Kloosters · In deze periode groeien de steden snel, en veel kloosters vestigen zich in steden. De kerk richt zich in deze periode steeds meer op de burgers. Er komt hierdoor meer aandacht voor een geloofsverkondiging die ook burgers, leken aanspreekt. Het gevolg hiervan is dat kerk en stad meer verbonden raken en dat heeft veel gevolgen voor de verdere ontwikkeling van de kunsten. Kerken/ Kathedralen krijgen een plaats in het midden van de stad, net zoals in Siena ( waar de vergaderzaal van het stadhuis is beschilderd door Ambrogio Lorenzetti: 2 fresco’s) . · De nieuwe kloosterorden die ontstaan worden ook wel bedelorden genoemd. Ze leven namelijk van giften van de burgerij, in ruil daarvoor zorgen ze voor onderwijs, gezondheidszorg en prediking. Twee voorbeelden van nieuwe kloosterorden zijn: de franciscanen en de dominicanen. Beide orden volgen in zekere zin het gedachtegoed van Bernardus van Clairveaux, die soberheid en ontbering van luxe voorschrijft. Franciscus van Assisi is de stichter/leider van de franciscanen. o ( Franciscus leidt een luxe leven waar een einde aankomt als hij een mis bijwoont. Hij volgt Christus’ manier van leven: zonder bezittingen en luxe. Hij trekt zijn verdere leven al predikend rond, volgelingen reizen met hem mee, net als de discipelen van Christus. Franciscus weet veel afvalligen van het geloof, die tegen de overvloedige rijkdom van de Kerk zijn, weer voor de Kerk te winnen. Hij richt zich tot het publiek in de taal van het volk en niet in het Latijn. Hij herhaalt niet de gebruikelijke psalmen die ook inde kerk te horen zijn, maar zingt als een troubadour en benadrukt de menselijke kant van Christus’ leven. Al tijdens zijn leven, krijgt Franciscus toestemming om een nieuwe kloosterorde op te richten, en 2 jaar na zijn dood verklaart de katholieke kerk hem heilig.) · Vanuit de nieuwe kloosterorden ontstaan de eerste universiteiten die zich vooral richten op de beschrijving en verklaring van de schepping als een volmaakt, kloppend systeem. Geloven alleen is niet meer voldoende. o (Niet alleen bestudering van de Bijbel, ook het interpreteren van bijvoorbeeld klassieke bronnen kan als godsbewijs dienen: Thomas van Aquino is een voorbeeld van deze ontwikkeling.)
Muziek · De muziek is in de kerk is erg belangrijk voor het scheppen van de juiste atmosfeer in de kerk. Musica mundana ( hemelse muziek) wordt naar middeleeuwse inzichten het dichtst benaderd door de menselijke stem, de musica humana. Instrumenten werden niet gebruikt, minder goddelijk, dit was een stimulans voor de ontwikkeling van polyfone kerkmuziek. · De kapelmeesters van de Notre-Dame in Parijs introduceerden de hoge en lage contratenor, die zorgt voor een 2e en 3e stem naast de bestaande melodielijn van de gregoriaanse tenorstem ( de cantus firmus). Tot aan het einde van de 16e eeuw wordt de muziek steeds complexer. Guillaume de Machaut (1300-1377) is de componist van de oudste bewaarde mis, hij is lange tijd cantor geweest in de Notre-Dame van Reims. · De katholieke eredienst wordt nog altijd grotendeels bepaald door een opeenvolging van gezangen. Elke mis heet bestaat uit een vaste onderdelen die veranderen naar het moment in het kerkelijke jaar. Vaste onderdelen zijn de Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei. · In Italië wordt de Franse polyfonie vooral gebruikt voor niet kerkelijke muziek. Francesco Landini ( ca. 1300-1397) is de belangrijkste musicus van de Italiaanse Trecento-muziek ( jaren 1300). Hij was organist, maar heeft voor zover bekend nooit muziek geschreven. Maar hij verbond de polyfonie met de troubadours en zette als eerst teksten van Dante op muziek. De kunstenaars van het Trecento, waaronder, Landini, Giotto, Lorenzetto en Dante zijn de wegbereiders van de Renaissance.
