Hoofdstuk 2 t/m 10 (Criminaliteit)

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2486 woorden
  • 24 juni 2004
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
13 keer beoordeeld

Hoofdstuk 2 Waarden en Normen

Cultuur -> Waarden (bijv. Gelijkberechtiging man/vrouw) (dominant) -> Normen (bijv. Gelijke betaling, wet)

Normen religieuze Fatsoens Morele Rechts -> codificatie: alles is in de wet vastgelegd
Soorten: gewoonterecht Staatsrecht Publiekrecht (burgers vs overheid) Privaatrecht (burgers onderling) Strafrecht

Hoofdstuk 3 Wat is criminaliteit?

Criminaliteit -> strafbaar of strafwaardig -> Overtredingen en misdrijven -> straffen volgens legaliteitsbeginsel

Trias Politica: uitvoerende, wetgevende, rechtsprekende macht
Rechtsprekende -> Hoge Raad -> jurisprudentie

Zware criminaliteit vs kleine criminaliteit (veelvoorkomende) • Agressieve • Seksuele • Vermogens • Verkeers • Overig

Hoofdstuk 4 Cijfers en andere onderzoeksgegevens over criminaliteit

Geregistreerd -> niet geregistreerd • Politiestatistieken
1. geen aangifte
2. selectief opsporingsbeleid
3. vaker zichtbare criminaliteit
4. juiste verhoudingen
5. veel wordt nooit ontdekt

• Ophelderingspercentages -> seponeren / transacties

Niet geregistreerd • Slachtofferenquêtes • Self-report-onderzoeken

Verantwoordelijk voor kleine criminaliteit
1. probleemjongeren
2. mensen van etnische afkomst
3. locatie
4. milieugebonden
5. georganiseerde misdaad
6. steeds meer meisjes

Hoofdstuk 5 Het ontstaan van criminaliteit

Renaissance -> Thomas More (1478-1538) -> Sociale oorzaken Rousseau, Montesquieu, Voltaire (rationele verklaringen)

Cesare Beccaria (1738-1794) -> maatschappelijke oorzaken -> klassieke school
Cesare Lombroso (1835-1909) -> evolutietheorie, erfelijk -> antropologische school
Ferri (1856-1929) -> biologische en sociale oorzaken
Durkheim-> normaal maatschappelijk verschijnsel -> milieuschool
Alfred Cohen -> iedereen wil rijkdom, als het niet lukt, dan criminaliteit
Robert Merton -> anomietheorie
Rienk Jonkman -> criminaliteit verzet tegen maatschappij -> verzetstheorie

Hirschi en Box -> waarom mensen geen criminaliteit plegen -> bindingen • attachment (hechte banden • commitment (overwegen risico’s) • involvement (tijd en energie) • belief (geweten)

Shaw en McKay -> jeugdcriminaliteit, jeugd leerde geen normen en waarden
Edwin Sutherland -> negatieve en positieve factoren -> witteboordencriminaliteit
Becker -> deviant gedrag -> stigma

Willem Buikhuisen -> alle factoren spelen mee, sociaal, persoonlijk, biologisch

Moderne criminologen -> multi-causale benadering
Braithwaite -> onderlinge samenhang individuen en samenleving

Hoofdstuk 6 Criminaliteit als sociaal en politiek probleem

Sociaal probleem = criminaliteit geeft een probleem voor de samenleving. Politiek probleem = Het heeft een oplossing nodig, dus het is ook de politiek houdt zich er mee bezig

Criminaliteit Sociaal
Criminaliteit zorgt voor materiele schaden: • De bestrijding van criminaliteit moet betaald worden • Er moet meer bewaakt worden • Er komt zwart geld
Dit moet de burger allemaal betalen via de belasting dus de hele samenleving is de dupe van criminaliteit.

Criminaliteit zorgt voor immateriële schade: (met name mensen die slachtoffer zijn geweest) • Morele verontwaardiging. (mensen winden zich er over op) • Mensen worden beperkt in hun vrijheid • Ze worden bang • Eigenrichting (het recht in eigen hand nemen). • Vervaging normbesef • Verlies aan vertrouwen van medemensen en organisaties.

