uiting in normen en waarden.

Cultuur zijn relatief; Plaats- en tijdgebonden: passen zich voortdurend aan, aan de omstandigheden van dat moment, bijv. politiek of economische veranderingen.

Omschrijving begrip ‘acculturatie’; Door contacten met andere culturen verandert de eigen cultuur. Door tv en computer krijgen wij Amerikaanse cultuur elementen, ook Mac

Cultuur is altijd tijd en plaatsgebonden, het is relatief, ze veranderen voortdurend en zijn niet aangeboren maar aangeleerd.

Wat is het verschil tussen normen en waarden?; Normen zijn specifieke gedragsregels die voortkomen uit de waarden en waarden zijn wat de mensen nastrevenswaard en waardevol vinden.

Onderscheid tussen de dominante cultuur en de subcultuur; De dominante cultuur heeft het meeste invloed op de samenleving en de subcultuur is een eigen cultuur met een band met de dominante cultuur.

Waarom is cultuur niet aangeboren, maar aangeleerd? ; Door het socialisatieproces: kinderen wordt geleerd welke normen en waarden, gewoontes enz., in de groep waarin ze leven, belangrijk worden gevonden. Internalisatie: geen twijfel over of ze uit eigen overtuiging handelen als ze dingen gaan doen die passen binnen de cultuur.

Voorbeelden geven van cultuurverschillen binnen één etnische bevolkingsgroep; * Gelovig - Niet gelovig = katholiek – protestants * Hippie - Geen hippie * Verschil platteland – stad * Sociaal milieu * Jongerenculturen Verschillen tussen (sub-) culturen van etnische minderheden en de dominante cultuur; etnische minderheden: zeer groepsgericht meestal dominante cultuur: individueel gericht

Omschrijving begrip ‘positiegedrag’; Je gedraagt je binnen een groep zoals de groep verwacht, behorende bij jouw positie.

3 Dimensies in het begrip cultuur; 1. Ideële dimensie ->niet tastbaar: - ideeën over mens en samenleving - godsdienstige opvattingen 2. Normerende dimensie -> uit ideeën ontstaan gewoontes, wetten en strafbepalingen 3. Kunst -> weergave van ideeën en normen

Mensen die zich niet aan de belangrijkste normen van de cultuur van hun groep vertonen afwijkend, deviant gedrag.

Sociale controle binnen een groep.

Hoofdstuk 6 Wat is ‘sociale categorisatie’; Het indelen van groepen o.b.v. kenmerken van de groep. Man- vrouw, jongere oudere, allochtoon, geeft direct een beeld. Etnocentrisme
Je acht mensen uit een ander cultuur minderwaardig

Wat is ‘stereotypering’; De beeldvorming over het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep, vaak erg vereenvoudigd en generaliserend.

3 Oorzaken/redenen voor ‘stereotypering’; 1. Socialisatieproces: - Welke stereotiepe beelden in de opvoeding meegekregen? - Omgeving, media, milieu waar je uitkomt 2. Behoefte aan het creëren van een eigen positieve identiteit -> positief eigenbeeld door “eigen” groep gunstig te laten afsteken t.o.v. andere groepen. 3. Angst voor het vreemde (Xenofobie): iets vreemds kan bedreigend zijn als je daardoor je eigen normen en waarden ter discussie gesteld kunnen worden.

Vooroordelen
Je hebt een mening over de ander die niet gebaseerd is op feiten en kennis.

Gevolg van negatieve beeldvorming; Ontstaan van voor oordelen -> leiden tot discriminatie en racisme

Omschrijving begrip ‘discriminatie’; Het onterecht verschillend (of juist gelijk) behandelen van personen of groepen. Institutionele discriminatie Regelingen zijn bewust of onbewust zo gemaakt dat ze bepaalde bevolkingsgroepen systematisch minder kansen geven. Racisme
Is discriminatie gekoppeld aan het uiterlijk en met name de huidskleur van mensen, ook spelen sterotypering en vooroordelen hier een grote rol. Ze beschouwen bepaalde mensen als minderwaardig
Nieuw racisme
Hier gaat het niet om raciale verschillen, maar de opvatting dat binnen 1 samenleving verschillende culturen niet met elkaar kunnen samenleven.

Discriminatie leid vaak tot achterstand en die achterstand leid dan weer tot negative beeldvorming, er ontstaat een vicieuze cirkel die moeilijk doorbroken kan. Het meganisme van het selffulling prophecy gaat werken.