· De kerkmuziek wordt onder andere beïnvloed door muziek van de troubadours. Troubadours zijn reizende musici die langs adellijke hoven reizen in hun muziek klinkt het gregoriaans door, dat komt doordat ze meestal zijn opgeleid in het klooster. De troubadours beïnvloeden met hun muziek ook de straatmuziek. Straatartiesten zijn in die tijd een bekend verschijnsel, ze staan laag in aanzien en worden ook wel vaganten of vagebonden genoemd. Eerst veroordeelt de Kerk deze vaganten: het zijn minstrelen van Satan. Later vermindert dit verzet en worden straatmuzikanten steeds vaker ingezet bij processies en vieringen binnen en buiten de kerk. Zo speelt de Kerk in op de behoefte van burgers om op herkenbare wijze uiting te geven aan het geloof. Vaste rituelen maken steeds meer plaats voor spektakel en er ontwikkelen zich vormen van drama als onderdeel van de vieringen in de kerk. Het liturgisch drama ontstaat vanuit gezongen missen, waarin zo nu en dan sprake is van een soort rolverdeling. Dit liturgisch drama loopt vooruit op de mirakel- en passiespelen, verhalen over bijbelse verhalen die buiten de kerk in volkstaal worden opgevoerd.
Beeldende kunst · De behoefte aan een menselijke voorstelling van religieuze thema’s bepaalt voor een groot deel de ontwikkeling van de schilderskunst. Net als bij de klassieke kunst, wordt ook bij de kunst in de late middeleeuwen weer moeite gedaan om de zichtbare wereld weer te geven. In de gotiek maken fantasiefiguren weer plaats voor mensfiguren en andere afbeeldingen van bestaande wezens. o Giotto ( 1266-1337) is de eerste die bijbelse figuren weergeeft als mensen van vlees en bloed. Giotto was ook één van de eerste kunstenaars die grote aandacht besteed aan met het oog waarneembare zaken ( emoties) en aan de lijst rond de voorstelling. En geeft hij zijn werken wat ruimtelijke perspectief mee, daarmee liep hij voor op het lijnperspectief dat in de renaissance werd uitgevonden.
Gotiek · Suger gaf de aanzet tot de gotische bouwstijl. Hij was abt van de Saint Denis ( kerk waarin de martelaar Dionysius en Franse koningen werden begraven. Suger begint de kerk te verfraaien, hij beschrijft de verbouwingen en in deze geschriften verwijst hij telkens naar teksten van Dionysius ( later bleek dit niet de juiste Dionysius te zijn). Aan deze teksten verleent hij de uitgangspunten van de gotiek. Volgens Pseudo-Dionysius is God licht ? dus licht in de kerk dacht Suger. Deze ramen konden goed gebruikt worden om kleurrijke voorstelling in te verbeelden met als doel de bezoeker te verlichten. · Kenmerken van de gotische architectuur zijn: spitsbogen ? skeletbouw, waardoor het mogelijk was de kerken zo hoog te bouwen én luchtbogen. Omdat de muren niet meer al het gewicht van de constructie dragen is het mogelijk hierin grote vensters te maken, waardoor de kerken vanbinnen heel licht waren. · De gotische steden waren voortdurend bezig hun kerk te verfraaien, ook nadat deze in gebruik was genomen. De kerk/kathedraal kon de bouw financieren door de belasting betalende burgers, en door giften van gilden en edelen uit de omstreken. De opeenvolgende bouwmeesters van de kerk stelden voortdurend hun plannen bij, niemand drukte zo zijn stempel op het bouwproject. Het werk werd uitgevoerd door verschillende bouwloges, waarin kunstenaars en ambachtslieden samenwerkten. Doordat deze bouwloges rondtrokken van het ene bouwproject naar het andere is de gotische bouwstijl zo’n internationale stijl geworden.
REACTIES
1 seconde geleden