1.1
Communicatie> het proces waarbij een zender, bedoeld of onbedoeld, een boodschap overbrengt aan een ontvanger.
Communicatie is mogelijk met of zonder hulpmiddelen, met of zonder taal, met of zonder directe reactiemogelijkheid.
Verschillen tussen zender en ontvanger: -face-to-face: zender en ontvanger zijn beide lijfelijk aanwezig. Feedback is mogelijk en kunnen dus van functie wisselen. -zender en ontvanger maken gebruik van een communicatiemiddel. Soms is directe reactie mogelijk(telefoon) maar soms niet (brief) -Zender richt zich tot groot, meestal betrekkelijk anoniem publiek. Soms is reactie mogelijk (lezing in een zaal) maar meestal niet (radio, tv)
Boodschap: -kern van het communicatieproces -bevat info en als het goed is, wordt daarop direct gereageerd> zo niet: communicatiestoornis -verbale communicatie> gesproken taal -non-verbale communicatie> bv. Lichaamstaal
Medium> middel om een boodschap over te brengen.
Massacommunicatie: de zender is met technische hulpmiddelen in staat om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken > het technische hulpmiddel is bepalend voor dit begrip.
Kenmerken massamedia: -geboden info is openbaar en voor iedereen toegankelijk -de info die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot heterogeen en anoniem publiek. -de relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk -meestal verloopt communicatie eenzijdig. Directe feedback is bijna onmogelijk. De ontvanger kan hoogstens indirect, achteraf reageren.
Media die hieraan voldoen: -gedrukt: kranten en tijdschriften -audiovisueel: radio en tv
1.2
Functies van massamedia: -informeren: bijv het nieuws -amuseren: tjah. -educatie: de kijker kan er iets van leren (teleac) -opinievorming: bijv het lagerhuis
Vaak vervullen programma’s meerdere functies tegelijk>>>>mengfuncties
Politieke functies van de massamedia -woordvoerders- of spreekbuisfunctie: de massamedia verwoorden de in de maatschappij bestaande standpunten. (dmv enquêtes) resultaten worden gepubliceerd in kranten en actualiteitenrubrieken. Wordt vaak uitgevoerd naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. -Informatieve functie: snel informeren vanuit de overheid. Zo kunnen de burgers op de hoogte blijven van de politieke ontwikkelingen. Zonder de massamedia zou het voor de overheid moeilijk zin om snel informatie te verspreiden; voor de burgers zou het insgelijks lastig zijn om op de hoogte te blijven van de politieke ontwikkelingen. (nu komen politieke debatten rechtstreeks op radio of tv) Politiek nieuws heeft in de meeste massamedia een vaste plek. -Commentaarfunctie: met deze functie wordt bedoeld dat de massamedia commentaar leveren op politieke besluiten. Dat kan bijv direct in een redactioneel commentaar in een dagblad, maar ook indirect, bijvoorbeeld door in een actualiteitenrubriek voor- en tegenstanders van een bepaald politiek voornemen of besluit aan het woord te laten. -Onderzoeksfunctie: journalisten zijn niet alleen een doorgeefluik van nieuwsfeiten. Zij onderzoeken ook de achtergronden, zeker als ze vermoedens hebben dat er wel eens iets mis zou kunnen zijn. : informatie die wordt achtergehouden. -Controlerende functie: deze functie vloeit voort uit de voorgaande functies. De resultaten van beleid of juist het ontbreken daarvan geven aanleiding tot publicaties, die op hun beurt weer aanleiding kunnen zijn voor kritiek op dat beleid.
In een democratie vervult de vrije pers een belangrijke rol, omdat de vervulling van de vijf genoemde functies er zorg voor dragen dat zich maar weinig achter de schermen kan afspelen. De relatie tussen overheid en burgers blijft daardoor doorzichtig. Overigens gebruiken politici de media soms als een drukmiddel om besluitvorming te beïnvloeden, bijvoorbeeld door vertrouwelijke informatie te ‘lekken’ en zo in de openbaarheid te brengen.
1.3
Aan reclame worden via de massamedia vaak enorme bedragen gespendeerd. Hieruit blijkt dat de reclamemakers ervan uitgaan dat zij het koopgedrag van consumenten kunnen beïnvloeden en dat zij hun uitgaven voor reclame ruimschoots terugverdienen. In staten waar de vrijheid van meningsuiting minder goed is gegarandeerd, hebben machthebbers vaak de mogelijkheid om via massamedia kritische politieke geluiden te laten horen. Censuur wordt dat genoemd.
