Verkeer en vervoer §1 t/m 5

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1311 woorden
  • 7 februari 2005
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
28 keer beoordeeld

§1 Aan het verkeer zie je dat er contacten bestaan tussen mensen of groepen mensen. Verkeer is de infrastructuur (spoorlijnen, waterwegen, vliegroutes, pijpleidingen, maar ook telefoon - en faxkabels) plus de vervoermiddelen. Om de verkeersstromen goed te kunnen begrijpen, zijn de aantrekkelijkheid van het reisdoel en de kosten van belang. Naarmate de reisdoelen meer van elkaar verschillen worden de verkeersstromen ingewikkelder. Vervoer is voorla de lading – meestal mensen of goederen – Plus de organisatie van het verkeer. Conclusie: verkeer is niet hetzelfde als vervoer. Je zou kunnen zeggen: verkeer is vooral het waar van het transport, dus van begin - tot eindpunt. Vervoer is vooral het wat, de lading dus.

Een andere term voor verkeer is mobiliteit. In de aardrijkskunde bedoelen we daarmee de geografische of de ruimtelijke mobiliteit. Die kan aangeven het totale aantal verhuizingen of het totale aantal contacten in een gebied in een jaar. Maar je kunt ook andere soorten mobiliteit onderscheiden. Als je later een beroep wilt hebben waardoor je in een hogere sociale klasse komt, spreek je van sociale mobiliteit. En van beroepsmobiliteit spreek je, als je met een bepaalde opleiding verscheidene beroepen kunt uitoefenen.

§2 Er zijn verschillende oorzaken voor de toegenomen mobiliteit: * Welvaartstoename: mensen kunnen en willen een groter gebied ‘bereizen’. Meer mensen hebben een auto. Mensen gaan vaker op vakantie * Individualisering: hierdoor groeit het aantal eenpersoonshuishoudens. Maar ook binnen de traditionele leefvorm, het gezin, treffen we de individualisering aan: in plaats van samen te reizen, gaan gezinsleden steeds vaker hun eigen weg. De tweede auto speelt hier natuurlijk ook een belangrijke rol. * Emancipatie en vergrijzing: ook vrouwen en bejaarden nemen deel aan allerlei maatschappelijke activiteiten, zoals werk, recreatie, winkelen, cultuur en onderwijs. En dus zijn deze groepen mobieler dan voorheen. * Schaalvergroting: voorbeelden hiervan zijn de grotere afstanden tussen woning en werk, en de toename van het vrachtverkeer door de Europese eenwording. Een apart onderdeel van de totale mobiliteit is de automobiliteit. De automobiliteit neemt toe omdat de totale mobiliteit toeneemt. De automobiliteit neemt extra toe omdat de manieren van vervoer veranderen. Een steeds groter deel van het aantal verplaatsingen en het aantal kilometers wordt per auto afgelegd, en een steeds kleiner deel per fiets of openbaar vervoer. Vooral in de jaren 60 en 70 groeide het autobezit of de autodichtheid enorm. En de groei gaat door. In 1997 waren er ruim 6 miljoen auto’s in Nederland. Dit betekent één auto op elke twee inwoners van 18 jaar en ouder.

De sterke toename van de automobiliteit wordt wel verklaard door de Brever-wet ofwel de 45-minuten-grens: behoud van reistijd bij verplaatsingen. De maximale tijd die mensen in Nederland bereid zijn om te besteden aan woon-werkverplaatsingen is al tientallen jaren lang ±45 minuten per rit. Met de komst van snellere
Vervoermiddelen, zoals de auto, kiezen mensen voor het afleggen van grotere afstanden, en niet voor kortere reistijd.

§3 Na de Tweede Wereldoorlog veroverde de auto in snel tempo terrein op het railverkeer. Ook de bromfiets en in mindere mate de motor droegen hun steentje bij aan de mobiliteit. Zo komen we in een zichzelf versterkende spiraal: omdat de verkeersmiddelen beter werden, gingen de mensen verder van het stadscentrum wonen: suburbanisatie. Doordat er wijken buiten de stad werden gebouwd, moest men wel verder reizen, bij voorkeur met de auto. Anders gezegd: de mogelijkheden tot mobiliteit nemen toe, en ook de noodzaak tot mobiliteit. Als je reist, kun je dat op twee manieren doen: particulier vervoer of openbaar vervoer. Collectief vervoer is een andere term voor gezamenlijk vervoer. De afstand van de reis en de reistijd bepalen grotendeels de keuze van het vervoermiddel. Net als in het personenvervoer heeft elk transportmiddel voor goederen zijn eigen bereik. We kennen hier vier hoofdvervoermiddelen: goederentrein, vrachtauto, schip en vliegtuig. Belangrijk bij goederentransport zijn de kosten en de soorten goederen. Vaste kosten verschillen per vervoermiddel, maar zijn onafhankelijk van de transportafstand. De variabele kosten worden hoger naarmate de afstand toeneemt. Massagoederen of bulkgoederen worden onverpakt getransporteerd. Voorbeelden zijn olie en graan, die los in scheepsruimen of treinwagons worden gestort. Stukgoederen worden verpakt in containers, kisten, kratten, vaten of balen vervoert.