Mogelijke maatschappelijke en persoonlijke gevolgen van discriminatie; * Minder kans op de arbeids- en woningmarkt * Ontstaan van het gevoel gekwetst en bedreigd te zijn * Ontstaan van spanningen tussen bevolkingsgroepen
Sociale onderklasse
Ongeschoolden met tijdelijke baantjes en arbeidsongeschikten en arbeidsongeschikten met lage inkomens
Een ondergeschikte culturele positie hangt samen met: Positietoewijzing
De samenleving zorgt ervoor dat elke groep zijn plaats toegewezen krijgt.

Positieverwerving
De minderheden zorgen ervoor dat ze een bepaalde plaats in de samenleving verwerven

Fundamentalisme
Een dogmatisch en compromisloos vasthouden aan religieuze en politieke principes en regels die worden gezien als enige waarheid
Verklaringen voor het ontstaan van fundamentalistische bewegingen: - verzet tegen westerse modernisering - het zoeken naar een eigen culturele identiteit - bron van inspiratie voor verzet tegen armoede en werkeloosheid

Slechte beeldvorming over de islam in Nederland: - in extreem rechtse kringen wordt beweerd dat de moslims NL gaan overnemen. - Mensen denken dat de islam gewelddadig en intolerant is - Over de positie van de vrouw, mensen denken dat de man meerdere vrouwen mag hebben - Moslims zouden dieren mishandelen - Moslims zouden zich niet willen aanpassen in de Nederlandse samenleving

Hoofdstuk 7 2 Visies in beoordeling van cultuurverschillen; 1. Cultureel relativisme: Gedrag van andere mensen vanuit hun cultuur begrijpen - volstrekt onbevangen kijk op andere culturen - waarden en normen zijn relatief
2. Universalisme: Algemeen waarden zouden voor iedereen gelden, ongeacht de cultuur waarvan hij deel uitmaakt. Omschrijving van de 4 samenlevingsmodellen; 1. Segregatiemodel: Duidelijke fysieke en sociale scheiding van etnische minderheden van de dominante cultuur op basis van ongelijkheid. 2. Multiculturele samenleving: Verschillende etnische groepen krijgen toegang tot het sociale, economische en politieke leven, gelijkwaardig, mét behoud van de eigen cultuur. 3. Assimilatiemodel: De nieuwkomers nemen de cultuur van de dominante groep volledig over-> eigen cultuur verdwijnt grotendeels. 4. Melting-pot: De etnische groepen en de autochtone bevolking binnen een staat versmelten cultureel en fysiek tot een nieuwe bevolkingsgroep.

Hoofdstuk 8 Omschrijving ‘sociale stratificatie’; gelaagdheid in de samenleving

Indeling aangeven van gelaagdheid in de samenleving; * Onderklasse * Werknemers- of arbeidersklasse * Professionele middenklasse van hoogopgeleide werknemers * Ondernemersklasse * Bovenlaag van kapitaalbezitters en topbestuurders

3 Verschillende verklaringen van maatschappelijke ongelijkheid; 1. Verschil in inkomen
2. Verschil in opleiding
3. Discriminatie van bepaalde groepen

Omschrijving van begrip ‘sociale mobiliteit’; Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder van de ene klasse naar de andere.

Verschil tussen intergenerationele en intragenerationele mobiliteit; Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder t.o.v. je eigen loopbaan of t.o.v. je ouders.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke positie bepaald door: Onderwijs achterstand blijkt uit: * gemiddeld laag onderwijsniveau * relatief slechte prestaties in basisonderwijs * minder vaak doorstroming naar hoger onderwijs * veel drop-outs oorzaken vanuit de samenleving (positietoewijzing): * institutionele discriminatie * leermiddelen en toetsen teveel gericht op Nederlandse leerlingen * onderwijs houdt onvoldoende rekening met niet-Nederlandstalige leerlingen oorzaken vanuit de etnische minderheden (positieverwerving): * onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal * geringe vooropleiding en geringe sociaal-economische status * onbekendheid met Nederlands onderwijssysteem * slechte woonomstandigheden maatregelen van de overheid: * onderwijsvoorrangsbeleid * NT2-cursussen * internationale schakelopleidingen * onderwijs in eigen cultuur en taal (ná officiële schooltijd) * intercultureel onderwijs

