Verlichting en Romantiek

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 4457 woorden
  • 26 november 2003
  • 172 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
172 keer beoordeeld

Letterkunde, hoofdstuk 4. De Verlichting.

1. Politiek en Maatschappij. Tot in de 18e eeuw waren er eigenlijk alleen absolute vorsten in Europa. Dat betekent dat de koning alle macht heeft en dat kreeg hij van God. Het was een erfelijke baan. De koning had ook macht op kunst en wetenschap. Engeland was een van de eerste min of meer democratische landen. Daar ontstaan ook liberale ideeën.

1.1. Staatkundige ideeën. John Locke was een filosoof met baanbrekend politieke gedachten. Hij schreef ‘Two Treatises of Government’ waarin hij het absolute koningschap wou afschaffen. Mensen hebben recht op persoonlijke vrijheid. De Franse Montesquieu nam dit over (Lettres Persanes). Zijn belangrijkste werk was De L’esprit des lois, waarin hij schreef dat wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht moeten worden gescheiden. In de VS staat dit al snel in de grondwet. Ook de Franse schrijver Voltaire schrijft een boek tegen het absolutistische koningschap: hij wilde een parlementair stelsel met verkiezingen. Belangrijk voor de Franse Revolutie!

1.2. De politieke situatie in Frankrijk. In 1643 komt Lodewijk XIV aan de macht. Zonnekoning. Paleis in Versailles. Hij wilde indruk maken op andere Europese vorsten. De economie bloeide op, ook door minister Colbert (financiën). Mercantilisme à in- en uitvoer producten. Lodewijk wou Frankrijk vergroten, maar dat is niet heel erg gelukt. Veel andere landen sloten allianties om dat tegen te gaan. Als XIV sterft is Frankrijk arm en leeg. Veel geld ging op aan oorlogen en daar kwam veel onvrede van. 14-7-1789 was dan ook de dag van de Franse Revolutie, de bestorming van de Bastille. Vrijheid, gelijkheid en broederschap.

1.3. De politieke situatie in Engeland. Engeland was anglicaans. Er was geen absolute vorst. Het Lagerhuis had de macht, maar in 1653 trok legerleider Oliver Cromwell de macht naar zich toe. Daarna kwam Karel 2 aan de macht, die wou absolute macht, maar het parlement bleef invloed houden. Katholieken konden geen plaats in het parlement krijgen. Zijn dochter Mary trouwde met de Nederlandse Willem III. In 1688 had je in Engeland de vreedzame Glorious Revolution. Later verbleven veel vorsten alleen in Duitsland, dus kwam de macht van Engeland heel erg in de handen van het parlement te liggen. Onder Walpole heeft het veel invloed op Europa. Engeland wou geen overheersing van het continent en macht over de zeeën.

1.4. De politieke situatie in Duitsland. Duitsland was nogal onbelangrijk in de 18e eeuw. De Dertigjarige oorlog (1618-1648) over politiek en godsdienst was een internationaal conflict op Duitse bodem. Duitsland was eigenlijk een gebied van ontelbare staten en staatjes met veel eigen macht.

1.5. De politieke situatie in de Nederlanden. Nederland werd tussen 1650 en 1800 bestuurd door stadhouders en regenten, behalve tussen 1650 en 1672, toen was een raadspensionaris de baas. Willem III (van Mary) was stadhouder in de Nederlanden, maar ook koning van Engeland. Omdat dat land de handel controleerde profiteerde Nederland hier ook van. Hij sterft, Frankrijk valt de Nederlanden aan en Willem IV wordt koning. Die is te slap en zo gaat het door. Joan Derk schrijft een van de weinige Nederlandse revolutionaire geschriften: Aan het volk van Nederland. In 1795 kwam de Bataafse Republiek en ook hier worden de rechten van mens en burger vastgesteld.

1.6. De opkomst van de Burgerij. De burgerij is een nieuwe klasse en gaat een rol spelen. Financieel had deze klasse het goed. Daardoor kregen ze door dat ze niet altijd hoefden te buigen voor aristocratie. Ze leven erg luxe, met grote huizen. Ook de mode was hip: hoepeljurken. In NL waren ze vaak in het zwart en grijs gekleed. Na de Franse Revolutie wordt de luxe een stuk minder.

