Romeinse rijk

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 8798 woorden
  • 27 januari 2003
  • 298 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
298 keer beoordeeld

Wat waren de oorzaken en wat was de aanleiding tot de val van het West-Romeinse rijk?

Voorwoord Dit werkstuk heeft na veel overwegingen het onderwerp: ‘het Romeinse rijk’ gekregen. De informatie die over dit onderwerp te vinden was, was volledig (soms te volledig). Nog een factor in het kiezen van dit onderwerp was dat we samen vonden dat er over deze zeer belangrijke gebeurtenis zo weinig is vermeld in geschiedenislessen of ander media. Een grootmacht heeft naar onze mening een grote factor op de loop van de toekomst, dus is het zeker waard te kijken naar het verleden. Vooral de ondergang van een dergelijk rijk en dat kan men gebruiken om te voorspellen wat er zou gebeuren met een bijvoorbeeld huidige grootmacht, die het imperialisme mede zou gaan realiseren. Neem als voorbeeld Duitsland (grof genomen 1920-1950). Dit land heeft zich ondanks verschillen op een vergelijkende manier gedragen als de Romeinen ongeveer 2 millenia geleden. Al is deze gebeurtenis op kleinere schaal gebeurd en binnen kortere tijd, toch is het lot van het rijk vrijwel identiek. De geschiedenis ligt dus niet zo ver weg. Bij een kijk op het verleden kan men zien dat bijna elk volk of rijk naar mate van de tijd vergaan is tot stof. Dit vind ik vooral interessant en vandaar wilde ik weten, vooral van dit onderwerp waarover ik niet veel kon vertellen voor dit werkstuk, hoe het Romeinse rijk precies op die manier viel. Van het Romeinse rijk zijn zoveel bronnen gevonden en/of bewaard gebleven dat men zeer bewust is over de leefwijze van de Romeinen en de organen van het rijk. De samenstelling van het werkstuk zal niet te ver ingaan op bepaalde onderwerpen die weinig of geen belang hebben bij de val van het Romeinse rijk Ook heb ik besloten om alle gebeurtenissen van Rome tot aan de splitsing van het rijk te behandelen. Na de splitsing ga ik verder in op het West-Romeinse rijk en niet verder in op het Oost-Romeinse rijk omdat ik meer geïnteresseerd ben in de val van Rome en de rest van het Romeinse rijk en dat ik de hoeveelheid stof wilde beperken tot de gegeven norm. Dit onderwerp heeft mijzelf zeer geïnteresseerd en ik heb naar mijn mening veel informatie vergaard. Ik hoop dat u er hetzelfde over denkt na het lezen van dit werkstuk, betreft de val van het West-Romeinse rijk.

doelstelling hoofdvraag: Wat waren de oorzaken en wat was de aanleiding tot de val van het West-Romeinse rijk?

· Deelvraag1: in hoeverre kon men van verval spreken in het West-Romeinse rijk?

· Deelvraag2: wat hadden de politiek en de keizer voor rol in de ondergang?

· Deelvraag3: wie waren de vijanden van de Romeinen?

· Deelvraag4: wat had de volksverhuizing te maken met de ondergang van het West-Romeinse rijk? Historische inleiding: hoe werd het Romeinse rijk gesticht en welke structuur nam het aan? De stichting

Hoe Rome precies ontstaan is weet niemand zeker. Er is een mythisch kant en een wetenschappelijke kant van het verhaal.

De mythische kant van het verhaal gaat als volgt. Aeneas, die na vele omzwervingen in het gebied Lathium, Italië, aankwam, stichtte daar een stadje genaamd: lavinium (vernoemd naar zijn vrouw). Zijn zoon Ascanius (of: Iulus) stichtte uit lavinium het stadje Alba Longa. Op een gegeven moment regeerde de vorst Numitor over Alba Longa. De broer van deze koning: Amulius, werd jaloers en zette Numitor van de troon. Ook doodt Amulius de zonen van Numitor omdat hij wraak vreesde. De dochter van Numitor (Rhea Silvia) daarentegen, verklaarde hij tot Vestaalse maagd (dat wil zeggen dat ze geen kinderen meer zou kunnen krijgen). Het tegendeel geschiedde. Ze kreeg 2 kinderen, en baarde een tweeling. Deze twee jongetjes noemde ze Romulus en Remus. Amulius stond dit niet toe en beval de tweeling in een rieten mand in de rivier de Tiber te gooien (Aan deze rivier werd het latere Rome gesticht). Door het hoogtij konden de uitvoerende machten van Amulius de oever niet bereiken door de vele poelen. Ze besloten de mand toch ter water te laten in een poel op de plek waar nu vijgenboom Ruminalis staat. Toen het water daalde bleef de mand met de baby’s op een boomwortel steken. De aandacht van een wolvin werd getrokken door het gehuil van de baby’s. Deze wolvin (zie figuur 1) zorgde voor de baby’s totdat een herder van de koninklijke kudde de jongetjes vond. Deze herder (Faustulus) voedde samen met zijn vrouw Laurentia de tweeling op. Toen Remus door een hinderlaag in de kerkers kwam, kwam Numitor erachter wie Remus was. Samen met Romulus en de herders vermoorde hij Amulius. Numitor was van toen af aan weer koning van Alba Longa. Toen Romulus en Remus besloten om op de plek waar zij gevonden waren een stad op te richten kwam er een meningsverschil over wie zou regeren. Ze besloten te wachten op een teken van de goden. Romulus ging op de heuvel Palatijn staan en Remus op de heuvel Aventijn. Als eerste krijgt Remus een teken: er verschijnen zes gieren in de lucht boven het hoofd van Remus. Remus zag dit als een teken en was erg blij dat hij koning zou worden. Even later verschenen er twee keer zoveel gieren (12, dit zou ook het aantal eeuwen zijn dat Rome standhield) boven het hoofd van Romulus. Romulus vond dat hij koning zou moeten worden en er ontstond een gevecht. In dit bloedbad werd Remus gedood, Romulus sticht op 21 april 753 voor Christus de stad Rome (het werd toen nog geen Rome, maar Urbs, wat ‘stad’ betekende).

De opkomst van Rome, vanuit een wetenschappelijk oogpunt begon maar langzaam. Rond het jaar 1600 v. Chr. stonden er (volgens de Romeinse historicus Livius) op de plek waar Rome nu staat een paar houten hutjes die door Romulus tot stad vormde (er gaat tevens een verhaal van de dichter Vergilius dat Rome gesticht is door een Trojaanse prins Aeneas). Rond 509 v Chr. Werd Rome een republiek (na de dood van Julius Ceasar) en kon je zeggen dat vanaf toen het echt Rome groeide. Rome nam veel elementen over van de Griekse cultuur die ze van Griekse steden in het zuiden van Italië overnamen. Het reële stichtingsjaar van Rome is gedateerd op 753 jaar voor Christus. De structuur van het rijk

Toen de Romeinen uit gingen breiden en uiteindelijk allemaal (Latijn sprekende) volkeren in zich opnam kwam er een conflict met de Etrusken.