Theorieën over de invloed van de massamedia: -selectieve-perceptietheorie -agendatheorie -injectienaaldtheorie -aanhaaktheorie
Selectieve- perceptietheorie Deze theorie gaat ervan uit dat het objectief waarnemen van informatie een illusie is. Ieder interpreteert informatie zodanig dat die past in zijn eigen referentiekader (dwz datgene wat je al weet, met inbegrip van eerder aangeleerde normen of gedragsregels en waarden, opvattingen over goed en kwaad, mooi en lelijk, etc) In het algemeen stelt de selectieve-perceptietheorie dat mensen hun waarnemingen (percepties) selecteren, waarbij hun voorkeur natuurlijk uitgaat naar feiten die passen bij hun normen en opvattingen. Informatie die daar niet bij past wordt niet, minder goed of vervormd waargenomen.
Agendatheorie De agendatheorie richt zich op de betekenis van de massamedia bij het bepalen van de publieke agenda, dat wil zeggen de onderwerpen die in het centrum staan van de aandacht van het grote publiek.
Injectienaaldtheorie Deze theorie ziet de mens als een tamelijk weerloze, passieve spons die kritiekloos de door de massamedia aangeboden informatie aanvaardt. De grote massa wordt als het ware volgespoten met informatie. Hiermee kun je de samenleving indoctrineren. Als machthebbers de mogelijkheid hebben de massamedia te gebruiken als een propagandamachine die stelselmatig alleen die informatie verstrekt die zij gewenst achten, dan kunnen zij het denken van de leden van de samenleving geheel beheersen en manipuleren.
Aanhaaktheorie Ook deze theorie gaat ervan uit dat de meeste mensen in het algemeen niet in staat zijn of zichzelf niet in staat achten een afgewogen oordeel te vormen over allerlei onderwerpen op basis van de grote hoeveelheid informatie die via de massamedia tot hun komt. Daarom sluiten ze zich aan bij het oordeel van mensen die ze betrouwbaar en ter zake kundig achten. Men haakt dus aan bij de mening van iemand die men als een autoriteit op een bepaald terrein beschouwt. >opinieleiders.
Invloed van reclame op de consument De meest indringende vorm van reclame is die via dagbladen, radio en tv >dus via de massamedia. Vaak wordt de consument in reclameboodschappen een wereld voorgeschoteld waarin het aangeprezen product een positieve rol speelt. Reclame is dus per definitie eenzijdige informatie. Om de consument zo goed mogelijk te beïnvloeden, maakt men in de reclame gebruik van een aantal ‘trucs’. -Gebruik maken van een bekend persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief wordt beoordeeld. Zowel nationale als internationale ‘beroemdheden’ zie je dan ook regelmatig in reclames verschijnen -gebruiken van zogenaamde ‘wetenschappelijke’ termen. Moeilijk klinkende woorden, waarvan bijna niemand de betekenis weet, maar die wel indruk maken. Zo weet de gemiddelde consument echt niet wat ‘xylitol’ is maat het klinkt erg wetenschappelijk, dus…. -gebruik maken van termen uit andere talen, vooral Engels, maar soms ook Frans, want dat maakt indruk. Zo is er een crème met een anti-aging system’ en een andere crème schijnt een crème hydratante’ te zijn. Klinkt heel mooi natuurlijk. -Proberen een product aan een bepaalde sfeer te koppelen. Hierbij kun je denken aan de reclames met alcoholhoudende dranken gekoppeld aan gezelligheid. -Proberen in te spelen op specifieke gevoelens van de consument, bijvoorbeeld verantwoordelijkheid voor het leven van je kinderen; denk aan reclame voor brandalarminstallaties. -muziek. Het allerhoogste dat een reclamemaker kan bereiken is dat de consument het aangeboden product weet te herkennen aan een de reclame begeleidende melodie. Soms zijn zelfs de eerste tonen van een melodietje voldoende om de consument aan een bedrijf of product te laten denken. -Inspelen op trends. Denk aan de enorme stroom producten die worden aangeprezen als ‘light’ -Gericht benaderen van doelgroepen. Doelgroepen kunnen zijn: mannen, vrouwen, bepaalde leeftijdsgroepen, inkomensgroepen, enz. Tv-reclame voor speelgoed zal bij voorkeur worden uitgezonden vlak voor en na kinderprogramma’s en in de aanloop naar Sinterklaas zullen reclamecampagnes worden geïntensiveerd. -Humor in een reclame doet het vaak goed, want het houdt de aandacht van de kijker, lezer of luisteraar vast. Een riskant aspect voor de reclamemaker hierbij is dat de aandacht voor de reclamemaker hierbij is dat de aandacht voor de clou ten koste kan gaan naar de aandacht voor het product: men herinnert de grap maar het product niet. -De consument zelf, al of niet geacteerd, aan het woord laten. De reclamemaker hoopt natuurlijk dat het publiek zich identificeert met die ‘gewone’ gebruiker, die zulke enthousiaste dingen over het product zegt.