Arbeidsmarkt achterstand blijkt uit: * hoge werkeloosheid * langdurige werkeloosheid * lagere functies * veel tijdelijke dienstverbanden oorzaken vanuit de samenleving (positietoewijzing): * mechanisering en automatisering neemt ongeschoold werk over * diploma-inflatie * discriminatie werkgever * institutionele discriminatie
oorzaken vanuit de etnische minderheden (positieverwerving): * laag opleidingsniveau * onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal * niet-vertrouwd zijn met de Nederlandse sollicitatieprocedures * ontbreken van een invloedrijk netwerk van informele sociale contacten
maatregelen van de overheid: * positieve actie ->positieve discriminatie * meldingsplicht; hoeveel allochtonen zijn in dienst bij een bedrijf? * WBEAA (Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen)

Huisvesting achterstand blijkt uit: * concentratie in oudere woonwijken (slecht onderhoud) * te kleine woonruimten oorzaken vanuit de samenleving (positietoewijzing): * toewijzingsbeleid woningbouwvereniging * spreidingsbeleid van de gemeente * weerstanden van de lokale bevolking oorzaken vanuit de etnische minderheden (positieverwerving): * behoefte aan contacten met leden van ‘eigen’ groep maatregelen van de overheid: * verbod op gemeentelijk verspreidingsbeleid * opheffing discriminerende belemmeringen bij woningtoewijzing
ontstaan één nieuwe cultuur o.b.v. de verschillende oude culturen.

Hoofdstuk 10 Minderhedenbeleid t/m de jaren 90:

* jaren 50: snelle assimilatie Indische Nederlanders aparte huisvesting Molukkers * jaren 60: geen minderhedenbeleid i.v.m. tijdelijk verblijf van de gastarbeiders * jaren 70: gezinshereniging en gezinsvorming * na 1975: tweesporenbeleid (= integratie met behoud van de eigen cultuur * jaren 80: bestrijding discriminatie en racisme bevordering politieke participatie meer aandacht voor sociaal economische achterstandspositie * jaren 90: inburgeringscontract (= verplicht Nederlandse taal leren en maatschappelijke oriëntatie)

Oorzaken veranderingen in minderhedenbeleid; 1. Opkomst discriminatie en racisme
2. Komst gastarbeiders
3. Komst verschillende etnische minderheden

Voorbeelden geven van concrete maatregelen om sociale mobiliteit en maatschappelijke positie te bevorderen m.b.t.;

ONDERWIJS: * Onderwijsvoorrangsbeleid (extra middelen voor scholen met hoog percentage leerlingen van etnische afkomst) * Opstapprojecten en schakelklassen (via aangepast onderwijs achterstand wegwerken) * Nederlands-als-tweede-taal * Intercultureel onderwijs (gemakkelijker contact met andere culturen in de samenleving)

ARBEID: * Meldingsplicht van bedrijven over hoeveel werknemers ze in dienst hebben van etnische afkomst. * Positieve actie (overheid laat zien dat het zelf etnische minderheden in dienst neemt)

WONEN: * Verbod op gemeentelijk verspreidingsbeleid * Weghalen van een aantal discriminerende belemmeringen bij woningtoewijzing

POLITIEK: * Vreemdelingen hebben ook grondrechten * Actief en passief strafrecht op lokaal niveau (gemeenten) Hoofdstuk 11 Standpunten van de politieke partijen m.b.t. het minderhedenbeleid;

PvdA: Voorstanders van immigratie, er moeten voorzieningen worden genomen voor opvang en integratie van vreemdelingen. Leren van Nederlandse taal, extra scholing moet worden bevorderd. Vreemdelingen moeten kunnen deelnemen aan het politieke proces.

CDA: Naastenliefde. Verplicht leren van de Nederlandse taal. Bestrijding illegalen. Criminele vreemdelingen moeten sneller het land uitgezet kunnen worden.

VVD: Garantie grondrechten voor allochtonen. Hulp bij integratie. Plicht tot volgen van onderwijs. Voorstander inburgeringscontract. Economische vluchtelingen moet geen toegang krijgen tot ons land. D’66: Opvangbeleid gericht op snelle integratie. Individueel bekijken van vluchtelingen, geen toelatingsquota.

Groen Links: Nederland moet meer buitenlanders opnemen; internationale samenwerking in toelatingsbeleid is noodzakelijk. Recht op gezinsvorming en -hereniging moet blijven bestaan. Klein Rechts: Voorkomen van gettovorming. Bedrijven moeten belasting gaan betalen als ze weigeren allochtonen in dienst te nemen. Basiseducatieplicht. Betere doorstroming hogere vormen van onderwijs. Gezinsvorming en -hereniging bij voorkeur in land van herkomst.