De vereniging van de twee heuvels, de Palatinus en de Quirinalis, zorgden ervoor dat de stad, die uit de vereniging ontstond een Etruskische heerschappij werd. De Etruskische heerschappij had vernieuwingen zoals kleren, die de Romeinen voor lange tijd droegen. De herkomst van het Etruskische volk is vooralsnog een raadsel. Maar over de structuur van deze heerschappij is wel het een en ander bekend. De Etrusken afkomstig van Etrurie leefden tussen ca. 1000 en 30 voor Chr. Een bijzonder kenmerk van dit volk was dat vrouwen een erg hoog aanzien hadden en dat ze hun eigen taal hanteerden. Op veel tegenslagen na werd Rome hierna een grootstaat. Na de Punische oorlog rond 260 v. Chr. Was Rome uitgegroeid tot een ware wereldmacht. Door ervaring op militair gebied wisten de Romeinen steeds efficiënter hun legers te gebruiken en land te veroveren. Ook werden de Romeinen zich na de Punische oorlog bewust van het Griekse politieke stelsel. De Grieken keken toe, terwijl Rome heel het Middellandse Zeegebied veroverde. De relatie tussen Griekenland en Rome was, niet meer dan logisch, slecht. De grootmacht van Rome werd daarna voor een moment omvergeworpen door de oorlog met Carthago in 264 v. Chr. die in een ramp eindigde. Rome werd omvergeworpen, maar de stad herstelde zich later. Tussen 260 en 160 v. Chr. ging Rome een verandering door. De veroveringen brachten de machthebbers in een gunstige positie, maar gaven ook problemen. De krijgsgevangenen, gemaakt tijdens de veroveringen, werden allemaal tot slaaf gemaakt en dat grote aantal (miljoenen!) spreidde zich uit over Italië. De veroverde gebieden konden ook slecht in stand worden gehouden door de Romeinen. Toen raakten de Romeinen in een burgeroorlog die veroorzaakt werden door loyaliteit van legers aan hun bevelvoerders in plaats van het rijk. Militaire bevelvoerders (waaronder Julius Ceasar) begonnen een wedloop om de macht. De oorlog die hieruit voortkwam duurde ongeveer een hele eeuw, de eerste eeuw v. Chr. De republiek ging ten onder. Augustus , de eerste echte keizer (27 v. Chr. t/m 14 na Chr.) voerde een nieuw soort staatsbestuur in. De gevolgen hiervan waren dat er vrede werd afgedwongen voor het hele rijk. Ook werden de provincies beter onderhouden. Andere keizers van na Augustus konden deze vrede nog twee eeuwen handhaven (in de eerste en tweede eeuw na Chr.). Dit alles was voor de eerste keer (en laatste) onder een groot bestuur. De handel die van daaruit ontstond liep erg goed en er kwam een gemeenschappelijkheid die vooral terug te vinden was in de gemeenschappelijke talen die daarvoor werden gesproken: Grieks en/of Latijn. De voorspoedige handel werd veroorzaakt door de overvloedige vraag naar luxeartikelen. Dit verplichte het Romeinse rijk te handelen met buitenlandse instellingen; import en export. De handelstechnieken werden verbeterd: de wegen werden steeds beter en de vaarroutes steeds meer bevaren (mede voor het vervoeren van legers). Een middelpunt van al de handel was het ‘forum’ (bijvoorbeeld het ‘forum Romanum’), een handelsplein van groot aanzien. Het toenmalige rijk bestond uit zo’n dertig samenwerkende en handelende landen uitgestrekt van Marokko tot Schotse grens, Roemenië, Egypte en Syrië.

Wat precies de kenmerken van de Romeinse cultuur was en de sociale staat waren volgen nu. De gelaagdheid in Rome kan gezien worden als in deze gelaagdheidpiramide:

bovenste laag: Senatoren en grootgrondbezitters
Helemaal bovenaan, in de eerste laag (de top van de samenleving), stonden de senatoren. Zij kwamen voort uit de oude adel, en daarom waren ze erg rijk en bezaten zij grote landgoederen in de omgeving van Rome. De senatoren woonden in de stad en deelden de lakens uit in de politiek.

Laag 2: Rijke handelaars, bankiers en hoge militairen
In de tweede laag zaten de rijke kooplieden, bankiers en hoge militairen. Ook de mensen uit deze laag stonden nog erg hoog in de samenleving.

Laag 3: Kleine zelfstandigen
De kleine zelfstandigen, zoals de boeren en winkelaars, zaten in deze laag. Deze groep was dus eigenlijk de groep van de gewone burgers. Schoolmeesters, bakkers, timmerlieden, slagers, kunstenaars en artsen. De kleine zelfstandigen hadden het niet altijd even makkelijk. Vaak was het moeilijk om stabiel te blijven. Als dit niet lukte, belandden ze in de laagste groep van de samenleving.

Laag 4: Arme burgers
In de vierde laag zaten de arme burgers. Zij hadden geen vaste baan. Ze hadden vaak ook bijna geen bezit. Ze woonden in insulae (de flats in de arme wijken van de stad). Deze mensen werden ook wel proletariërs genoemd. Als de proletariërs geen werk hadden, waren ze volledig afhankelijk van hun patronus (een beschermheer).

onderste laag 5: De niet-vrijen
Helemaal onderaan in de maatschappij bevonden zich de on-vrijen, de slaven. Zij hadden geen rechten, en waren eigendom van rijke personen. Ze konden dus gewoon verkocht worden. De economische situatie waarin de Romeinen leefden verschilde erg per bevolkingslaag. De bovenste lagen hadden veel kapitaal en grondbezit terwijl de onderste lagen dat niet hadden. Jammer genoeg bedroeg de bovenste laag maar weinig mensen en dus waren er veel mensen die in arme omstandigheden leefden en/of zonder werk zaten. Veel slaven en boeren trokken naar Rome om werk te vinden en dit maakte de stad tot een onstabiel oord met veel werkeloosheid en de oplossingen hiertegen moesten gevonden worden. Zo werd bijvoorbeeld het ‘brood en spelen’ beleid ingevoerd. Dit beleid hield het volgende in. De keizers vonden de plebejers (armen en slaven) een probleem vormden. De plebejers moesten iets de doen hebben en vooral iets te eten hebben. Wat eten betreft gaven de keizers de plebejers de annona. Dit was een maandelijkse portie gratis graan die de armen en de slaven in ontvangst konden nemen. Ook organiseerden ze vermaak zoals gladiatorenwedstrijden, toneelstukken en sportevenementen. De spelen die Nero organiseerden hadden vooral een groot succes. Echter waren de Romeinen wel berust op realisme en kwamen er vooral bij de gladiatoren veel plebejers om het leven. Dit was de rol van veel armen in die tijd. De rijken keken toe en hadden een overvloedig leven.

De godsdienst en rituelen die de Romeinen uitoefenden was veelal identiek aan de Grieken mede door de grote invloeden van het Griekse volk op die van de Romeinen na ca. 260 v. Chr. (Punische oorlog). De goden van de Romeinen hebben een andere naam (bijvoorbeeld de Griekse god Zeus werd Jupiter) maar zijn inhoudelijk hetzelfde als de goden. Gigantische tempels werden gebouwd en er werd veel geofferd. De Romeinse keizers werden na hun dood meestal goddelijk verklaard. Romeinen hechtten veel waarde aan hun goden en offerden niet alleen voor hun eigen goden maar ook voor de goden van de vijand, hopend dat dezen hun zouden steunen in plaats van de vijand. Rome kende 66 religieuze feesten tijdens de keizer Augustus. Niet elk feest had even grote waarde, het feest met het hoogste aanzien die tijd was het Saturnusfeest (van 17 tot 20 december). De situatie waarin de bevolking van het Romeinse rijk leefden heeft invloed gehad op het verval en de val van het Romeinse rijk. Het was meestal aan de keizers om orde en rust te bewaren in het rijk. De Romeinen wisten toch het rijk voor een lange tijd in stand te houden. De kleine economische en sociale problemen in het rijk werden langzaam grote problemen en de val van het Romeinse rijk heeft ook een deel hiermee te maken want een rijk is een volk en andersom. Als een volk ontevreden wordt dan is een revolutie of verandering niet ondenkbaar. Al vanaf het begin van de mensheid zijn er verschillen tussen mensen en dus ook in het rijk als het gaat om de economie en gelaagdheid.