Het laden en lossen van stukgoederen kost veel tijd en dus veel geld. Daarom worden tegenwoordig de meeste stukgoederen in containers vervoerd. Een andere vorm van efficiënt transport is het roll-on-roll-off vervoer.

§4 Een knooppunt is een plaats waar goederen, containers of mensen tussen verschillende vervoerswijzen worden uitgewisseld. Als de transportfunctie van een knooppunt is verdeeld over twee steden die elkaar opvullen spreek je van een complementair knooppunt. Een netwerk is het geheel van knooppunten en aansluitende transportlijnen. Knooppunten kun je op verschillende schaalniveaus onderscheiden, dus voor een omgeving van verschillende grootte. Vervoersstromen kun je onderscheiden in personenvervoer en goederenvervoer. Vervoersstromen liggen in elkaars verlengde of kruisen elkaar. Op een station stappen mensen over van de ene vervoerswijze op de andere of van de ene lijn op de andere. Havens en vliegvelden zijn vaak een begin- en eindpunt van goederenstromen. Ook in hun woon-werkverkeer stappen veel mensen over van het ene op het andere vervoersmiddel. Een transferium is een overstappunt van auto op openbaar vervoer of omgekeerd. Het bevindt zich op een makkelijk bereikbare plek tussen vertrekpunt en bestemming. Er zijn nog andere voorzieningen te vinden. Een Park-and-Ride (P&R)-plaats is een grote parkeerplaats vlak bij een station om voor forensen het openbaar vervoer beter toegankelijk te maken. Vanaf de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening heeft de overheid sterk de nadruk gelegd op de economische ontwikkeling en op de internationale concurrentiepositie van Nederland. Steden die aan hoofdtransportassen liggen, mogen zich sneller ontwikkelen. Als allerlei activiteiten zo dicht mogelijk rond enkele punten worden gevestigd, spreek je van clustering.

Transport is meer dan alleen het verplaatsen van goederen. Omdat de goederenstromen tegenwoordig zo complex zijn, is er speciale kennis nodig om de gehele weg van grondstof tot eindproduct te begeleiden. Deze zorg voor de totale goederenstroom, van productie tot aan consument, evenals de erbij behorende informatie- en geldstromen noem je logistiek. Je moet dan denken aan het sturen, opslaan, bewerken en transporteren van goederen.

§5 Nederland is zeer dichtbevolkt. Bovendien heeft het veel rivieren, kanalen en andere waterwegen, waardoor veel bruggen, tunnels en ponten nodig zijn. Heel veel steden hebben een historische kern: het middeleeuwse centrum met smalle straten is slecht toegankelijk. Bovendien is het grootste gedeelte van de bevolking en van de werkgelegenheid geconcentreerd in de toch al volle Randstad. De goederenproductie is sterk toegenomen. Daarnaast zijn veel producten tegenwoordig ook nog eens erg ingewikkeld. De onderdelen moeten dan vaak van ver en uit allerlei verschillende plaatsen komen. Dus is het niet verwonderlijk dat de drukte op de wegen(=verkeersintensiteit) toeneemt. De verkeersintensiteit kun je meten door het gemiddeld aantal motorvoertuigen per dag op een wegtraject te tellen. Files zorgen voor de economische schade. De bereikbaarheid van de Randstad wordt steeds slechter. Daarnaast zorgen de files voor veel schade aan het milieu: vooral luchtverontreiniging en geluidsoverlast. Er is iets geks met de mobiliteit in Nederland: soms staat de automobilist door filevorming stil als hij wil rijden, maar vaak moet hij, op zoek naar een parkeerplaats, rijden als hij stil wil staan. Fileoorzaak nummer 1 is het woon-werkverkeer nummer 2 is het vrachtverkeer
mensen die -alleen in hun auto- van en naar hun werk reizen, plus het groeiend aantal vrachtauto’s, zorgen dagelijks voor een enorme verkeerscongestie. Je vindt die congestie vaak op dezelfde plaatsen. Een goede manier om de automobiliteit te beheersen is de vermindering van het totale autogebruik. Een voorbeeld hiervan bij het personenvervoer is carpoolen. Bij het goederenvervoer zou het rijden met lege vrachtauto’s moeten worden beperkt. Daarnaast kun je het groeiende verkeer op veel manieren zodanig geleiden dat er minder problemen ontstaan.

Als de werkgevers samen met de overheid proberen om de werknemers op andere manieren van en naar het werk te laten reizen, spreek je van vervoersmanagement. Dit is niet alleen bevorderlijk voor de mobiliteit en de leefbaarheid in het algemeen, maar ook het bedrijf heeft er grote voordelen van.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.