2. De ideeën van de Verlichting.

2.1. De term ‘verlichting. Licht wordt geassocieerd met rede, vrijheid en geluk. Engelse term: Enlightenment, Age of Reason. Frankrijk: Lumière. Claire d’esprit. Siècle des philosophes. Duitsland : Aufklärung. Mens, durf je verstand te gebruiken.

2.2. De verlichting in Europa. De verlichting spreidt zich tegenovergesteld van de Renaissance over Europa. Begon in Nederland, vooral wegens de verdraagzaamheid en veel drukkerijen. In de zuidelijke landen gaat het een stuk langzamer door de katholieke macht.

2.3. Rationalisme. De filosoof in de 18e eeuw was een rationalist. De kritische geest van de mensen ontwikkelt, ze gaat de wereld analyseren. De rede en het verstand waren belangrijk. René Descartes was belangrijk. Hij had ook ‘Cogito, ergo sum’ bedacht. Hij had 4 regels voor logisch denken opgesteld: - Alleen duidelijke, scherp omlijnde begrippen zijn goed. - Splits vragen op in zoveel mogelijk stukjes. - Begin bij makkelijke stukjes en ga steeds verder door tot de moeilijke dingen. - Neem alle delen van het probleem in overweging. Zijn boeken hebben enorm veel invloed gehad op andere filosofen. Zo ook Baruch de Spinoza, die ging God mathematisch benaderen en kwam tot de conclusie dat God de natuur was, en andersom. Pantheïsme. Gotfried Wilhelm von Leibniz. Fransman Pierre Bayle was de verpersoonlijking van de esprit critique. Alle meningen weegt hij af. Hij toont ook aan dat een komeet een natuurverschijnsel is.

2.4. Empirisme. De wetenschapper was een empirist. Zintuiglijke waarneming was belangrijker dan het verstand. De mens weet bij geboorte nog niks, maar na onderzoek kan hij dingen gaan begrijpen. Engelse Francis Bacon staat aan de wieg van het empirisme. Novum Organum en Nova Atlantis (ideale samenleving op een eiland). John Locke wordt gezien als echte grondlegger. Essay concerning human understanding. Alleen je zintuigen bieden houvast. Het empirisme kwam dus duidelijk uit Engeland, in tegenstelling tot het Franse rationalisme.

2.5. Verdraagzaamheid en medemenselijkheid. Een wereld van broederlijkheid was een ideaal in de 18e eeuw. Onverdraagzaamheid en onmenselijkheid moesten weg. De Nederlanden stonden bekend als verdraagzaam. Daarom vluchtten ook veel verlichte zielen hierheen en veel filosofen schreven hier hun boeken. Montesquieu, Voltaire, Locke, Leibniz, Bossuet, Lessing, allemaal.

2.6. De encyclopedie. De verspreiding van kennis was ook erg belangrijk. Veel kennis werd verspreid door een encyclopedie. De eerste was van Ephraim Chambers, Encyclopaedia, or a Universal Dictionary of Arts and Sciences. Dit was een succes. In andere Europese landen wilde men ook een ecyclopedie. De Franse encyclopedie (Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers (ambachten). De verspreiding van encyclopedieën heeft Europa veranderd. In Nederland werd eerst de Dictionnaire historique et critique geschreven, daarna het Algemeen huishoudelijk-, natuur- zedekundig- en konstwoordenboek. Over alle onderwerpen stond er wel iets in. Voor iedereen moest het boeiend zijn.

