Wordt China dé economische grootmacht van de 21e eeuw?

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 17652 woorden
  • 15 juli 2009
  • 409 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
409 keer beoordeeld

Wordt China dé economische grootmacht van de 21e eeuw?

Inhoudsopgave

Voorwoord

Hoofdstuk 1: Hoe heeft China haar economische positie bereikt?
1.1 China en het communisme
1.2 China en grote hervormingen
1.3 China en de economische groei
1.4 China is uniek

Hoofdstuk 2: Welke punten zouden in de toekomst een rem op de economische ontwikkeling kunnen zijn?
2.1 Corruptie
2.2 Sociale ongelijkheid & mensenrechten
2.3 Milieu
2.4 Tekort aan grondstoffen
2.5 Vergrijzing
2.6 Werkloosheid
2.7 Afhankelijkheid export en buitenlandse investeringen
2.8 Chinees bankensysteem
2.9 Inflatie & oververhitting

Hoofdstuk 3: Hoe kan China deze bedreigingen tegengaan en de economische groei voortzetten?
3.1 Corruptie
3.2 Sociale ongelijkheid & mensenrechten
3.3 Milieu
3.4 Tekort aan grondstoffen
3.5 Vergrijzing
3.6 Werkloosheid
3.7 Afhankelijkheid export en buitenlandse investeringen
3.8 Chinees bankensysteem
3.9 Inflatie & oververhitting

Bronnenlijst

Conclusie

Voorwoord
Het land China wordt tegenwoordig door vele landen als een bedreiging gezien. Ooit werd het grote onbekende land ver weg van ons kleine Nederland, nog de ‘slapende reus’ genoemd, maar langzamerhand is China een steeds grotere rol in de wereldeconomie gaan spelen. Hoe heeft China dit in relatief korte tijd weten te bereiken? En wat zal de toekomst voor China brengen?

Waarom heb ik nu China als onderwerp gekozen? Ik vind China een heel intrigerend land. De cultuur, het klimaat, de politiek en de economie verschillen zo van die in mijn eigen omgeving. Dit zijn belangrijke motieven geweest om China als onderwerp te nemen. Daarbij vind ik het erg interessant vind hoe China zich ontwikkeld. In de media zie en lees je over de veranderingen in China. China is veranderd van een keizerrijk naar waar China nu staat. Ik ben benieuwd hoe de ‘slapende reus’ heeft kunnen ontwaken en hoe China zich verder in de toekomst zal ontwikkelen. Daarom heb ik gekozen voor de volgende hoofdvraag; Wordt China dé grootmacht van de 21ste eeuw? Deze vraag probeer ik te beantwoorden door middel van het beantwoorden van verschillende deelvragen over het China van vroeger, nu en de toekomstperspectieven.

Hoofdstuk 1. Hoe heeft China haar economische positie bereikt?
China heeft de afgelopen jaren een enorme economische ontwikkeling doorgemaakt en het kan zijn dat China dé economische grootmacht van de 20e eeuw wordt. Om te voorspellen of dit daadwerkelijk zo zal zijn, moet eerst de huidige groei geanalyseerd worden. Een aantal belangrijke gegevens zijn dan belangrijk om te weten. Wat is de geschiedenis van China voorafgaand aan de enorme groei van de economische ontwikkeling? Hoe heeft de politiek zich ontwikkeld? En door welke factoren heeft de Chinese economie zich de laatste jaren zo kunnen ontwikkelen? Waarom wordt de economische groei van China ook wel uniek genoemd?

1.1 China en het communisme
De communistische leider Mao Zedong (Mao Tse-toeng) roept op 1 oktober 1949, vanuit het vroegere keizerlijke paleis in Peking, de Volksrepubliek China uit. Nadat Amerika hun militaire steun aan de Chinese nationalisten hadden stopgezet, heeft het leger van Mao de macht gegrepen. De burgeroorlog tussen de communisten onder leiding van Mao Zedong en de nationalisten kwam ten eind. Mao heeft zichzelf tot nieuwe Chinese leider uitgeroepen. Hij beloofde het volk vrijheid van meningsuiting en gelijke rechten voor iedereen. De staat zou de landbouw en industrie gaan controleren, net zoals dat in Rusland het geval was. Ook wilde hij de nationalistische leiders uit China verbannen. Het beleid van Mao, ook wel maoïsme genoemd, was de Chinese variant van het stalinisme. Het stalinisme is gebaseerd op het communisme. Het systeem waarbij bedrijven en productiemiddelen in handen zijn van de gemeenschap en het kapitalisme zou worden vernietigd. Het communisme komt voort uit de ideeën van Karl Marx. De overname van de macht zou geschieden door een revolutie van de klasse der proletariërs. Na die revolutie zou er een overgangsfase komen. Tijdens die periode zouden de productiemiddelen worden gesocialiseerd, waarna de Staat zou ophouden te bestaan en alle klassentegenstellingen zouden zijn verdwenen. Van een systeem waarbij sprake was van het opheffen van klassentegenstellingen was echter geen sprake, ook niet van een tussenfase. Mao voegde er nog de zogenaamde \'permanente revolutie\' aan toe. Hij was van mening dat ook onder het communisme geen kapitalistische invloeden zichtbaar mochten zijn. Hij wilde absoluut geen elitevorming. Er kwam een communistische dictatuur waarbij de Chinese Communistische Partij (CCP) de enige toegestane partij was en Mao de duidelijke leider.