Massamedia laat de criminaliteit in het nieuws zien. Meestal is dit overdreven, zo krijgen mensen een verkeerd beeld van de criminaliteit.

Politiek probleem, omdat het de rechtsorde verstoort.

Staat
Rechtstaat is te herkennen aan: • Een grondwet • Legaliteitsbeginsel • Scheiding van machten (Trias Politica) • Wetgeving bepaald met volksvertegenwoordigers > democratische rechtsstaat • De uitvoerende macht moet zich houden aan de wetgevende macht • Rechtelijk macht • Grond – of vrijheidrechten van burgers zijn omschreven en gewaarborgd
Trias Politica: • Wetgevende macht zegt wat strafbaar is en wat voor strafvervolging er op staat. • Uitvoerende macht. Moeten zorgen dat de wetten worden uitgevoerd. • Rechterlijke macht: Onafhankelijk rechtspraak.

Er zin wel eens spanning tussen wetgevende en uitvoerende macht, omdat de uitvoerende macht wel eens dingen wil doen om criminelen op de sporen maar volgens de wet mag dat niet. Meestal is hier de OM (openbaar ministerie) bijbetrokken.

Hoofdstuk 7 Strafrecht

Wetgeving criminaliteit: • Strafrecht. (Welk gedrag is strafbaar, onder welke voorwaarden en welke straffen.) • Strafprocesrecht. (Procedures die gevolgd moeten worden als de politie iemand wil veroordelen.)

De belangrijkste bronnen van strafrecht:

• Wetboek van strafrecht • Wetboek van Strafvordering • Opiumwet • Wegenverkeerswet • Wet op de economische delicten • Algemenen zaken inzake Rijksbelasting • Verschillende milieuwetten • De vuurwapen wet.

Wetboek van strafrecht: ( 3 delen) • Algemene Bepalingen • Misdrijven • Overtredingen

Algemene Bepalingen. Principes die horen bij een rechtsstaat. Ze beschermen de burger tegen de overheid. • Legaliteitbeginsel ( Je mag alleen gestraft en veroordeeld worden als daar goede regels voor zijn). - Delictsomschrijving - Strafmaximum. • Ne bis in idem Principe. (Je mag niet twee keer voor hetzelfde gestraft worden.) • Verjaring. ( Na verloop van tijd mag je niet meer vervolgd worden) Verjaringstermijn hangt af van de ernst van de misdaad.

Straffen en maatregelen. Straffen: • Hoofdstraffen • Gevangenisstraf • Hechtenis • Geldboetes • Taakstraffen ( alternatieve straf), alleen bij straf onder de 6 maanden. • Bijkomende straffen. Naast de hoofdstraf en wat met het delict te maken hebben. En de rechter kan beslissen of diens naam bekent wordt gemaakt.

Maatregelen: Niet bedoelt om de dader te laten boeten, maar om de samenleving tegen de dader te beschermen. - De belangrijkste maatregel is terbeschikkingstelling (TBS) - De dader wordt dan behandeld in een inrichting. - Worden vooral op gelegd bij ontoerekenbaarheid. - Kan in combinatie van een straf

Voorwaardelijke straf: - De straf wordt niet in uitgevoerd, behalve als de veroordeeld geen strafbaar feit pleegt. Of het niet nakomen van afspraken.

Strafbaarheid van gedrag. Als gedrag voldoet aan de delictsomschrijving is het pas strafbaar al het voldoet 4 voorwaarden: • Alleen menselijk gedrag is strafbaar. Dieren kunnen niet gestraft worden. • Het moet bewezen zijn. (legaliteitsbeginsel) • Het gedrag moet wederrechtelijk zijn. ( = in strijd met de rechtsorde) Rechtvaardigingsgrond: Verdachte bekent maar hij heeft een goede rede waarom hij niet gestraft zou moeten worden. • Noodweer: Je verdedigde jezelf tegen iemand. Direct relatie • Overmacht: Je wordt gedrongen. Je kon er niks aandoen. Indirecte relatie • Relatieve overmacht / noodtoestand: Je moet kiezen tussen uit 2 kwaden. Je werd gedwongen in een geestelijke situatie.