SGP: Subsidiëring moskeeën moet worden afgewezen (anti-christelijk). Toelatingseisen strenger. Extreem Rechts: Multiculturele samenleving moet gestopt worden. Multiculturele huwelijken moeten zo snel mogelijk worden beëindigd. Werkeloze buitenlanders moeten max. 6 maanden na laatste werkdag remigreren. Asielzoekers moeten op aanwezigheid van besmettelijke ziektes gecontroleerd worden.

Begrippenlijst Multiculturele samenleving

1. Waarden: datgene wat mensen nastrevenswaard en waardevol vinden normen: specifieke gedragsregels die voortkomen uit waarden

2. Etniciteit: de culturele kenmerken en gedragingen van een groep mensen die van generatie op generatie worden overgedragen en die wordt versterkt door het besef van gemeenschappelijke afkomst/herkomst

3. Allochtoon: iemand die zich op grond van ras of andere duidelijk zichtbare kenmerken onderscheidt van de oorspronkelijke inwoners van ons land

4. Socialisatieproces: aanpassen aan je omgeving (opvoeding: taal, gedragingen, gewoonten en geloof) verantwoordelijk; ouders familie school TV

5. Acculturatie: door contacten met andere culturen verandert de eigen cultuur

6. Assimilatie: opgaan in de autochtone bevolking

7. Segregatie: duidelijke fysieke en sociale scheiding van etnische minderheden van de dominante groep

8. Integratie: geen achterstandpositie meer, maar met behoud van eigen cultuur (sprake van bij assimilatiemodel en de multiculturele samenleving)

9. Internalisatie: bepaalde normen en waarden worden overgenomen, uit eigen overtuiging zodat je je gedraagt naar de verwachtingen van een groep

10. Subcultuur: afgeleid van de dominante cultuur maar wijkt in sommige opzichten duidelijk af

11. Positiegedrag: je gedraagt je zoals bij jouw positie in de groep hoort

12. Deviant gedrag: (=afwijkend gedrag) er wordt niet gehouden aan de belangrijkste normen van de cultuur van hun groep

13. Sociale controle: binnen een cultuur wordt het gedrag van leden van de groep gewaardeerd of afgekeurd door ‘de rest’

14. Sociale categorisatie: indelen in groepen

15. Xenofobie: angst gebaseerd op niet aanwezige gevaren voor het vreemde

16. Vooroordeel: een mening over een ander die niet gebaseerd is op feiten en kennis maar op basis van stereotypering

17. Stereotypering: beeldvorming over het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep sterk vereenvoudigd en generaliserend

18. Etnocentrisme: uitgaan van de eigen normen en waarden (cultuur) en dit vergelijken met andere culturen

19. Discriminatie: het onterecht verschillend (of juist gelijk) behandelen van personen of groepen

20. Institutionele discriminatie: organisatie/instelling discrimineert; regelingen zo gemaakt dat ze bepaalde bevolkingsgroepen minder kans geven

21. Nieuw racisme: opvatting dat binnen één samenleving verschillende culturen niet met elkaar kunnen samenleven of dat de ene cultuur er als minderwaardig aan de andere cultuur wordt beschouwd

22. Self-fulfilling prophecy: discriminatie leidt tot achterstand en zo weer tot nieuwe negatieve beeldvorming -> vicieuze cirkel die nog moeilijker te doorbreken is

23. Cultureel relativisme: elke cultuur beschouwen vanuit de eigen traditie, geschiedenis, normen en waarden (=cultuur)

24. Universalisme: algemene waarden zouden voor iedereen moeten gelden ongeacht de cultuur waarvan hij deel uitmaakt

25. Sociale stratificatie: gelaagdheid in de samenleving

26. Sociale mobiliteit: het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder van de ene naar de andere klasse

27. Intergenerationele mobiliteit: de stijging of daling op de maatschappelijke ladder t.o.v. je ouders

28. Intragenerationele mobiliteit: de stijging of daling op de maatschappelijke ladder gedurende je eigen loopbaan

29. Etnische onderklasse: onderklasse waarin de etnische groepen oververtegenwoordigd zijn

REACTIES

Y.

Y.

Ga eerst eens wat doen aan het Nederlands en daarna de geschiedenis eens ECHT bekijken, wellicht is er dan een 'objectiever' verslag mogenlijk

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.