2.7. Verspreiding van de ideeën van de verlichting. Vaak kwamen groepen mensen in gezelschappen bij elkaar. Vriendschap werd gezien als erg belangrijk. Een vriendengroep heette sociëteit. - Academies en genootschappen: Wetenschappelijke bijeenkomsten. Natuur, taal, literatuur en geschiedenis. De belangrijkste was de Académie Française. Die heeft veel invloed gehad op hedendaagse Franse taal (Boileau). Engeland en Duitsland konden natuurlijk niet achterblijven en richtten al snel hun eigen academie op. Nederland bleef op dit gebied lang achter, pas in 1855 werd een Nederlandse academie opgericht, maar in Leiden werd al veel eerder de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde opgericht. Poëzie was in de 18e eeuw literatuur. Dichtgenootschappen. Franse dichters waren hét voorbeeld. De taal werd erg geschaafd en polijst: likkersgilde. Totaal niet spontaan. - Franse Salons: Mannen en vrouwen kwamen zonder speciale organisatie bij elkaar om te discussiëren. Een dichtgenootschap was in feite een georganiseerde salon. De salons ontstonden in Parijs. Catherine de Vivonne nodigde kunstenaars enzo uit om te komen praten en vermaken. Deelnemers waren dus wel intellectuelen. Het waren wel altijd vrouwen die mensen uitnodigden. - Koffiehuizen: Ontstaan in Parijs en Londen. Je kon er lezen, het gelezen werk bediscussiëren en roddelen. Het was alleen voor mannen en rijken. Moraal en godsdienst waren belangrijk, politiek taboe. - Kranten en tijdschriften: In Venetië werd de eerste krant ooit uitgegeven: Notizie Scritte. Een krant werd ook een gazetta genoemd. De eerste tijdschriften waren alleen voor geleerden, literaire en wetenschappelijke dingen werden besproken. Nouvelles de la république des lettres van Bayle kondigde de verlichting aan. De Boekzaal van Europa van Pieter Rabus was het bekendste Nederlandse tijdschrift. Vanaf 1760 ontstonden vaktijdschriften. In Vlaanderen ontstond ook een tijdschrift dat voor de Vlaamse verlichting erg belangrijk was. Je had ook spectatoriale geschriften. Oorspronkelijk uit Engeland, van Richard Steele en Joseph Addison. Het werd geschreven vanuit het gezicht van een fictief persoon. De Nederlandse schrijver was Justus van Effen. Hij schreef over verbeteringen aan de maatschappij en de moraal. Het was dus om iets over te brengen, maar het was wel verborgen. Vertogen over brandende kwesties. Er waren ook vaak discussies via ingezonden brieven. Het was ook intiem en niet ingewikkeld.

3. De verlichting in de Letteren.

3.1. Frans-classicistisch toneel. In de 17e eeuw wilden toneelschrijvers zich niet meer laten leiden door oude regels, maar vrij schrijven. Het ging over werkelijkheid en vrijheid. Maar in de 18e eeuw ontwikkeld zich een toneelschrijfkunst die wel via regels werkt, namelijk eenheid van handeling, tijd en plaats. Dat vond Aristoteles ook al. Taal was ook al belangrijk, het moest namelijk in goede taal geschreven zijn. Waarschijnlijkheid, rede, natuurlijkheid en waarheid. Het heeft veel kunstwerken voortgebracht. Corneille, Racine en Molière. Frankrijk was toonaangevend voor Europa, behalve op toneelgebied. Vooral Engeland (puriteinen) waren tegen theater. In Duitsland schreef Johann Christoph Gottsched regels voor het toneel, maar pas later werd daar het theater populair (von Schiller). Ook in Nederland was het toneel niet cultureel verantwoord, maar gewoon wild. Pels & Meyer: Nil Volentibus Arduum ; vakmanschap door oefening. Daardoor werden literaire werken ook niet origineel: parnas-taal (met klassieke beeldspraak). Pieter Langendijk is de enige toneelschrijver van wie nu nog wat wordt opgevoerd.

3.2. Het burgerlijk drama. Het toneel wordt in Engeland steeds meer verlicht. Ook krijgt de gewone burger een grotere rol en ook eigentijdse problemen krijgen een belangrijke positie in het stuk. Deugd wordt beloond. George Lillo schreef het eerste burgerlijke drama (The London merchant, or The history of George Barnwell). In Frankrijk heet het genre comédie larmoyante. Het niveau was niet bijster hoog en het voornaamste doel was vermaak bieden. Duitser G.E. Lessing was een uitzondering op deze regel (Miss Sara Sampson en Emilia Galotti). Italiaan Carlo Goldoni vernieuwt het toneel met blijspelen. In Frankrijk deed Beaumarchais dit, hij dreef ook de spot met de adel en maatschappij. Hij schreef o.a. Le mariage de Figaro.