• Schuldbeginsel ( De dader moet schuldig zijn). Schulduitsluitingsgrond = Er is een rede dat het zijn schuld niet is en in Nederland is het zo. ‘Geen schuld, geen straf” • Ontoerekingsvatbaarheid van de dader. Een gestoorde weet niet wat hij doet. • Noodweerexces: Door emoties sla je harder dan nog is. ( lijkt op noodweer.) • Psychische overmacht / overmachtexces: Iemand stond onder zwaar psychische druk. Moet wel zo zwaar zijn dat iedereen het dan had gedaan. • Afwezigheid door schuld: Je wist niet dat je het deed. Bijv. je verkoopt vergiftige melk dat een ander er in had gedaan en jij wist van niks.

Schulduitsluitingsgronden: • Rechtvaardigingsgronden • Schulduitsluitingsgronden

Bepalen van de strafmaat. Criteria waar de rechter rekening mee moet houden: • Ernst van het delict • Omstandigheden waaronder het is gebeurd • Subjectieve omstandigheden: Dit gaat over de dader. Is er sprake van opzet enz. • Objectieve omstandigheden: Kijkt buiten de dader, de gevolgen van zijn daad. Hoe het slachtoffer er aan toe is. En kijkt naar bijkomende omstandigheden.

Als het alleen een poging is dan wordt de straf met 1/3 verminderd. Je kunt op meerdere manieren deelnemen. Je kunt pleger zijn of medepleger( je deed het samen met een ander), je kan dan de maximale straf krijgen. Als je het uitlokt ben je medeplichtig.

Jongeren
Uitzonderingen bij jongeren: • Kinderen onder de 12 kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden. • Tussen 12 en 18 alleen terechtstaan bij een kinderrechter. • Rechtszittingen zijn niet openbaar. • Er zijn ander straffen en maatregelen. • Jongeren worden de eerste keer doorgestuurd naar Bureau Halt. • Bij sommige gevallen wordt ertussen 12 en 18 toch gewoon berecht, omdat die wordt geacht volwassen gehandeld te hebben.

Hoofdstuk 8 Het straf proces.

Het strafrechtproces staat beschreven in het Wetboek van Strafvordering • De rechter. • Hij zit het proces voor • Hij ondervraagt iedereen • Hij bepaalt of de persoon schuldig is • En hij bepaalt de straf • De rechterlijke macht van de rechter is onafhankelijk • De officier van Justitie • Hij beslist of de verdachte voor de rechter moet verschijnen. • De officier heeft de taak de tenlastelegging( = de aanklacht gebaseerd op wettelijke bepalingen) te formuleren. • In het proces moet hij met bewijzen komen dat de verdachte het heeft gedaan. • In zijn requisitoir(slotpleidooi) eist de officier van justitie een bepaalde straf. De officier werkt in nauw contact met de politie. Alle officieren van justitie worden het Openbaar Ministerie genoemd. Ze worden benoemd door de minister van justitie. • De advocaat • Iedereen heeft recht op een advocaat. • Als je geen advocaat kan betalen dan krijg je een pro-advocaat toegewezen. • De advocaat heeft de taak de belangen van zijn cliënt te verdedigen. • IN zijn pleidooi zal de advocaat pleiten voor vrijsprak of straf vermindering. • Hij heeft een geheimhoudingsplicht • Getuigen • Kan worden opgeroepen door de advocaat of door de officier van Justitie. • Als ze getuigen moeten ze onder ede staan. • Verdachte • Hij hoeft niks te zeggen • Als hij meewerkt kan dat lagere straffen opleveren. • Hij hoeft er niet per se bij te zien • Hij heeft recht op het laatste woord • Hij mag alleen gestraft worden als het bewezen is. • Slachtoffer. • Speelt nauwelijks een rol • Hij kan wel als getuigen gehoord worden.

De organisatie van de rechtelijke macht.