Een affiche met Mao Zedong en het Chinese volk afgebeeld

In 1953 ging het eerste vijfjarenplan (1953-1957) van start, dat met zijn nadruk op de ontwikkeling van de zware industrie de Sovjet-Unie tot voorbeeld had. Volgens de officiële opgaven groeide de economie in de periode 1953-1957 met ca. 8,3% per jaar. De fundering voor het hedendaagse economisch beleid in China wordt nog steeds gevormd door plannen die de centrale overheid om de vijf jaar opstelt. In 1958 ontwikkelde Mao binnen het kader van de ‘permanente revolutie’ de Grote Sprong Voorwaarts.

Het doel van de Grote Sprong Voorwaarts was door middel van enkele ‘grote sprongen’ China om te vormen tot een moderne, zelfvoorzienende en gecollectiviseerde natie en daarmee China op het economisch niveau van het westen te brengen.
Onafhankelijke boerenbedrijven werden afgeschaft en moesten hun land samenvoegen. Chinese boeren moeten landbouwgrond samenvoegen. Zo ontstonden grote collectieve landbouwbedrijven (communes). De staat schreef een beoogde productie voor aan elk collectief landbouwbedrijf. Landarbeiders werden aan het werk gezet voor de realisatie van grote publieke projecten. Provincies, steden en dorpen moesten zich, naast voedselproductie, ook bezighouden met het produceren van ijzer. Alle collectieve landbouwgemeenschappen werden voorzien van staalovens. In die oventjes moesten boeren uit ijzererts ijzer (staal) halen. Via dit goedkope en simpele beleid wilde Mao China tot de grootste metaalproducent ter wereld laten uitgroeien. Helaas was er haast geen ijzererts beschikbaar, dus boeren werden gedwongen hun eigen inboedel, zoals bestek en pannen om te smelten. Alles in het belang van zelfvoorziening.

Het effect van de Grote Sprong Voorwaarts werd echter niet bereikt, het werd een totale mislukking en er was juist sprake van een Grote Sprong Achterwaarts. Er heerste onder meer grote weerstand van de bevolking en er vonden verschillende natuurrampen plaats, waardoor er meerdere oogsten mislukten. De boeren hadden zich de afgelopen jaren voornamelijk gericht op de staalproductie in plaats van voedselvoorziening. Dus de klap van de mislukte oogsten kwam nog harder aan. Er kwamen in die tijd ongeveer 30 miljoen mensen om door hongersnood.

De maatregel die volgde op de Grote Sprong Voorwaarts was de Culturele Revolutie. In 1966 publiceerde een naaste medewerker van Mao het Rode Boekje. Hierin stonden korte uitspraken van Mao gerangschikt in hoofdstukken. Linkse studenten begonnen het Rode Boekje als heilig geschrift te beschouwen, als hun ultieme inspiratiebron. Jongeren en studenten werden verenigd in de Rode Garde, hen werd verteld dat zij in opstand moesten komen en als een hervormingsorganisatie te werk moesten gaan, de zogenaamde Culturele Revolutie waarbij de Rode Gardisten uiteindelijk het hele land in chaos storten. Chinezen werden allemaal gelijken. Hoogopgeleiden, leraren, artsen moesten zelfs op het land gaan werken of kwamen in de gevangenis terecht. Het enige onderwijs dat gegeven werd was onderwijs in de leer van Mao (maoïsme). Onder andere kloosters en tempels werden door de Rode Gardisten verwoest en Mao’s politieke tegenstanders werden geëxecuteerd of gemarteld. Deze periode was zeer slecht voor de Chinese economie. Het Volksleger moest uiteindelijk ingrijpen. Niemand ontkwam bijna aan de vernietigende uitwerking van de Culturele Revolutie. De landbouw lag in de jaren 1966-1969 vrijwel stil en er heerste hongersnood.