Reclame probeert het koopgedrag van consumenten te beïnvloeden. Met de spotjes van ‘een beter milieu begint bij jezelf’ wordt getracht de kijkers bewust te maken van de noodzaak verantwoord om te gaan met het leefmilieu. In beide gevallen zijn de makers uit op beïnvloeding. Elke gemeenschap ontwikkelt waarden en normen, die tezamen de cultuur van die gemeenschap of samenleving vormen. Met waarden worden opvattingen aangeduid over goed en kwaad, mooi en lelijk, gepaste en ongepaste omgangsvormen, etc. Normen zijn gedragsregels, gebaseerd op die waarden. Binnen elke gemeenschap gelden andere waarden en normen.
Socialisatie>>>>> overdragen van normen en waarden.
Binnen een gemeenschap moet je je aanpassen. Dat begint vaak met imitatie. Het individu imiteert het gedrag van de leden van die groep waartoe het graag wil behoren of zich mee wil identificeren, bijv door zich net zo te kleden of door bepaalde woorden en uitdrukkingen te gebruiken die binnen zo’n groep vaak worden gezegd.
Invloed van TV-geweld: Agressief gedrag> gedrag dat bewust is gericht op het toebrengen van schade aan anderen of aan zaken die aan anderen toebehoren.
Onderzoek naar de relatie tussen televisiegeweld en agressief gedrag heeft zich vooral gericht op kinderen. Er zijn 3 meningen -de reductiethese -geen-effectthese -stimulatiethese
Reductiethese Aanhangers van deze visie wijzen op de socialiserende rol van televisie. Kinderen leren door het kijken naar situaties waarin gewelddadig gedrag wordt vertoond dergelijke situaties te vermijden. In de kinderpsychiatrie wijst men op kinderen van wie de opvoeding door de ouders danig is verwaarloosd. Juist dankzij de tv, die kennelijk een deel van de opvoeding overneemt, leren die kinderen zich maatschappelijk toch staande te houden.
Geen-effectthese Een belangrijk pleiter voor deze visie is de Britse socioloog Halloran. Hij bestudeerde de invloed van de televisie op grotere groepen in de samenleving. Hoewel hij zich kan voorstellen dat er op individueel niveau misschien wel eens sprake van beïnvloeding kan zijn, die leidt tot na-apen van agressief gedrag, komt hij tot de conclusie dat de invloed van televisie in die zin in het algemeen verwaarloosbaar is. Hij stelt dat je je voor een goed begrip van de oorzaken van geweld zult moeten richten op de samenleving, omdat die oorzaken van geweld zult moeten richten op de samenleving, omdat die oorzaken daar te vinden zijn en niet simpel herleidbaar zijn tot de vertoning van geweld op de televisie. Het televisiegeweld is als oorzaak van agressief gedrag geen factor van betekenis in deze visie.
Stimulatiethese Met name binnen de psychologie komt men tot de conclusie dat het zien van geweld op televisie agressief gedrag tot gevolg kan hebben. De Amerikaanse psycholoog Liebert meent te hebben aangetoond dat geweld op de buis wel degelijk agressief gedrag oproept. Hij stelt dat geweld scènes kinderen leren hoe agressief te zijn. Bovendien kunnen kinderen op grond van sommig televisiegeweld tot de conclusie komen dat geweld kan lonen en een aanvaardbaar middel kan zijn om bepaalde doelen te bereiken.
Relatie tussen de soorten geweld en agressie De aanhangers van de stimulatiethese hebben ook onderzocht welke typen geweldscènes meer of minder aanleiding kunnen vormen tot agressief gedrag. Hoe realistischer het geweld wordt vertoond, hoe groter de kans op imitatie daarvan.