3.3. Poëzie. In de poëzie waren classicistische regels ook belangrijk. Veel mythologische en bijbelse figuren kwamen voor in de gedichten. Het was dan ook moeilijk leesbaar. Hubert Corneliuszoon Poot – Akkerleven. De grootste Engelse dichter was Alexander Pope. Hij schreef An Essay on Criticism, waarin stond waaraan een goed gedicht moest voldoen. Dunciad was het grootste satirische gedicht. Hofdichten (tuinen), stroomgedichten (rivieren). Arcadia (herderspoëzie). Heldendichten waren hier erg populair. Voltaire en Klopstock waren de belangrijkste heldendichters. Ook had je fabels, om te moraliseren en vermaken. Jean de la Fontaine (dieren) en Christian Fürchtegott Gellert (mensen).

3.4. Populair proza. In de verlichting wordt proza belangrijker dan poëzie. Het moest begrijpelijk zijn. Je had verschillende soorten proza: - Schelmen- en avonturenverhaal: Een schelm is iemand die uit honger/nood zichzelf aan een bestaan helpt. Om zich te redden moet hij bedriegen en stelen. Een schelm heeft veel mensenkennis. Picareske roman. In de middeleeuwen had je bijv. al Tijl Uilenspiegel. Ik, Jan Cremer is een schelmenroman uit onze tijd. Het avonturenverhaal lijkt wel op een schelmenverhaal. De avonturier gaat op stap om zomaar wat te beleven. Het eindigt vaak met een huwelijk. Middelbursche Avonturier. Schelm en avontuur hadden het hoogtepunt in de 18e eeuw. In Histoire de Gil Blas de Santillane van Lesage is voor het eerst sprake van karakterontwikkeling van de schelm. Den bermakelycken Avonturier is het bekendste Nederlandse schelmenverhaal (Heinsius). Robinson Crusoë van Daniel Defoe is het beste avonturenverhaal. - Levensbeschrijvingen: Het kon gaan om werkelijke biografieën en verzonnen levensverhalen. De laatste moest zo realistisch mogelijk worden weergegeven. Paar voorbeelden: Robinson Crusoë, La vie de Marianne en Le Paysan Pavenue. Leven in die tijd, zedelijk gedrag en karakter. History of Tom Jones (Henry Fielding): natuurlijk mengsel van goed en kwaad. - Reisverhaal: In de verlichting wil men graag reizen, ook om te leren (wetenschappelijke reis). James Cook heeft veel over zijn reizen geschreven. Ook verzonnen reisverhalen waren populair. John Bunyan (The Pilgrim’s Progress from this world to that which is to come). Montesquieu schreef reisverhalen als kritiek (lettres persanes). Gulliver’s Travels (Swift) en Candide ou l’optimisme (Voltaire).

3.5. De Briefroman. Brieven schrijven was een belangrijke sociale vaardigheid. Er waren brievenboekjes die de schrijfetiquette en andere regels uitlegden, volgens de retoricaregels. Ook zaten er kant-en-klare modellen in. In de literatuur had je briefromans. Engelsman Samuel Richardson heeft dit uitgevonden. Pamela, or virtue rewarded. Clarissa, or the history of a young lady. Julie ou La nouvelle Héloise van Rousseau geeft zijn ideeën over liefde en deugden weer. Opzienbarend boek: Les Liaisons Dangereuses van Choderlos de Laclos. Goethe schreef Die Leiden des jungen Werthers. Betje Wolff-Bekker en Aagje Deken schreven in Nederland de eerste briefroman van niveau: Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Relatief laat.

4. Nederlandstalige literatuur.

4.1. Justus van Effen. Gouverneur bij adellijke families. Hij was de man die de spectatoriale geschriften in de Nederlanden bracht. Le misantrophe. La Bagatelle. Le nouveau spectateur français. Daarna de Hollandsche Spectator (360 edities). Het ging over alledaagse dingen, was volksvoorlichting en moest de Nederlandse cultuur behoeden.

4.2. Pieter Langendijk. De enige toneelschrijver waarvan nu nog stukken worden opgevoerd. Hij schreef ook gelegenheidsdichten en kluchten (Don Quichotte bijvoorbeeld). Zijn bekendste werk is het blijspel Het Wederzijds Huwelyksbedrog; tegenstelling tussen schijn en wezen.