Relatieve competentie = de bevoegdheid van een bepaalde rechter in een bepaalde streek. Absolute competentie = de bevoegdheid om te oordelen in bepaalde conflicten . Je hebt verschillende soorten rechters. • Kantonrechter. Hier komen overtredingen. Uitspraak heet een vonnis • Arrondissementsrechtbanken. Deze behandelt misdrijven. Uitspraak heet een vonnis • De politie rechter, bij eenvoudige zaken alleen • Meervoudige kamer bij meer ingewikkelde zaken • Kinderrechter, is er voor jongeren onder de 18 jaar. Als er in hoger beroep wordt gegaan dan wordt de zaak voorgelegd bij een hogere rechter. Van de arrondissement ga zijn dan naar het Hof. • Hof. Het Hof behandelt alleen beroepszaken. Uitspraak heeft een arrest. • De Hoge Raad. Het hoogste rechtsorgaan van ons land. Een beroep bij de hoge raad heet cassatie. De uitspraak van de hoge raad, is even belangrijk als de wet. Op deze maner ontstaat er jurisprudentie. Bij het Hof en de Hoge Raad heetten de rechter raadsheren en heten hun uitspraken arresten.

Het OM
Heeft drie belangrijke zaken • Het leiden van het opsporingsonderzoek • Het vervolgen van de strafbare feiten. Ze mogen een zaak seponeren. Hierbij speelt het opportuniteitsbeginsel een rol. • Het uitvoeren van het opgelegde vonnis.

Taken en bevoegdheden van de politie: • Ze mogen mensen vragen zich te legitimeren. • Ze mogen verdachte aanhouden voor maximaal 6 uur. • Ze mogen mensen inverzekering vasthouden. • Ze mogen zaken in beslag nemen.(onder bepaalde voorwaarden) • Ze mogen met een schikking de zaak zelf afhandelen.

De verdachte; Deze heeft de volgende rechten: • Hij mag weten waar die van verdacht wordt. • Hij heeft recht op een advocaat • Hij hoeft niet mee te werken. • Hij mag maar voor beperkte tijd worden vastgehouden. • Hij mag in de rechtszaal in hoger beroep gaan.

De reclassering: Ze spannen zich in voor de maatschappelijke inpassing van mensen die met strafrecht te maken hebben. Herhaling te voorkomen en overlast te verminderen. Dit doen ze door: • Het verlenen van vroeghulp • Het verzorgen van voorlichtingsrapportage voor de rechter. • Het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van de taakstraf.

Het slachtoffer: Zij kunnen hulp krijgen bij; • Bureaus slachtofferhulp • Schadefonds Geweldmisdrijven.

Hoofdstuk 9 De discussie over straf

Visies uit het verleden • In de bijbel oude en nieuwe testament

Er waren mensen die zich er tegen verzetten, ze vroegen zich af of het wel rechtvaardig was; • Thomas More: • Boeke en Wichman • Tolstoi

Hugo de Groot, Jean-Jacques Rousseau en Cerare Beccaria zagen de misdaad als het niet nakomen van een contract. Met de verdragstheorie verzette Beccaria zich fel tegen de doodstraf. De Duitse filosoof Nietzsche wilde dat de straf een doel had.

De klassieke stroming: Aanhangers hiervan hebben een niet-deterministisch mensbeeld: de mens is vrij om het goede te doen en het kwade te laten. De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Een aantal conclusies die hier uit werden getrokken voor het strafrecht: • Geen schuld geen straf • Voor zware misdrijven, zware straffen. Proportionele vergelding: maximum straffen voor verschillende misdrijven • Het gelijkheidsbeginsel: zorgen dat er een dadenstrafrecht komt in plaats van een daderstrafrecht. • Personaliteitsbeginsel: Straf mag alleen de dader straffen • Legaliteitsbeginsel: In wet moet staan wat je fout heb gedaan.

De moderne stroming: Aanhangers hiervan hebben een: deterministisch mensbeeld
Een aantal conclusies die hier uit werden getrokken voor het strafrecht: • Als mensen door biologische of sociale factoren niet vrij zijn in hun keuze mogen ze geen straf krijgen. • Daderstrafrecht in plaatst van dadenstrafrecht. De dader moet uitgangspunt zijn voor de gegeven straf • Als de criminaliteit erfelijk is moet er voor gezorgd worden dat niet meer gebeurd. • Criminaliteit veroorzaakt door sociale factoren moet voorkomen worden door maatregelen te nemen.