Verder onderzoek noodzakelijk Toch blijven vele vragen onbeantwoord, zoals: -gesteld dat er een relatie bestaat tussen televisiegeweld en agressief gedrag, waarom wordt de één wel in die zin beïnvloed en de ander niet? -waarom worden ver verschillen in agressief gedrag tussen jongens en meisjes geconstateerd? -is er alleen sprake van korte termijneffecten of zijn er ook effecten op langere termijn? -waarom worden er verschillen geconstateerd in beïnvloeding als er volwassenen meekijken? -wat is de invloed bij volwassenen?
1.4
Media Om veel invloed te kunnen hebben, moet er aan minstens één voorwaarde worden voldaan: er moet een groot publiek bereikt worden.
Persvrijheid Het duurde tot 1848 voordat het recht van persvrijheid in de Nederlandse grondwet werd opgenomen. Persvrijheid is een belangrijke voorwaarde voor democratie. Een staatsbestel kan alleen dan democratisch functioneren als er sprake is van goed geïnformeerde, mondige burgers.
Rond 1900 werd reclame een doeltreffend middel om de consument tot kopen te verleiden en de krant werd een belangrijk medium om de consument te bereiken. Die economische ontwikkeling leidde bovendien tot ingrijpende verbeteringen in de infrastructuur, den aan wegen, spoorwegen, de telegraaf en de posterijen. Daardoor werd het mogelijk op grote schaal en snel informatie door te geven en de krant bij de lezers te krijgen.>belangrijke factor:politieke emancipatie v/d bevolking
In een moderne democratie kenmerkt de pers zich door pluriformiteit(=veelvormigheid) Een belangrijk kenmerk van de Nederlandse samenleving gedurende de twintigste eeuw, de verzuiling, gaf die pluriformiteit hier een geheel eigen gezicht
De scheidslijnen tussen die zuilen waren sterk, binnen de zuilen gold een sterke mate van sociale controle en eigenlijk kon je nauwelijks nog spreken van dé Nederlandse samenleving. Feitelijk was er sprake van vier samenlevingen, met hun eigen scholen, politieke partijen, eigen omroepen, eigen vakbonden, eigen sport-en gezelligheidsverenigingen en ook eigen kranten.
Verzuiling
Rooms-katholiek Prot. Chr. Soc. dem. Lib. conservatief
Volkskrant Trouw, Ned. Dagbl Volkskrant NU Alg. Dagblad
KRO EO, NCRV Vroeger parool VVD, LPF, D66
CDA CDA, Chr. Unie PVDA,groenlinks,SP AVRO
RK onderwijs Prot. Chr. Ond. VARA Openbaar onderw.
Openb. Onderwijs
Sinds ongeveer het midden van de jaren zestig is er sprake van een proces van ontzuiling. De muren tussen de zuilen brokkelden af en de zuilen zelf verloren steeds meer aan betekenis. Belangrijke oorzaken daarvan waren en zijn het voortgaande proces van deconfessionalisering en ontkerkelijking en de doorbreking van autoritaire maatschappelijke structuren in de jaren zestig. Maar nog steeds kun je de restanten van de verzuiling aantreffen, denk aan de publieke omroepen en de opdeling in het onderwijs naar religieuze grondslag.
Sommige dagbladen richten zich nog steeds op doelgroepen van lezers met een specifieke levensbeschouwelijke overtuiging.
KWALITEITSKRANTEN>>> richt zich in het algemeen minder op het populaire roddelnieuws, bijvoorbeeld rond ‘bekende Nederlanders’ uit de showbizz en schenkt verhoudingsgewijs veel aandacht aan politiek en cultureel nieuws
POPULAIRE KRANTEN>>>>>>net andersom: -D
REGIONALE DAGBLADEN>>>>>>bieden naast het landelijke en internationale nieuws veel aandacht aan streek-en stadsnieuws. Regionale dagbladen met hun kleinere oplagen kunnen zich geen net van correspondenten permitteren die van overal op de wereld nieuwsfeiten en nieuwsachtergronden inbrengen. Daarom ontlenen zijn dergelijk nieuws vaker dan de landelijke dagbladen aan persbureaus en gemeenschappelijke redacties als de Gemeenschappelijke PersDienst, die voor een groot aantal aangesloten regionale dagbladen landelijke en internationale verslaggeving verzorgt.