Gebruikte bronnen Geschreven

· Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula. · Het rijk van Rome, dr.K.Sprey, Service ’s-Gravenhage, druk “de Ijssel Deventer. · Edward gibbon, Verval en ondergang van het Romeinse rijk, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen

Deelvraag1: in hoeverre kon men van verval spreken in het West-Romeinse rijk? Rome heeft tijdens de grootmacht ook veel problemen gehad met rampen en slijtage van het rijk. Tijdens een militaire politiek was er natuurlijk weinig tijd en geld om de steden te onderhouden. Rome werd bijna regelmatig geteisterd door rampen van de natuur, zoals slijtage van gebouwen en andere vaste activa, overstroming en brand. Na de nederlagen tegen de goten, barbaren en de christenen werd het rijk geplunderd en sleet het langzaam af. Slijtage van het rijk

Toen het Romeinse rijk nog in volle macht was (rond 150 n.C was het hoogtepunt) trad er verval en slijtage op binnen het rijk. Het Romeinse rijk werd op een gegeven moment op hoogtepunt beschouwd (keizer Hadrianus dacht dat het rijk te groot werd om te besturen). De grenzen werden niet meer verlegd. Op politiek gebied verlamde het rijk ook. Corruptie en intriges zorgden voor een rotzooi binnen de regering. In de tweede helft van de 3e eeuw n.C kwamen er dan ook burgeroorlogen om de troon. Rome was een Chaos. Rome werd verdeeld in tweeën: het oost- en West-Romeinse rijk. Na de plunderingen en tijdelijke regering van de barbaarse plunderaars (Goten, Hunnen, enz) en de christenen in het West-Romeinse rijk waren vele gebouwen verwoest. De rijkdommen die het rijk zo groots en machtig maakten werden van de gebouwen afgesloopt. Na de plundering van de goten kwamen de Griekse tirannen voor de overige rijkdommen. Als eerst hadden de barbaarse plunderaars oog voor goud en zilver maar er werd ook minder waardevolle metalen meegenomen zoals brons. Een voorbeeld hiervan is het Pantheon. Dit grootse gebouw werd ontdaan van zijn bronzen dak. Na de plunderingen werd elk gebouw ontdaan van de rijkdommen en waardevolle materialen. IJzer en andere metalen werden omgesmeed, het kostbare marmer werd uitgehouwen en gepolijst en de overblijfselen van de gebouwen na de plunderingen werden verkocht voor degenen die nog interesse hadden. Nu de dierbare bouwwerken waren verminkt hadden zelfs de Romeinen geen baat meer bij de gebouwen en braken ze langzaam zelf af (!), zolang ze er maar winst op konden maken. De ommekeer kwam met de aantreding van Karel de grote, beschermheer van Rome. Gebouwen en werken van Caesar werden door Karel de grote voor een groot deel in ere hersteld, maar heeft ook zijn eigen bouwstijl laten blijken in bijvoorbeeld zijn paleis: Aix-la-Chapelle. Dit gebouw kreeg de rijkdommen (zoals marmer en edelmetalen) uit de Oudromeinse gebouwen verwerkt in het totaal. Ook een deel van deze rijkdommen werd naar de koning van Sicilië (Robert) gestuurd. Een paar gebouwen van grote waarde konden wel gespaard worden maar werden niet meer gebruikt. Het amfitheater bijvoorbeeld werd niet langer gebruikt voor vermaak. figuur11: het amfitheater zoals het nu is
Rome liep leeg. De bevolking was in de 14e eeuw teruggeslonken tot maarliefst 33000 inwoners (!). het aantal nam later weer toe, maar er was veel schade aangericht. De stad wist zich wel te herstellen in bepaalde mate, maar het rijk nam nooit meer de vorm die het had. Een rijk zo groot als het Romeinse rijk is niet makkelijk van de aarde te vegen. Al zit het in de resten, het rijk blijft toch voor een deel bestaan. Verwerping van het oude geloof

De religie in het Romeinse rijk was aan verandering onderhevig. Het voormalige geloof van de Romeinen was gebaseerd op goden. De geloofsovertuiging werd beïnvloed door de komst van de Christenen. De geloofsovertuiging van het Romeinse rijk voor de bekering tot het Christendom staat beschreven in de historische inleiding. De geloofsovertuiging werd beoefend met behulp van tempels en werd op grote schaal verricht. Door de komst van het Christendom werden de tempels niet meer gebruikt en er werden veel kerken en vrome instellingen gebouwd. Na het aantreden van Sixtus de vijfde werd er toegegeven dat er ook oud-marmer van de tempels in de Sint-Pieter verwerkt was. Deze vernieuwingen van geloofsovertuiging hadden tot gevolg dat veel Oudromeinse gebouwen met de grond gelijk werden gemaakt. Deze vorm van verwerping van het geloof vernietigde veel van de cultuur. Deze cultuur kon je als het gezicht van de Romeinen zien omdat de vele gebouwen die nu nog bewaard zijn gebleven met religieuze doeleinden gebouwd waren. Dit was een negatieve invloed van het Christendom
Daarentegen was het niet vreemd dat de Romeinen onder het gezag van de barbaren rond 320 n.C. overstapten naar een ander geloof. De banier van het kruis op de ruïnes viel de Romeinen beter dan het handhaven van het oude geloof. Langzaam werd het Christendom deel van de barbaarse maatschappij. Uiteindelijk heeft het Christendom een langere duur genoten dan de voormalige godenverering. De grote godsdienst was erg succesvol, ook buiten het Romeinse rijk, mede te danken aan de goede verkondiging van het geloof en de inhoud van de religie zelf die natuurlijk de bron en oorzaak is van de geestelijke groei van de religie. De eenheid en discipline die het Christendom uitoefende, samen met de leerstelling, maakte het dat het Christendom oude religies overrompelde, ook die van het oud-Rome. De strijd tegen de elementen In de tijd van de Romeinen waren er een paar onvoorziene krachten die het rijk schade toebrachten, losstaand van oorlogen. Deze krachten heten natuurkrachten. In de geschiedschrijving van het oude Romeinse rijk treffen we gebeurtenissen aan die veel schade aan het rijk heeft gebracht. De hoofdrampen van het Romeinse rijk op materieel gebied kan men indelen in typen. Het eerste type is het element vuur. Rome is door de eeuwen heen meerdere malen getroffen door ernstige branden. De oorzaak hiervoor was meestal menselijk en uitbreiding mogelijk gemaakt door het vele gebruik van hout in de bouw van de goedkopere woningen voor mensen die geen stenen huis konden betalen. Er zijn branden geweest in Rome die hele wijken verwoestten en dagen duurden. De grootste brand die heeft gewoed was de brand van 64 n.C. Deze brand verwoestte een heel deel van Rome (slechts vier van de veertien districten in Rome waren niet aangetast) en woedde zes tot negen dagen. Drie districten werden volledig verwoest. Voor die brand was er meestal sprake van huizen die te dicht op elkaar gebouwd werden en de aanwezigheid van veel mensen. De schrijver Juvenalis had deze drukte al eerder als een probleem gezien en schreef: ‘hoe je je ook haast, altijd is er een enorme menigte voor en achter je, die duwt en trekt’. Julius Caesar, toenmalig keizer, had zelfs de handels- en kooplieden verzocht om ’s nachts hun waren te vervoeren. Alhoewel Rome een brandweercorps had konden de branden niet worden geblust. Heel veel Gebouwen van de Oudromeinse cultuur waren van de aarde geveegd. Ondanks de inzet van de Romeinen konden deze (veelal Griekse) geloofsobjecten niet worden hersteld. Bij tijden van oorlog was het ook nog wel eens het geval dat de vijanden Rome voor gedeelten in de brand staken, echter heeft dit niet geleid tot hevige branden.

