Fiscus = belastingdienst
A: ABW - echtparen of ongehuwd samenwonende
- alleenstaande ouders
- alleenstaanden
worden gefinancierd door de Rijksoverheid en gemeenten.
Welvaartsvaste uitkeringen = uitkeringensgerechtigheden mogen ook meedelen in de gemiddelde stijging van de welvaart (gemiddelde loonstijging bij bedrijven).
4.3 belastingen en sociale premies vormen de belangrijkste inkomsten voor de collectieve sector
directe belastingen = belastingen opgelegd aan personen, heffingen op het inkomen of vermogen van personen
indirecte belastingen = bv. BTW, betaal je als je wat koopt
arbeidsinkomen = loon, voor zelfstandigen is het winst
collectieve lasten = alle verplichten afdrachten aan de collectieve sector
collectieve lastendruk / lasten quote = collectieve lasten in procent van het binnenlands product
4.3.2. box 1: heffingen over het inkomen dat werd verdient met arbeid
box 2: heffingen over minimaal 5% van de aandelen van een bedrijf
box 3: heffingen over het inkomen verdiend met vermogen (= rente, huur, pacht, winst)
A. Op je loonstrook zijn je premies volksverzekeringen en de loonbelastingen samengevoegd tot één bedrag: de loonheffing / inkomensheffing
Wig (op de arbeidsmarkt) = het gat tussen het bedrag dat de werkgever betaalt en het bedrag dat de werknemer ontvangt.
Aftrekposten zijn voor mensen die bv op de fiets naar werk gaan of van leningen die zijn afgesloten om een eigen woning te kunnen betalen.
Heffingen worden betaald over het bruto arbeidsinkomen verminderd met aftrekposten. Over verschillende schijven en dan opgeteld.
B. inkomen uit vermogen / vermogensinkomen = bv. rente op spaarrekening, winstuitkeringen op aandelen, huur, pacht. De belasting op deze inkomens is de vermogingsrendementheffing. (waarde van eigen huis telt niet mee!!!)
heffingskortingen (iedereen krijgt sowieso â‚1576,- heffingskorting) bv. voor werkenden, ouderen en ouders met jonge kinderen.
4.3.3. successierechten = belasting op geërfd geld.
Kansspelbelasting = belast9ng op geldprijzen boven de â‚454,-
Vennootschapsbelasting = grote ondernemingen, vennootschappen, worden juridisch gezien als rechtspersoon en moeten op de winst belasting betalen
4.3.4. BTW: - gangbaar tarief is 19% voor (niet alledaagse) goederen en diensten - verlaagde tarief is 6% voor noodzakelijke levensbehoeften (bv brood) - nultarief is 0% voor bv. medische diensten, onderwijs en huur
accijnzen = belasting op goederen, door de overheid om je ze niet te laten kopen (bv. op alcohol, suiker, tabak en benzine).
Milieuheffingen = bedoeld om verbruikers aan te zetten tot een zuiniger energiegebruik, waardoor vooral de CO2 uitstoot wordt beperkt (energieheffing = ecotaks)
Invoerrechten = (indirecte belasting) aan de grens worden geïmporteerde goederen duurder door invoerrechten
Motorrijtuigenbelasting = voor het gebruik van de overheidsvoorziening, de wegen.
4.2.5 omslagstelsel = systeem voor de financiering van de sociale verzekeringen. Voor elke verzekering wordt er geschat welk bedrag nodig zal zijn voor de uitkeringen, wordt omgeslagen over de verwachte inkomens en zo komt een premiepercentage tot stand. Het omslagstelsel heeft tot gevolg dat de mensen die op dit moment een inkomen verdienden de AOW-uitkeringen van de huidige bejaarden betalen, dat de werkende in loondienst de uitkeringen betalen voor de huidige werkeloze enz.
kapitaaldekkingsstelsel = ieder persoon betaalt in zijn “actieve†loopbaan premie voor zijn eigen toekomstige uitkering (sparen voor de toekomst dus).
Bv. AKW wordt gefinancierd uit de schatkist. Premies voor de werknemersverzekering worden geheven over looninkomens.
4.3.6. draagkrachtbeginsel = degenen met de meeste draagkracht dienen het zwaarst te worden belast (met onze schijven dus, hogere inkomens, hogere belasting)
nivellering = verhouding tussen hoge en lage inkomens verandert ten gunste van de lage inkomens. Hogere inkomenstrekkers dragen meer procent va hun inkomen af (meer procent!!! Niet meer euro´s!!!)
afdracht in procent van het inkomen = gemiddelde heffingsdruk
progressief = (in Nederland) belasting tarieven lopen op naarmate inkomen hoger is
proportioneel = iedereen hetzelfde tarief
degressief = (komt bijna niet voor) sterkste schouders dragen minste lasten (inkomens worden gedenivelleerd).
Doelmatigheidsbeginsel = inningskosten moeten opwegen tegen het te ontvangen belastingbedrag.
Profijtbeginsel = degene die profiteren van een voorziening moeten ook daarvoor betalen (bv. hoe zwaarder je voertuig, hoe hoger de belasting. Zware voertuigen veroorzaken meer slijtage aan de wegen.
REACTIES
1 seconde geleden