INKOMSTEN>>>> uitgevers van dagbladen halen hun inkomsten maar voor een beperkt deel uit abonnementsgelden en de opbrengst van de losse verkoop. Bijna driekwart van de inkomsten bestaat uit de verkoop van advertentieruimte. Hoe groter de oplage van een krant, hoe hoger de advertentieopbrengsten. Terugloop van die oplage kan dagbladen daarom snel in problemen brengen. Vooral veel regionale dagbladen kampen met teruglopende oplagecijfers.
Het bedrijfsfonds voor de pers verdeelt reclamegelden enz.
Weekbladen en andere tijdschriften kunnen ruwweg worden ingedeeld in: -opinieweekbladen -gezinsbladen en sensatiepers -wetenschappelijke, populair-wetenschappelijke en hobbybladen
Opinieweekbladen De opinieweekbladen, die wekelijks verschijnen, leveren wel degelijk ook nieuws, vooral op politiek en cultureel gebied> op een meer beschouwende en opiniërende wijze. Hoewel ze journalistiek onafhankelijk zijn, dat wil zeggen niet gebonden aan een politieke partij, hebben ze toch vrijwel allemaal een min of meer duidelijk politieke signatuur. Vb. Vrij Nederland, Elseviers Magazine, HP/De Tijd, De Groene Amsterdammer, Hervormd Nederland
Gezinsbladen en sensatiepers Panorama en Nieuwe Revu hebben al tientallen jaren succes met hun journalistieke formule van lichtverteerbare artikelen met veel foto’s, vooral gericht op amusement en verstrooiing. In Weekend en Privé vormen vooral filmsterren, bekende Nederlanders en het koningshuis het journalistieke hoofdvoedsel voor berichtgeving. Er wordt veel overdreven of het is niet waar. Dat maakt de redacties weinig uit en de lezers blijkbaar ook niet.
DE RADIO>>>> De radio werd uitgevonden aan het einde van de negentiende eeuw. In Nederland vond de eerste radio-uitzending plaats in november 1916. Snel daarna werden in het verzuilde Nederland omroepen opgericht. De NRCR beet in 1924 het spits af, spoedig gevolgd door de VARA, KRO, VPRO en AVRO
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg de radio een speciale betekenis. Informatie vanuit het vrije Engeland kwam via de ether in het bezette Europese continent. Radio Oranje, die vanuit Londen uitzond, stak de bevolking in het bezette Nederland een hart onder de riem en verzetsgroepen ontvingen gecodeerde berichten, bijv over wapendroppings.
OPKOMST VD TV>>>>> In 1951 werd een begin gemaakt met experimentele tv-uitzendingen. Binnen enkele jaren ontwikkelden de verzuilde radio-omroepen zich tot verzuilde radio- en tv-omroepen. Beschermd door de toenmalige Omroepwet hoefden zij niet bang te zijn voor concurrentie: het omroepbolwerk Hilversum was niet toegankelijk voor anderen dan de gevestigde omroepvereniging. In de jaren 60 kwam er meer vraag naar popmuziek bij jongeren met uitzendingen vanaf zendschepen, verankerd vlak buiten den Nederlandse territoriale wateren. Radio Veronica en Radio Noordzee, piratenzenders genoemd bleken enorme hoeveelheden luisteraars aan te spreken. Het lukte ze niet om tv te maken. Maar hun pogingen deden de overheid wel beseffen dat het omroepbestel toegang moest bieden aan nieuwe omroepen en de TROS, de eerst niet aan een zuil gebonden omroep gebonden omroep deed zijn intrede. Binnen enkele jaren ontwikkelde de TROS zich met zijn aanbod van vooral amusementsprogramma’s tot een van de grootste omroepen.
Omroepbestel -een omroep diende een bepaalde culturele, maatschappelijke of geestelijke stroming in de samenleving te vertegenwoordigen en niet gericht te zijn op het maken van winst -een omroep diende gevarieerde programma’s aan te bieden: 25% info, 25%cultureel, 5%educatief, 25%amusement en 20%vrije ruimte -een omroep diende tenminste 150.000 leden te hebben
De voorspelling dat het met het publieke bestel snel bergafwaarts zou gaan na de commerciële zenders is niet uitgekomen. Er zijn zelf al commerciële zenders weggegaan>sport 7
1.5
nieuwe communicatiemiddelen: mobiele telefoons>iedereen overal bereikbaar
De dagbladen lijden niet onder de opkomst van het mobieltje.
INTERNET>>>>mogelijk om snel gegevens van de ene kant van de wereld naar de andere kant te sturen.
REACTIES
1 seconde geleden