4.3. Hieronymus van Alphen. Kinderen werden gezien als mensen die lichamelijk nog niet waren volgroeid. Kinderwereld bestond niet. De verlichting brengt hier verandering in. John Locke schreef als eerste opvoedgeschriften, in Nederland deed Hieronymus van Alphen dit. Hij schreef gedichten die bij zouden dragen aan de opvoeding van kinderen. Het was in begrijpelijke taal voor kinderen, kinderen worden zo bekend met deugden.

4.4. Betje Wolff en Aagje Deken. Samen hebben deze twee dames 4 briefromans geschreven. Sara Burgerhart was geschreven voor gegoede meisjes van ongeveer 18 jaar. Meisjes kunnen zich identificeren met Sara, het werkt opvoedend met de geest van de verlichting. Ze wil eerst niet trouwen, wordt verkracht door R. en dan wil ze trouwen met Hendrik, maar haar vader is hier tegen wegens geloof. Groot succesboek.

2.2. Sentimentaliteit [staat oorspronkelijk in de Romantiek]. Sentimentaliteit is een reactie op het rationalisme. Schrijver Laurence Sterne vond dat werkelijkheid doorvoeld moest worden, niet doordacht. Het ging erom je fantasie de vrije loop te laten. In Nederland viel zijn boek A Sentimental Journey in de smaak. Jacobus Bellamy ging hem imiteren. Het woord sentimentaliteit werd uitgelegd op verschillende manieren. ‘Het vermogen tot moreel oordelen.’ (Richardson). ‘Harmonische leefwijze in onbedorven natuur.’ (Rousseau). ‘Fatale hartstocht.’ (Goethe). De sentimentaliteit zou later in de Romantiek een belangrijke rol gaan spelen. Mensen waren op zoek naar de ideale liefde. Het 2 bolletjes verhaal. Ze dachten dat het leven goed zou komen, dat was erg in strijd met de toekomstvisie van de Romantiek.

Hoofdstuk 5. De Romantiek.

1. Politiek en maatschappij. Zoals zoveel stromingen kwam de Romantiek opgang door omwentelingen in de samenleving: de Franse Revolutie, het bewind van Napoleon en de industriële revolutie.

1.1. De politieke situatie in Europa. Het doel van de Franse Revolutie was een einde maken aan het Ancien Régime. Ook het constitutioneel koningschap (eed afleggen op grondwet) werd ingesteld. Maar in 1792 werd in Frankrijk de republiek uitgeroepen, dus dat was toen ook achterhaald. In 1804 wordt Napoleon keizer van Frankrijk, zijn regime stond in het teken van oorlog en macht in Europa vergroten. 10 jaar later wordt hij gedwongen op te stappen. Omdat hij de Europese landkaart nogal door de war had geschopt werd het Wener Congres bijeengeroepen, daar werd een nieuwe indeling van Europa gemaakt. Oude koningen werden weer op hun troon gezet. 18-6-1815 werd Napoleon bij Waterloo verslagen. Halverwege de 19e eeuw kwamen overal in Europa revoluties, vooral om onder de macht van het overheersende land uit te komen (Polen, Griekenland). Het nationale gevoel was belangrijk.

1.2. De industriële revolutie. 1760-1830 ongeveer. Landen veranderden van agrarisch in industrieel. Dat kwam vooral door de vooruitgang van de wetenschap. Eerst kreeg je de textielindustrie in Engeland, daarna de ijzerindustrie. Sociaal veranderde er ook het een en het ander: je kreeg fabrieksproletariaat. Slechte arbeidsomstandigheden. Fabriekseigenaren werden rijk, de arbeiders arm. Vrouwen en kinderen waren goedkope arbeidskrachten en dus populair. Maar omdat zij werkten kreeg de man in het gezin minder autoriteit.

2. Ideeëngeschiedenis.

2.1. De term ‘romantiek’. Romantiek betekent in de 19e eeuw verlangen naar iets. De term romantic kom je voor het eerst tegen in het midden van de 17e eeuw in Engeland. Daar gaat het om ridder- en herdersromans. Die werden gekenmerkt door verlangen naar harmonie en naar het verloren paradijs. Er zaten ook geïdealiseerde herders en herderinnen. Het einde van de 17e eeuw betekende voor romantiek verlangen naar fantastische gevoelens en gebeurtenissen. Eerst was het een negatieve term. De echtheid van de natuur vs. de onechtheid van romans. Maar vanaf de 18e eeuw wordt dit anders. Romantic ging ook aantrekkelijk en verbeeldingstrelend betekenen. Nadruk op het onuitsprekelijke.