Ook een probleem waarmee Rome zat was de ligging van de stad. De ligging aan de rivier de Tiber heeft natuurlijk veel voordelen (handel etc.). Maar waar de Romeinen later achter kwamen is dat de ligging van Rome aan dezelfde rivier ook veel nadelen heeft. Het wat rustig lijkende riviertje veranderd elke lente in een wildstromende rivier door het vele smeltwater uit de bergen. Na de Punische oorlog werd Rome dan ook overstroomd door de uit de oevers getreden Tiber, als gevolg van rukwinden. De strijd van de Romeinen tegen de Tiber duurde als lang als het rijk bestond. De koningen na Augustus deden materieel niks aan de onderhoud van de rivierbedingen maar boden de kans aan religie en plaatselijke belangen en het onderhoud viel stil. Het plan om bij de rivier een paar extra kanalen te graven om het water te kunnen wegvoeren werd van de kaart geschrapt. Toen het eenmaal gevallen was hield niets de rivier meer tegen. Door een maatregel genomen door de natuur in plaats van de Romeinen werd de rivier beheerst. Veel sediment dat de rivier meevoerde heeft de oevers van de rivier verhoogd en het gevaar is daardoor geweken.

Het verval van Rome had dus met meer oorzaken te maken en kan niet aan een gebeurtenis worden toegeschreven. Het is een gevolg van ophopingen van gebeurtenissen en vooral een gevolg van de ongenaakbaarheid van de tijd. Alhoewel de Romeinen over goede technologie beschikten konden ze niet alles voorzien en om zo’n groot rijk te kunnen onderhouden vereist het heel wat kunde en kennis. Als een rijk zich met meerdere dingen moet bezighouden komen er al snel keuzes die beslissen hoe een rijk zich zal gaan ontwikkelen. De legers waarin de Romeinen investeerden hadden bijvoorbeeld een hogere prioriteit dan het onderhoud van het rijk. Mede door zaken zoals dit is het rijk in het niet geraakt. Een grootmacht kan op deze manier wegslijten en mede worden vernietigd door iets wat men toen niet besefte, de Romeinen zelf. Maar ze waren niet de enigen. Factoren zoals de invasies en volksverhuizingen van de Germaanse stammen hadden ook een groot aandeel. Rome veranderde en is nooit meer geworden wat het was. Als het gaat om omvang groeide het wel degelijk maar de Authenticiteit van het Romeinse rijk ging verloren, dit alleen kan je eigenlijk al een val noemen. Niets blijft Authentiek maar voor de Romeinse maatschappij was dit mede een (wat kleinere) oorzaak van het einde. Gebruikte bronnen Geschreven

· Het rijk van Rome, dr.K.Sprey, Service ’s-Gravenhage, druk “de Ijssel Deventer. · Edward gibbon, Verval en ondergang van het Romeinse rijk, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen

Deelvraag2: wat hadden de politiek en de keizer voor rol in de ondergang? De regering De regering die Rome had heeft een groot aandeel gehad in de val. Het was niet alleen de keizer die schuld had aan de slechte regering. De keizer is het gezicht, maar niet het totaal. Het hele orgaan van het bestuur van het Romeinse rijk is verantwoordelijk voor de fouten die gemaakt zijn. Ondanks die fouten had het Romeinse rijk toch een grote prestatie geleverd. Maar waar ging het fout en hoe kon zo’n georganiseerd politiek stelsel dan toch vallen?

De scheiding van het Romeinse rijk in 395 n.C was een gevolg van het groter worden van het rijk, het werd onbestuurbaar. De toenmalige keizer constantijn verplaatste de hoofdstad naar Constantinopel (in Istanboel). Deze scheiding verdeelde het rijk in het Oostelijke gedeelte en het westelijke gedeelte. Na Theodosius kwam er twee keizers over twee rijken. Zijn zoon Arcadius heerste in het Oosten en zijn andere zoon Honorius heerste in het westen. Ook de politiek werd hierdoor grotendeels gespleten. De hoofdstad van het Oosten werd Constantinopel en het westen kreeg de hoofdstad Rome. De echte oorzaak van deze gebeurtenis kunnen we beschrijven als de (morele) verplaatsing van de hoofdstad door de grote uitbreiding die gedaan werd door het toenmalige verenigde rijk. Het Oost-Romeinse rijk hield na de splitsing ruim duizend jaar vol. Het West-Romeinse rijk hield na de splitsing nog maar ca. 150 jaar stand (toen de laatste West-Romeinse keizer werd afgezet). 200 jaar voor de echtelijke val, was er al een vertroebeling in de regering. Na veel moorden op voorafgaande keizers kwam Maximinus Thrax an de macht, Doordat het leger de vorige keizer had geliquideerd. Vanaf die tijd kwamen de keizers vooral van kringen uit het leger. Deze keizers hadden het niet makkelijk. Vijanden zetten de keizers onder grote druk Sommige keizers werden zelfs gevangengenomen en gebruikt als wapen tegen de regering. Over het algemeen stierven er veel keizers op het slagveld. In de tijd van de Romeinen was het gepast dat de keizer als aanvoerder van het leger functioneerde. Het was ook niet gek dat de keizers werden getraind in oorlogstechnieken. De keizer was het leger. In de derde en vierde eeuw n.C waren de keizers vooral gewenst als legeraanvoerders.

In de eeuwen daarvoor (vooral in de 2e eeuw n.C), leek er een rustperiode te zijn als het gaat om problemen, maar de ambtenaren met een goed oog voor (hun eigen) problemen namen waar dat de grootgrondbezitters in gevaar kwamen door het leeglopen van het plattenland. Een maatregel die hiertegen getrokken werd was bijvoorbeeld het degraderen van boeren tot horigen (boeren die verplicht als boeren moesten werken. Voor de burgers echter kwam er een verandering. Burgers met welke nationaliteit dan ook, in de regering konden belanden. Er waren zelfs keizers met een andere nationaliteit dan de Romeinse. Dit had grote gevolgen voor de maatschappij. Dit wil echter niet zeggen dat alles vanaf toen vlekkeloos verliep. Een voorbeeld hiervan is de omgang met geld van de adellijke laag van de bevolking. In plaats van investeren in productiemiddelen deden de rijken andere investeringen zoals het bouwen van badhuizen, theaters en andere culturele dingen. De economie groeide hierdoor traag. Rome was erg gevoelig voor voedselschaarste. Met een niet-evenredige groei van voedselproductie in vergelijking met de bevolkingsgroei kwam er honger. De samenwerking tussen het leger en de politiek was in de 2e eeuw n.C verminderd door de toegenomen aantal beroepsmilitairen. De politiek verloor de grip. Het volgende punt waar de politiek zich vervolgens mee bezig ging houden was de verandering van geloof. Dit was voor Rome onaanvaardbaar. Veel geloven werden verboden omdat ze voor een gevaar zouden kunnen zorgen voor de staat. In de derde eeuw n.C kan je zeggen dat de hel losbrak voor de politiek. In deze eeuw vonden er veel grote gebeurtenissen plaats die een negatief effect hadden op de politiek. Toen het leger meer macht kreeg, doordat de senatoren geld investeerden in privé-legers, ontstonden er kleine oorlogen tussen de legers van de senatoren. De maatschappij leed hier natuurlijk sterk onder. Ze konden niets doen tegen zulke machten. De economische gevolgen van deze politieke crisis was enorm. Ook het vertrouwen van het volk was verloren en het volk kwam in opstand. Dit leidde tot het onafhankelijk worden van provincies. In dezelfde tijd vielen ook de vijanden binnen. De vijanden hadden gewacht op een chaos binnen de regering. Gek genoeg weerhield dit de regering er niet van om nog meer geld aan legers uit te geven. De belastingen werden hierdoor onmenselijk hoog. De boeren kwamen in zo’n slechte situatie dat het grootste deel migreerden naar de steden. De overheid stak hier een stokje voor om elke migrerende boer horig te verklaren (dit wil zeggen dat de boeren voor de staat MOESTEN werken). De overheid hield vanaf toen ieder op zijn plaats. Ook dit verslechterde de economische en sociale situatie. Het principaat deelde de lakens uit. Nog een probleem waarmee de politiek te maken kreeg was het opraken van de edelmetalen en daardoor schaarste aan munten. De munteenheid werd alsmaar minder belangrijk en de burgers gingen ‘ruilen’ in plaats van kopen. Uiteindelijk raakte het leger ook ongeorganiseerd. De val van de militaire grootmacht zorgde ook voor de val van de politiek. Voor de bestuursleden veranderde er inhoudelijk niet zo veel maar ze moesten wel werken voor de idealen van de vijand. De keizers