Abolitionisten( = tegenstanders van straf). Zij vinden dat een misdaad kan worden goed gemaakt door de dader en het slachtoffer via een regeling het conflict laten oplossen. In 1996 sprak de Tweede Kamer over de invoering van dading. Als een regeling niet lukte kwam er alsnog gewoon strafrecht: Coornhertliga: wil graag een ander en humaan strafrecht. Nuttig werk en scholing in plaats van gevangenisstraf.

Doelen en functies van straffen: • Generale preventie: de dreigende werking van straffen die mensen afschrikken. Dit blijkt niet te helpen. Wat wel helpt is de pakkans vergroten. • Speciale preventie: Het geven van straf als de bedoeling dat het niet meer gebeurt. Veel gevangenen recidiveren( =enkele malen hetzelfde plegen.) • Handhaving van de rechtsorde: • Vergelding: Opzettelijk en gerechtvaardigd leed toevoegen aan de misdadiger en soort van wraak. • Resocialisatie: Er staat in de Beginselenwet Gevangeniswezen dat er tijdens straf aan gewerkt wordt de misdadiger weer terug kan keren in de maatschappij. • Beveiliging van maatschappij en burgers. • Genoegdoening.

Hoofdstuk 10 Het overheidsbeleid

De overheid kan kiezen uit een repressief beleid en een preventief beleid. De wetgeving wordt steeds aangepast op wat dat moment zwaarder gestraft moet worden dan vroeger.

Het opsporings- en vervolgingsbeleid
De minister van Justitie bepaald welke misdaad de meeste prioriteiten heeft. Klassenjustitie: Misdaden die worden gepleegd door mensen uit verschillende klassen. Bij deze ongelijke behandeling van verdachte uit verschillende milieus kunnen 2 factoren een rol spelen: • Door verschillende inkomens, opleiding enz. Kunnen niet alle verdachten zich goed evengoed verdedigen • De politie verwacht meestal dat een bepaald crimineel gedrag voorkomt in bepaalde sociaal niveau. Pakkans is afhankelijk van: • De aangifte bereidheid van de burger • De zichtbaarheid van het delict • De selectieve opsporingsbeleid van de politie.

Het gevangenisbeleid: • De rechten en plichten van gevangenen zijn vastgelegd. • Resocialisatie beginsel: opnieuw leren met andere mensen om te gaan. • Meer aandacht voor het individu. • Mogelijkheden om de gevangenen voorwaardelijk vrij te laten.

Preventie: Maatschappelijke problemen die verband hebben met de toegenomen criminaliteit: Onderzocht door de commissie-Roethoff • De werkloosheid • Stijging van de welvaart, meer gelegenheid om te stelen • Toegenomen alcohol en drugsgebruik • Afnemend gezag van de overheid • Afnemend besef van normen en waarden. • De onbestraft laten van overtredingen en misdrijven. • Het verminderen van de sociale controle • Marginalisering van de bepaalde de groepen. ( in de marge is aan de rand van de samenleving)

Mogelijkheden die lokale of landelijke overheden hebben: • Aanpassing van bebouwde omgeving, het bevorderen van sociale veiligheid. • Vergroten van de sociale controle en het functionele toezicht. • Versterken van de binding van opgroeiende generatie met de samenleving, versterking van het normbesef • Voorlichting • Het structureel verbeteren van de leefomstandigheden van mensen. • Invoering van snelrecht en lik-op-stuk-beleid( direct betalen bij een delict)

De aanpak van georganiseerde misdaad. De onderwereld en de bovenwereld vullen elkaar aan. De economie en samenleving draaien zelfs gedeeltelijk op deze samenwerking • De georganiseerde misdaad voorziet mensen van illegalen producten. • Het lost maatschappelijke en economische problemen op waarvoor de overheid geen oplossing kan bieden. Commissie- Van Traa: een onderzoek naar de gang van zake bij georganiseerde misdaad. Deze adviseerde om de mensen met economische kennis er bij te betrekken, omdat straf en repressie niet werken.

Politieke partijen Links: • Gelijkwaardigheid • Spreiding van inkomen, macht, kennis • Grote actieve misdaad

Rechts: • Vrijheid op economisch gebied • Vrijheid van het individu • Kleine passieve overheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.