2.2. Verzet tegen bestaande normen. Verzet tegen bestaande normen is het basisprincipe van de Romantiek. Het was ook erg sterk. Er was verzet tegen: 1) Het rationalisme en optimisme van de Verlichting. Niet alles kon meer worden opgelost en het was ook niet altijd zo goed voor de mens. Rousseau had al een pleidooi geschreven voor natuurlijkheid. Dat nam men in de romantiek over. 2) Politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Door de Franse Revolutie had je vrijheid, gelijkheid en broederschap in een nieuw politiek systeem. In Amerika bijvoorbeeld had je een gemeenschap met dezelfde rechten en plichten. Landen die door andere landen worden overheersd (Griekenland bijvoorbeeld) willen onafhankelijkheid. Dat komt ook tot uiting in de literatuur (Multatuli!). De industriële revolutie roept ook veel verzet op, vooral wegens de miserabele omstandigheden. 3) De regels van het classicisme. Kunstenaars eisen artistieke vrijheid. Jacob Geel schreef een essay (Gesprek op den Drachenfels) dat de buitenlandse romantiek slecht was. Kunst was ook nog op zoek naar het harmonieuze evenwicht dat in de Griekse kunst wél al aanwezig was. Klassiek (18e eeuw). Romantisch (19e eeuw). Verstandelijk. Emotioneel. Afgebakend, thuis zijn. Onzeker, zwerven, niet thuis voelen. Aanvaarden werkelijkheid. Afzetten tegen/vluchten van werkelijkheid. Behoefte aan goede helden. Belangstelling voor mensen buiten gewone, heroïsche en misdadige. Behoefte aan algemene en gemeenschappelijke. Individuele, zoeken naar wat mensen onderscheidt, oog voor detail.

2.3. Creativiteit en originaliteit. Vanaf de renaissance tot de Verlichting was het nabootsen van de Griekse en Romeinse kunst wat kunstenaars deden. Je kon het leren en er was een standaard voor kunst. Kunst was een vakmanschap. Dit veranderde tijdens de Romantiek. Creativiteit was het sleutelwoord. Een kunstenaar was geniaal en het was een gave wat je had. Ook in de dichtkunst werden de regels soepeler. Alleen als je creativiteit bezat kon je inzien hoe de wereld in elkaar zit, daar had je verbeeldingskracht bij nodig. Romantische kunstenaars dachten ook dat achter alles een onzichtbare, volmaakte wereld zat, het goddelijke. Op aarde heb je symbolen die hiernaar verwijzen, zoals de duif (vrede) en roos (liefde). Een kunstenaar was een soort held daardoor. Hij kon meer dan normale mensen. Belangrijke mensen gingen kunstenaars steeds meer vereren en waarderen en originaliteit werd dan ook erg belangrijk.

3. Thema’s in de romantische literatuur.

3.1. Het Verleden. Romantische schrijvers waren niet tevreden met het heden en vluchtten naar het verleden, de gouden eeuw of middeleeuwen bijvoorbeeld. Zo ontstond bijvoorbeeld de historische roman, waarbij de historische werkelijkheid minder belangrijk was. Ivanhoe van Sir Walter Scott was hier een voorbeeld van. Hij vertelde het levensecht en was een voorbeeld voor veel schrijvers. Hij had ook veel interesse voor het leven van normale mensen. Spanning was in de verhalen aanwezig door oudere motieven, als het redden van de geliefde. Jacob van Lennep was in Nederland de bekendste historische romanschrijver. De lotgevallen van Ferdinand Huyck. Karakterontwikkeling was er niet.