Aan het einde van het Romeinse rijk was er chaos. Als groot voorbeeld van de chaos was het leven van een keizer. De keizers in Rome leefden onder constante levensbedreiging. In de cijfers valt te lezen dat 30 van de 42 keizers (ca. 72%) aan een onnatuurlijke dood zijn gestorven. Dit kan door moord of veldslagen. Niet gek dat de keizers meestal enige wreedheid over zich hadden. Rome heeft veel keizers gehad in het ruim 1000 jaar bestaan. Veel keizers zijn beroemd geworden maar meer keizers hebben maar een klein plaatsje ingenomen in de reeks van giganten. Meeste keizers hadden een kleine rol in de val van het rijk dus ik ga in dit hoofdstuk alleen de keizers behandelen die tijdens het verval en de val van het Romeinse rijk op de troon hebben gezeten. De keizers van na de scheiding van het rijk tot aan de val hebben allemaal een steentje bijgedragen aan het verval, de een meer dan de ander. De keizers na de splitsing van het Romeinse rijk onder Theodosius de grote (395 n.C), zijn (in volgorde van tijd):

· Honorius- 395 tot 423 · Valentinianus 3- 423 tot 455 · Petronius Maximus- 455 · Avitus- 455 tot 456 · Majorianus- 457 tot 461 · Libius Severus- 461 tot 465 · Jaren zonder keizer- 265 tot 467 · Anthemius- 467 tot 472 · Olybrius- 472 · Glycerius- 473 tot 474 · Julius Nepos- 474 tot 475 · Romulus Augustulus- 475 tot 476

De keizers die na de splitsing van het Romeinse rijk in het westen regeerden zijn volgens veel critici niet meer dan namen geweest. Een paar keizers, zoals Majorianus en Antheius (deze keizer werd geteisterd door Richimer, welk Rome plunderde en onformeel eigen maakte) toonden volgens de geschiedschrijving sterk karakter en regeerden het rijk goed. De laatste West-Romeinse keizer die heeft geregeerd was Romulus Augustulus (de reeële datum van de val van de toenmalige stadstaat onder Romulus Augustulus, was cynisch genoeg in Augustus (in 476 n.C vond de echte val plaats). Deze keizer wordt door de legeraanvoerder en koning van de Oostgermanen Odoaker van de troon gestoten.

Sinsdien kwam Rome te staan onder het bevel van Odoaker, een gotische keizer. Hierna kwamen er nog vele keizers van andere volken en culturen, maar het tijdperk van de Romeinse keizers was ten einde.

Gebruikte bronnen Geschreven

· Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula. · Het rijk van Rome, dr.K.Sprey, Service ’s-Gravenhage, druk “de Ijssel Deventer.

Deelvraag3: wie waren de vijanden van de Romeinen? Het leger Als het om soldaten gaat in het Romeinse rijk kun je zeker spreken van een grootmacht. Er is veel over het leger van de Romeinen bekend omdat veel van hun sporen verspreid zijn over een groot deel van Europa. Soldaten in het leger van de Romeinen zaten dus niet veel stil. Een belangrijke factor in de groei van het rijk had natuurlijk te maken met veroveringen van land door het leger van de Romeinen. Een stereotiep romein ziet men vaak in stripbladen zoals ‘Asterix’. maar het echte leven van een soldaat was erg anders. Het leven van een soldaat was niet erg regelmatig, ze waren niet altijd op veldtocht. ’s Winters werd er meestal niet gevochten en soms ook ’s zomers niet als er geen oorlogen waren. De Romeinse soldaten verbleven rond die rustperiodes in ‘barakken’, wat een groot deel van de legerkampen in beslag nam en waarin getraind werd. De legerkampen waren niet allemaal hetzelfde. Je had grote en kleine kampen omdat ze op sommige plekken meer nodig waren dan op andere plekken. Wel de inhoud van de legerkampen waren veelal hetzelfde en zo efficiënt mogelijk ingedeeld. Het Romeinse leger was in later tijden zeer efficiënt en goed functionerend. De Romeinen hebben op dit gebied andere tijden gehad. Tijdens de Punische oorlogen bijvoorbeeld, liepen de Romeinen veel nederlagen op maar daarna wisten ze hun legers goed te beheersen en hadden ze op dat gebied veel ervaring. Een gemiddeld leger in de keizertijd bestond uit zon 3000 zwaarbewapende mannen en 300 soldaten te paard. Dit was in de defensieve periode. In de offensieve perioden bestond de legermacht uit twee legioenen van 3000 man (leeftijd 17-45) en 1800 soldaten te paard. Ook werd er nog een noodleger aangelegd van de toentertijd ‘oudere’ mensen (45-60 jaar). Elk legioen werd onderverdeeld in manipels, weer bestaande uit twee centuriën. Ook de proletariërs kwamen in het leger als beroepssoldaten. De voornaamste wapens die gebruikt werden waren de pilum (korte werpspeer), de gladius (kort slagzwaard), de hasta (zware lans) en de artillerie (meestal bestaande uit katapultae en balistae, schuttersapparaten). De Romeinse vloot was ook een onmisbaar element in de overwinningen van de Romeinen. Bijvoorbeeld in de Punische oorlog werd een enorme vloot ingezet. Er werd veel kapitaal gestopt in legerdoeleinden. De soldaten bijvoorbeeld kwamen op hun vrijheid na niet veel tekort. Ze werden goed verzorgd en kregen gemiddeld goed betaald (dit geld werd voor een groot deel uitgegeven aan drank). De soldaten hadden in de legerkampen hun eigen verblijfplaats en voorzieningen zoals graanschuren, werkplaatsen, ziekenhuizen, enz. Toch was de militaire discipline nummer 1 op de lijst van prioriteiten. De bevelhebbers waren streng en hard. Dingen zoals huwelijken moesten allemaal in de buurt van de legerkampen voltrokken worden, in dorpen vlakbij. De functie van generaal werd meestal niet vervuld door beroepssoldaten maar door senatoren die naast hun politieke functie ook de militaire functie op zich namen zodat de politiek en het leger dichter bij elkaar zou komen. Het Romeinse leger had ook als functie de grenzen te bewaken en dit werd streng gedaan. Mede had dit een rede dat de Romeinse machten dan eerder bij ontordende gedeelte van het rijk te komen (opstanden, enz). Oorlogen

De oorlogen die de Romeinen gevoerd hebben kennen de volgende perioden: defensieve perioden en agressieve perioden. Defensieve perioden zijn er niet veel geweest in vergelijking met agressieve perioden maar je kan zeggen dat elke periode zonder oorlog gezien kan worden als defensieve perioden. Een defensieve functie van het leger was het grotendeels behouden van de grenzen en opstanden binnen het rijk. De legers waren niet altijd nodig om te veroveren maar regelden ook veel zaken binnen het rijk. Door de nauwe samenwerking tussen politiek en leger was dit mogelijk. De defensieve perioden als gevolg van invasies staan onder de subtitel ‘invasies’. Elke agressieve perioden kunnen we plaatsen onder het ideaalbeeld van de Romeinen: het imperialisme. Imperialisme is streven naar machtsuitbreiding. Doordat Rome niet genoeg nam met de grootte van het rijk dat ze toen hadden, en uit gingen breiden, namen ze veel risico’s.

Rome had niet erg veel vijanden die niet ontstaan waren door eigen toedoen. In het begin van het rijk waren er concurrenten en grootmachten maar na mate het Romeinse rijk groeide wist het op militair gebied er uit te breiden. Deze vrij brutale en kolossale manier om macht te winnen brengt natuurlijk met zich mee dat veel mensen kritiek hebben op het rijk en dat is nog zacht gezegd. Veel volken hadden zich ook tegen de overmacht weten te weren maar de overhand was er voor de Romeinen. De omvang van hun daden zijn ongekend en overal in Europa zijn dan ook sporen van de Romeinen te vinden. Rome had veel landen veroverd en daardoor hun stempel achtergelaten. De tegenslagen die ze hebben gehad in het verleden, zoals de Punische oorlog en de oorlog tegen de Galliërs, waren al snel weer overwonnen en deed het rijk maar weinig (bij de Punische oorlog wisten de Romeinen zelf na de inval van Hannibal de stad Carthago te verwoesten). Gek genoeg waren De meeste volken blij hun bezetters te ontvangen omdat vereniging met zo’n grootmacht veel voordelen kon hebben. Voorbeelden daarvan is dat deze landen dan ook gebruik konden maken van het wegennetwerk die de Romeinen met zoveel kunde hebben weten te installeren. Ook de irrigatiemethoden van de Romeinen brachten veel voordelen met zich mee en kon zelfs de welvaart van het desbetreffende land verbeteren, alleen dan onder een andere heerser. Een nadeel van deze bezettingen was dat de cultuur van de volkeren grotendeels verloren ging. Maar voor vele landen veranderde niet veel, behalve dan de titel: ‘provincie van het Romeinse rijk’. Veel verhalen van glorie en pracht wat een hoofdstad zoals Rome nog elke dag vult met verbaasde blikken, bij een kijk op het verleden. Maar was het Romeinse rijk dan wel altijd zo machtig? En hoe kwam het rijk militair ten val? Dit alles wordt verklaard met de komst van de barbaren en de Christenen. Hoe konden zij het grote rijk dan toch ten val brengen? Dit zijn vragen die dieper graven op gebeurtenissen die de hele geschiedenis van Europa en verder hebben bepaald, de val van het Romeinse rijk.

De val van de militaire grootmacht Hoe het Romeinse rijk ten val kwam had natuurlijk te maken met meerdere aspecten. Het militaire aspect in dit geval te heeft maken met meerdere gebeurtenissen. In 410 n.C kwam er een grote verandering in macht. Langzamerhand werden de Romeinse provincies overrompeld door volkeren. Het Romeinse rijk was door de grote omvang niet altijd militair even sterk in elke provincie. Ook de discipline die het leger had ging met de loop van de jaren achteruit en in de tijd van de invasies was het vrijwel gedaan met het moreel en de discipline. Een land zonder eenheid heeft geen toekomst. Dit was het geval bij het Romeinse rijk. Ook de invasies waren hierdoor slecht te stoppen. Dit heeft mede geleid tot overname en veroveringen van gedeelten van het rijk en uiteindelijke vernietiging van de grootmacht. Achteraf kun je zeggen dat de Romeinse trots voor leger en volk een bepaalde blindheid met zich meebracht. De Romeinen waren blind voor de vijanden. Ze onderschatten de vijanden. De gevolgen van deze blindheid resulteerden in militaire rampen: invasies (in dit geval: volksverhuizingen, zie deelvraag4). Deze aanleiding had de val van het Romeinse leger in 476 onder Romulus Augustulus tot gevolg. Invasies Voor de val van het Romeinse rijk zijn er meerdere invasies geweest die hebben geleid tot de totale vernietiging. Hieronder volgen alle invasies van de Gotische stammen met hun eigen manier van veroveren. Ook de hunnen hebben een groot aandeel geleverd in de Ondergang van het rijk. Hieronder staan de invasies beschreven. Alles is op chronologische volgorde.

De eerste echte invasie die te maken heeft gehad met de val van het Romeinse rijk op militair gebied was de invasie van Alarik, leider van de Goten. Het ontstaan van deze oorlog was wederom te danken aan de Romeinen zelf. Na de moord op veel Gotische vrouwen en kinderen, die gevangen waren in Rome, gingen de Goten op veldtocht, maar deden dit zeer beheerst. De Goten vestigden zich aan de grens van het Romeinse rijk en wachtten tot de toestand in het Romeinse rijk zodanig was verslechterd (in de tijd van Honorius, 408 n.C) was er een crisis in Rome), dat ze konden invallen. Alarik had ook veel steun van overlopende Romeinen die naar ze vonden werden afgedankt door het regime. Toen besloten ze het Romeinse rijk binnen te vallen. Ze omsingelden Rome. Hun plan was om de Romeinen uit te hongeren. Als gevolg stierven veel Romeinen aan honger. Toen de pest kwam, veroorzaakt door de vele lichamen die gewoon in de stad lagen, rees het dodental de pan uit. Nu moesten de Romeinen wel onderhandelen. Voor een grote som aan vergoedingen wisten de Romeinen de stad te redden maar daar was het gevaar niet mee geweken, er kwam zelfs een tweede invasie. De tweede invasie van Alarik ontstond door de versteviging van zijn leger waarmee hij de haven Ostia (de haven die de bron voor de bevoorrading was van Rome) veroverde en boodschappers zond naar Rome met de simpele boodschap: geef je over of ik verpletter Rome. Uit angst voor hongersnood en/of de angst voor invasies stemden de Romeinen in en op dat moment liepen er veel Romeinse staatshoofden over uit angst. De koning kon niets anders doen dan zijn troon over ter beschikking te stellen voor de Gotische koning. Dit ging niet zonder geweld. In een nachtelijke inval op Rome werden de poorten geopend door overlopers en het leger stroomde binnen. De Goten haalden alle rijkdommen weg en vermoordden elke zich verzettende burger. Ook de vrouwen werden verkracht. Enkele gebouwen werden in brand gestoken. Een voorbeeld van een vernietigd gedeelte van Rome is het forum Romanum, deze handelsplek werd ontdaan van z’n kostbare beelden en werd in de brand gestoken. Veel Romeinen vluchtten en bereikten verre continenten, en zelfs de hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk, Constantinopel. Het leger van Alarik, bestaande uit voornamelijk Italianen, Spanjaarden en Duitsers, dat nog steeds in Rome verbleef werd ongecoördineerd en ongedisciplineerd. Door hun haat voor het geloof van de Romeinen (het Christendom) werden veel gebouwen vernietigd. Veel mensen werden ook gemarteld. Vier jaar werd Rome door deze barbaren bestuurd, doch ernstig beschadigd. Adolphus, de opvolger van Alarik (Alarik overleed vroegtijdig door een korte ziekte), sloot vrede met de Romeinen. In een poging om de vandalen te onderdrukken werd hij vermoord en zijn opvolger Wallia zorgden ervoor dat de Goten zich veel later ook in Aquitanië vestigden. Het Romeinse rijk ging vanaf toen onder de naam: ‘het Gotische koninkrijk Italië. Vanaf hier was Rome de macht verloren. Stammen namen om de beurt het rijk over.