3.2. Griezel- en gruwelelementen. Zwarte romantici waren geboeid door gruwelijke en afzichtelijke aspecten, vooral van de sombere middeleeuwse kastelen. In Engeland ontstond het in de gothic novel. Geheimzinnige, bovennatuurlijke gebeurtenissen in oude kastelen. Oud manuscript komt boven water, er is een misdrijf geweest in een kasteel wat te maken had met verboden liefde door een mens dat zich had overgegeven aan de duivel. Geesten, heksen enzo komen ook voor. Dit speelt in op de angst van mensen voor duisternis, geestelijke en lichamelijke afwijkingen, dieren en vooral de dood. In de romantiek wordt een gothic novel een echt griezelverhaal. Bijv. Edgar Allan Poe (The pit and the pendulum) en Mary Shelley (van Frankenstein or the modern Prometheus). Allan Poe bedacht ook het detectiveverhaal. Gesloten kamermysterie. Marquis de Sade gaat het verst. Van zijn naam is ook het woord sadisme (lustgevoelens verhogen door seksualiteit en wreedheid te combineren) afgeleid. Alles is slecht, alles is Satans werk. Deze stroming had ook op andere kunstvlakken veel aantrekkingskracht. Wagners combinatie van dood en opera bijvoorbeeld. Nu is het death-metal wat erop inspeelt. Dood, hel en verdoemenis.

3.3. De Natuur. In de dichtkunst drukte men de onbestemde gevoelens uit. Er is weer aandacht voor magie, religie, bezwering en ingeving. De eerste poëzie ging ook over een opdracht van een hogere macht of muze (Homerus bijvoorbeeld). Romantici dachten dat ze met hun gave de diepere betekenissen konden begrijpen. William Wordsworth bijvoorbeeld, I wandered lonely as a cloud. De natuur draait om een schoonheidservaring. Je bouwt hiervan een bestand op dat je altijd kunt oproepen. De natuur geeft ook een teken van onsterfelijkheid: God geeft hiermee een teken.

3.4. Het noodlot. Het leven is een avontuur vol gevaren voor een romantisch mens. Franse dichter Charles Baudelaire schreef hier ook over. Zijn gedichten speelden zich af in de donkere steegjes van de stad Parijs. Nadruk op de sombere zijde van het leven en het kwaad in het leven. Hij behoorde tot de poètes maudits (vervloekte dichters). Zijn dichtbundel Fleurs du Mal was ook een schandaal, er zaten namelijk lesbische gedichten in! Daarna choqueerde hij nog met Les Litanies de Satan, dat waren gedichten die precies het tegenovergestelde van katholieke litanieën waren.

3.5. Het religieuze gevoel. Vanaf de middeleeuwen tot de Verlichting was kunst altijd verbonden geweest met religie. Door natuurwetenschappen werden dingen verklaard door de natuur, niet door God. De Franse Revolutie zette mensen aan om normen en waarden eens onder de loep te nemen. Kunst kreeg steeds meer het doel om schijnheilige dingen aan de kaak te stellen en zich te verzetten tegen van alles. Het oude wereldbeeld wankelde en men vroeg zich af wat de waarheid nou precies is. Mensen waren antirationalistisch. Geloofsbelijdenis ging om de persoonlijke verhouding. Amerikaanse dichter Emily Dickinson zocht God in de natuur. Vlaming Guido Gezelle was ook zo iemand, hij aanbad de natuur en de religie, hij was pantheïstisch (net als de Spinoza). De religieuze poëzie had ook een opleving in de 19e eeuw. Gedichten waren uitingen van persoonlijke gemoedstoestand. Fransman Alphonse de Lamartine was een voorbeeld. Hij schreef zijn religieuze gevoelens op in een soort van gevoelsuitstortingen. Een symfonie ter ere van de roem van de Godheid.

3.6. Humor. Gevoel voor humor werd mogelijk door het gevoel voor betrekkelijkheid. Elke tijd bracht kunst met zich mee hing hiermee samen. Ook denkbeelden bleken vergankelijk te zijn en absolute waarheden werden gewantrouwd. Niet is geheel waar, en zelfs dat niet. Humor kwam uit een lach en een traan. Humor is dat men desondanks lacht. Humor varieerde: van kluchtig tot ironisch. Ironisch werd vooral gebruikt als kritiek, maar dan subtiel. Camera Obscura van Hildebrand is een voorbeeld hiervan. Dat gaat over een familie die tevreden is met zichzelf en geen verandering wil. Piet Paaltjens had humor door de vorm van z’n gedichten. Mark Twain uit Amerika (Tom Sawyer, Huckleberry Finn) vond dat humor verschilt per land. Hij schreef een essay: How to tell a story. Daarin stond uitgelegd hoe je verschillende soorten verhalen moet schrijven. Hij hield ook van practical jokes.

3.7. Het nationale element. De aandacht op het verleden richtte zich ook op muziek en oude gebruiken. Volkskunde werd zelfs een tak van de wetenschap. Des Knaben Wunderhorn van Brentano en von Arnim heeft grote invloed gehad op de Duitse dichtkunst. In de 19e eeuw werden verhalen en liederen voor het eerst opgeschreven, na eeuwen overgeleverd te zijn. Lied van heer Halewijn was oorspronkelijk Nederlands maar door heel Europa vertaald. Vanaf 1800 gingen geleerden hun kamers uit om bij het volk dingen te onderzoeken en naar verhalen te luisteren. Zo ook de gebroeders Grimm. Ze hoorden heel veel sprookjes en hebben ze in hun eigen schrijfstijl later op. Een parallel van het volkssprookje: het cultuursprookje. Die werden door één auteur geschreven. Streekromans werden vaak geschreven in het plaatselijke dialect en gingen om problemen van de boerenbevolking. Schrijvers kregen aandacht voor het eigene van een land. Het nationalisme kwam dus op gang. Men dacht dat de gewone burger de staat en cultuur belichaamde, niet de adel. Hendrik Conscience schudde de Belgen wakker met zijn verhalen, dat ze niet bij Frankrijk en Nederland moesten horen. Hij onderwees het volk in nationaliteitsbesef via schilderende letterkunde. De leeuw van Vlaanderen. Deze verhalen kwamen vooral voor in landen waar volkeren zich los wilden maken van een overheersend land.

4. Nederlandstalige literatuur.

4.1. Hildebrand. Pseudoniem voor Nicolaas Beets. Zijn ironische verhalenbundel Camera Obscura was erg populair. Hij wilde een realistisch beeld schetsen van de Hollandse burgerij. Combinatie van realisme en overdrijving. Zijn verhaal De Familie Stastok lijkt een parodie op de realistische beschrijvingskunst van de Romantiek.

4.2. Piet Paaltjens. Romantische humor met zelfspot en ironie, ook vaak zwaarmoedig. Schreef de bundel Snikken en Glimlachjes. Piet is beïnvloed door zwarte romantiek. De zelfmoorderaar: geen detail werd bespaard.

4.3. A.C.W. Staring. Staring was niet 100% een romanticus, hij is ook verlicht wegens zijn standpunt over techniek, verdraagzaamheid en godsdienst. De onderwerpen uit zijn verhalen komen wel uit de geschiedenis en folklore. Jaromir-cyclus.

4.4. Guido Gezelle. De Vlaamse priester-dichter. Hij verbond religieuze gevoelens aan poëzie met betrekking tot God. Alles in de natuur was een openbaring van God. Hij gaf zichzelf vrijheden op het gebied van rijm, metrum en ritme. Het schrijverke.

4.5. Multatuli. Eduard Douwe Dekkers. Dat was zijn echte naam. Hij schreef het meesterwerk Max Havelaar in een woedeaanval. Hij werkte in het toenmalige Nederlands-Indië. In vier weken schreef hij het boek, een protest tegen het misbruik van het koloniale stelsel. Het is een verhaal in een verhaal in een verhaal. Het begint met de koffieroman in Nederland. Batavus Droogstoppel is een huichelachtige schraper die met verschillende maten meet. Hij begrijpt niets van de twee andere figuren in het verhaal. De Havelaarroman speelt zich af in Indië, geschreven door Stern. Hij had een pak van Sjaalman gekregen (manuscript aan Droogstoppen door zijn kennis Sjaalman). Het gaat over gebeurtenissen in Indië rond Max Havelaar. Dat is de idealistische held. Er staan ook parabels in Max Havelaar. Op het einde van het verhaal worden Droogstoppel en Stern naar huis gestuurd en schrijft Multatuli een verhaal aan koning Willem III. Dan is duidelijk dat deze 2 mannen dezelfde mensen zijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.