De tweede echte invasie die het Romeinse rijk gekend heeft was de invasie van Attila. Attila, leider van de Hunnen, veroverde zowel Italië als Gallië. Uiteindelijk was Attila eenvan de grootste veroveraars van de geschiedenis. De invasie van Gallië is niet van belang voor dit werkstuk, alhoewel Gallië bij het Romeinse rijk hoorde. De invasie op Italië door Attila begon na de invasie in Gallië die Grotendeels mislukt was. De reële ondergang van het West-Romeinse rijk heeft hiermee te maken. Samen met een enorm leger Hunnen trok hij over de alpen op weg naar Aquileia. Na de totale vernietiging van deze stad trok hij verder op naar Rome, en legde de steden, die op zijn pad lagen, in as. Het Romeinse rijk werd op dat moment bestuurd door de eerste vrouwelijke keizerin: Pulcheria. Enkele steden die voor hem vrijwillig de poorten openden werden grotendeels gespaard. Toen de Hunnen dichter en dichter bij Rome kwamen stuurden de Romeinen een afgezant van de senaat om te onderhandelen. Met een enorme som aan geld en met indrukwekkende slimheid wisten de Romeinen indruk te maken op Attila. Ook werd Attila zich bewust van de snelle dood van Alarik, de veroveraar die voor hem was gekomen. Door een ongeluk kwam Attila even later in het kamp om het leven. Na zijn dood ging het voor de Hunnen bergafwaarts maar ze wisten wel stand te houden en vestigden zich aan de oevers van de Donau. De Hunnen hadden in hun korte verblijf in Italië enorme schade aangericht die onherstelbaar bleek te zijn. Alhoewel Rome nog 20 standhield was de val van het Romeinse rijk op materieel gebied al zeker. Na Atilla was De organisatie van het westelijke rijk was onherstelbaar geschokt. De stam van de Goeugen nam daarna het roer over. Al deze zeer grote nederlagen voor het Romeinse rijk brachten de val mede tot stand. De orde van het rijk was geschonden en veel volkeren hebben daarvan dus ook geprofiteerd. Rome had eerdere invallen overleefd maar heeft zich niet kunnen redden na deze tirannie. Veel volkeren hebben daarna het roer overgenomen maar het oud-Romeinse bestuur was vergaan. Als je kijkt naar de macht van het huidige Rome nu kun je je voorstellen dat het Romeinse rijk van een grootmacht is gevallen tot een (in vergelijking met daarvoor) klein land. Het kostte niet veel moeite voor een enkele stam om Rome zich eigen te maken in tijd van onordelijkheid en chaos. Maar om Rome te houden moest er meer gebeuren. Dit is de meeste stammen slecht afgegaan en de schade die door deze slecht manier van regeren met zich mee bracht was, voor een trotse grootmacht als Rome, onherstelbaar.

Gebruikte bronnen: Geschreven

· Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula

Deelvraag4: wat had de volksverhuizing te maken met de ondergang van het West-Romeinse rijk? De bevolking van het Romeinse rijk was de basis voor alles; inkomen, politiek, geloof enz. In het Romeinse rijk werd het volk als het ware onderdrukt en had het niet veel te zeggen. Van het volk werd dus ook veel belasting geheven. Rome werd voor de bevolking zelf niet aantrekkelijk. Echter de buitenlandse volkeren (tevens de vijanden van Rome) zagen wel profijt in een leven in het Romeinse rijk. Vandaar dat uiteindelijk de toestroom van buitenlandse volkeren naar het Romeinse rijk niet meer te stoppen waren. Voorheen kende het Romeinse rijk alleen maar plundertochten van de vijanden zoals de Galliche stammen. Die plundertochten stelden niet meer voor dan dat Rome haar kostbare elementen kwijtraakte. Meestal na een korte tijd trokken de stammen zich terug en lieten Rome over aan wederopbouw. Toen de verdediging van het romeinse rijk verslechterde kwam daar een verandering in: het hoofdstuk van de germaanse stammen.

De Oosterlijke en Westerlijke Germanen vonden de buit en het avontuur de doorslag voor de definitieve plundering in combinatie met de migratie van hun hele volk. Het volk trok met paarden, kinderen, vrouwen, enzovoort, de grens over. Zo’n enorme hoeveelheid aan massa had natuurlijk wel levensruimte nodig. Dit was nieuw. Deze nieuwe bevolking van Rome migreerden met miljoenen (!) tegelijk de grens over met het doel niet meer terug te keren. In een korte tijd was de bevolking van het Romeinse rijk met een aanzienlijk aantal vergroot. Echter waren de Germanen niet de enigen. Op hun rooftocht door Rome kwamen ze de Aziatische ruiters tegen. Deze stam was ook met een migratie bezig. De Aziaten gingen gelijk in de aanval. De germanen trokken zich terug en keerde een andere weg in. De Goten gingen verder met plunderen en vestigden zich definitief op de veroverde plaatsen. Maar de grote steden waren onveroverbaar voor de Goten.Voor de Romeinse bevolking was deze overname een ramp. Na elke plundering vestigden de Germanen zich op de geplunderde plek. Al waren ze niet in een groter aantal dan het Romeinse volk, toch hadden ze een betrekkelijke macht. Nadat deze twee stammen zich meester hadden gemaakt van van delen van het Romeinse rijk en de Goten zich als machtigsten hadden gevestigd, kwamen er nog meer stammen. De Hunnen daarna namen uiteindelijk alles over. De positie van het Romeinse volk was ten tijden van de migratie van de Germanen zeer slecht. In 474 zond de germaanse leider Odoaker de keizerlijke insignia, die hij afgenomen had van de laatste keizer Romulus Augustulus, naar de keizer in Constantinopel (het West-Romeinse rijk). Dit betekende dat hij koning van het West-Romeinse zou worden, en wel de eerste Germaanse. De germanen hadden nu eindelijk hun doel bereikt: Rome was de Germanen.

fragment uit: Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula

ze komen!......het afschrikwekkende volk.......duizenden.....plunderend, rovend en verwoestend melden de uitgeputte gotische ruiters. Donker en baardloos zijn ze....lelijk als eununchen! Het zijn monsters, dieren, die leven van rauwe wortel en rauw vlees....ze zwerven maar rond, zonder huis of haard, zonder wetten, zonder vaste gewoonten....hun dorst naar goud is als een verschroeiende hartstocht....niets is de hunnen heilig en groot zijn zij in aantal.

De toenmalige volksverhuizing van de stammen naar het Romeinse rijk had tot gevolg dat de geestelijke structuur, de culturele structuur en de maatschappelijke structuur ten onder gingen aan de nieuwe dominante bevolkingsgroep. De Romeinse bevolking kon niets anders doen dan zich hieraan aan te passen. Dit, samen met de komst van de kerk (geestelijke invloed: zie deelvraag1), kan je zien als de echterlijke val van het rijk. De datum van de val van het rijk volgens de wetenschap is dan ook rond deze tijd, eind van de zeventiger jaren van de vierde eeuw na Christus. Sindsdien behoren de romeinen tot de studie der geschiedenis. De volksverhuizingen waren in het Romeinse rijk de directe aanleiding. Deze volksverhuizingen hebben de uiteindelijke stempel gedrukt op de val.

Gebruikte bronnen Geschreven · Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula. · Edward gibbon, Verval en ondergang van het Romeinse rijk, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen Conclusie op de hoofdvraag: wat waren de oorzaken en wat was de aanleiding tot de val van het West-Romeinse rijk? Op 21 april 753 voor Christus werd het Romeinse rijk gesticht. Het toen kleine Rome groeide uit tot een wereldmacht. Na de scheiding tussen het west –en Oost-Romeinse rijk, ca. 12 eeuwen na de stichting, viel het West-Romeinse rijk. De verklaring voor deze val heeftt meerdere oorzaken.

De eerste oorzaak van de val van het romeinse rijk was de staat van verval waarin het Romeinse rijk in verkeerde. Deze slijtage nam tijdens het hoogtepunt van het Romeinse rijk (150 n.c) verschillende vormen aan. Als eerste was er slijtage op materieel gebied. Rome werd geplunderd door de barbaarse plunderaars waardoor het de rijkdommen voortdurend verloor en steeds maar weer moest herstellen van deze tegenslagen. Rome kwam ook oog in oog te staan met de natuurlijke krachten die rome teisterden. Deze krachten waren in de vorm van vuur en water. Daarnaast was er slijtage binnen het West-Romeinse rijk in de vorm van het geloof. De oude godenverering werd onder het gezag van de barbaren vervangen door het christendom. Hierdoor ging een deel van de cultuur van het oude Rome verloren.

Een tweede oorzaak lag in de politiek van het oud Romeinse rijk. Rond en na de scheiding van het Romeinse rijk vond er een vertroebeling in de regering plaats. De romeinse politiek ging zich meer en meer met het leger bemoeien. Hierdoor ontstonden privé-oorlogen tussen de Romeinse ambtenaren. Het leger raakte ongeorganiseerd en de stammen vielen binnen. De keizers, die een steeds grotere rol innamen in het leger, werden verslagen en onder Romulus augustulus werd Rome afgenomen door de Oost-Germaan Odoaker. Hoewel de Oost-germanen niet permanent over Rome beschikten

De laatste oorzaak van de val had te maken met de voortdurende oorlogen. Tot aan een bepaald moment kon Rome op militair gebied overheersen. Hierna kamen er zwakten in het leger van het west-Romeinse rijk. Door deze verzwakking zagen veel stammen de kans om het Romeinse rijk schade aan te doen. Helemaal opbouwen kon het Romeinse rijk na deze invallen niet meer. Na 410 n.c werd het West-Romeinse rijk langzaam overrompeld door volkeren. Een invasie zoals de invasie door Alarik, leider van de Goten, was nog een tegenslag voor de Romeinen.

De aanleiding die de val van het west-Romeinse rijk een feit maakte was de volksverhuizing van de Germanen. Deze beslissende tegenslag bracht de werkelijke val teweeg. De overname van het rijk was voor de Romeinen niet meer omkeerbaar. Het jaar waarin het West-Romeinse rijk werkelijk viel was 476. Bronnenlijst Geschreven bronnnen:

· Het Romeinse keizerrijk, Jaap ter Haar en dr.K.Sprey,6e druk,1e dr.1971, Fibula. · Het rijk van Rome, dr.K.Sprey, Service ’s-Gravenhage, druk “de Ijssel Deventer. · Edward gibbon, Verval en ondergang van het Romeinse rijk, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen Nawoord Door het hele werkstuk heen ben ik zelf, en door de hulp van begeleiding, stapje bij stapje meer te weten gekomen over welke gebeurtenissen nou werkelijk bij hebben bijgedragen aan de val van het Romeinse rijk. Voor dit werkstuk kon ik onmogelijk een hypothese bedenken die samenvat hoe het Romeinse rijk ten val kwam. Nu echter, is dat een stuk gemakkelijker. Ik weet nu wat ik vroeger niet wist. De bronnen die voor dit werkstuk gebruikt zijn waren volledig en bruikbaar. Ook heb ik alle geschreven bronnen op hetzelfde onderwerp bestudeerd ter controle en om het werkstuk zo volledig mogelijk te maken. Mijn mening is dat het werkstuk geslaagd is en alles heb ik binnen de tijdsnorm weten te voltooiien. De hoeveelheid van de stof is mij wel tegengevallen, maar anderzijds maakte dat het werkstuk wel compleet. Ik intereseer me erg in geschiedenis, dus dit is een goede keuze geweest.

REACTIES

H.

H.

allereerst wil ik zeggen dat je echt een supergoed profielwerkstuk hebt. daarom heb ik veel informatie uit jou profielwerkstuk gehaald. ik heb ook een aantal zinnen letterlijk overgenomen omdat ik die gewoon niet in mijn eigen woorden kon zetten. bij ons op school wordt alles door een programma gehaald en als er dan ook maar 1 zin van internet komt krijgen we een 1. nu ben ik natuurlijk erg bang dat mijn zinnen worden gepakt. daarom zou ik u vriendelijk willen verzoeken of u uw werkstuk voor een paar weken zou kunnen verwijderen van deze site het is een hele stomme vraag maar anders heb ik een groot probleem

16 jaar geleden

A.

A.

haha dat bestaat niet dat zeggen ze ook tegen mij

10 jaar geleden

A.

A.

dat bestaat wel dat heet plagiaat controle

9 jaar geleden

..

..

te lang

8 jaar geleden

J.

J.

woooww heb je dat niet gekoieeerd ofzo? want dan is het wel heel knap dat je dat allemaal heb geschreven dit verdient een 8+ zoiezo

6 jaar geleden

Felix

Felix

Mooi werkstuk maar toch kleine update. De invasie van de Gothen begon al in 376nc toen ze asiel kregen in het Romeinse rijk. In 378nc kwamen ze ivm hun slechte behandeling in opstand en versloegen ze keizer Valens bij Adrianopel en vernietigde een groot deel van het Romeinse leger. Vanaf dit moment bleven de Gothen een buitenlandse macht binnen de grenzen die niet meer verdween en tot de plundering van Rome door Alarik in 410nc leidde.

Op oudjaarsdag 406nc was een volgende invasie die het Romeinse rijk nekte. Germaanse stammen waaronder de Vandalen trokken over de bevroren RIjn en vielen plunderend Gallie binnen en stichtte net als de Gothen onafhankelijke staten binnen de grens van het rijk. De Vandalen drongen door tot Noord-Afrika waardoor de rijkste provincie, die ook de broodmand van het rijk was, verloren ging. In 455nc plunderde de Vandalen Rome vanuit Noord-Afrika.

Ook de invasie van Atilla in 451nc was van belang. Hij wist echter ,maar tot Orleans te komen toen de Romeinse legers naderde. Hij trok zich terug op de Catalaunische velden waar Atilla met zijn Hunnen en Germaanse bondgenoten door een alliantie van Rome en Gothen met nog enkele Germaanse stammen werden gestopt / verslagen onder leiding van Aetius. Deze veldslag ontnam Atilla de mythe van onverlsaanbaar en kostte hem veel manschappen. Rome wist Atilla dan wel te stoppen maar dit putte hun manschappen en middelen volledig uit. Een jaa rlater viel Atilla Italie binnen en vernietigde Aquileia. Aetius kon geen alliantie op de been brengen en de Romeinse troepen in Italie hadden niet de kracht het op te nemen tegen Atilla. Echter ze voerde wel een guerilla oorlog tegen Atilla. Dit met het feit datd e pest heerste in Italie, er hongersnood was en Aetius er voor zorgde dat Atilla weinig voedsel kon buitmaken zorgde voor grote problemen bij Atilla. Dit met zijn bijgeloof dat Alarik kort na de inname van Rome was overleden en dat de Oost-Romeinse keizer het kerngebied van Atilla was binnengevallen deden hem besluiten om te keren.

1 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.