Op 9 september 1976 kwam Mao Tse-tung te overlijden. Tijdens Mao’s bewind kwamen er miljoenen Chinezen om, maar tegelijkertijd was het dit beleid van Mao waarmee een nieuw China opgebouwd. Het onderwijs, de gezondheidszorg en de positie van vrouwen werd verbeterd. De levensverwachting van 35 jaar in 1949 ging omhoog naar 70 jaar in 1070 en het analfabetisme was ook sterk afgenomen. Ook was sinds Mao aan de macht kwam in 1949 een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,5% van het Bruto Nationaal product bereikt . Deze geplande economie legde de basis voor de huidige groei en speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van China.

1.2 China en grote hervormingen
Direct na het overlijden van Mao in 1976 zijn overlijden brak er een machtstrijd los tussen verschillende partijen. Zowel de \'Bende van Vier\', onder leiding van de weduwe van Mao, als Hua Kwo-feng willen de macht naar zich toe te trekken. De ’Bende van Vier’ wilde de Culturele Revolutie voortzetten. Uiteindelijk werd de strijd gewonnen door Hua Kwo-feng en binnen liet hij de ’Bende van Vier’ arresteren. Hua wist de levensstandaard in China niet te verhogen en men vond dat hij teveel geld uitgaf. In 1978 werd hij weggestuurd en opgevolgd door Deng Xiaoping (Deng Hsiao Ping).Het was dat jaar waarin Deng Xiaoping zijn groot economisch hervormingsplan lanceerde. Hij ging uit van \'vier moderniseringen\'. Het doel was het verbeteren van landbouw, industrie, wetenschap en het leger. Het klassieke marxistische communisme werd gecombineerd met westerse ideeën als privébezit en een prijsgebaseerde economie.

De eerste fase van hervormingen was erg belangrijk voor de economie. In de periode 1979 tot 1980 hadden een aantal hervormingen als doel de grenzen met andere landen te openen, de zogenaamde opendeur politiek. Door de Chinese autoriteiten werden in totaal vier Special Economische Zones opgericht. Een Chinese Speciale Economische Zone (SEZ) is een plaats in China waar de regering buitenlandse handel en investeringen toelaat. De regering mengt er zich er ook niet in de werkzaamheden, productie en handel van de bedrijven. Om buitenlands kapitaal aan te trekken waren de investeringswetten er ook veel milder dan in de rest van het land. Na het succes van de SEZ’s besloot de regering om in 1984 nog dertien nieuwe zones op te richten, de zogenaamde open steden. In de open steden had je in vergelijking met de SEZ’s beperkte investeringsmogelijkheden. In de loop der tijd zijn er zo nog vele economische zones bijgekomen. Naast de Chinese privé-bedrijven zijn de buitenlandse investeringen voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk voor de nieuwe banen in China geweest.

Figuur: China’s economische zones

Op de bovenstaande kaart zijn de vier ZES’s en de dertien economische zones die later zijn
opgericht te zien. De keuze van deze locaties in het oosten, heeft nu grote gevolgen voor de
economische ontwikkeling van China, zoals later in dit werkstuk duidelijk wordt.

Ook kwam er een nieuw systeem voor boeren. Dit hield in dat boeren een contract met de overheid sloten waarin stond hoeveel er van hen werd verwacht dat ze minimaal produceerden. Alles wat ze meer produceerden mochten ze zelf op de vrije markt verkopen. In plaats van voor een collectief bedrijf te werken, konden zij nu zelf een eigen inkomen verwerven. Deze maatregel stimuleerde de productie enorm. De agrarische productie steeg tussen 1979 en 1983 met jaarlijks 7,9%. In 1984 was China door een graanoogst van 405 miljoen ton voor het eerst zelfvoorzienend. In die tijd werden ook de eerste dorps- en stadsondernemingen opgericht, bedrijven die het eigendom en de verantwoordelijkheid waren van een dorp of een stad.

In volgende fase was het doel de centraal geleide planeconomie om te zetten in een open markteconomie, waarbij vraag en aanbod de prijs van een product bepaalden. Om dit plan te laten slagen werd er een dubbel systeem ingevoerd. In het begin werd de prijs van sommige goederen en diensten nog altijd bepaald door de overheid, van andere werd de prijs vrij gelaten. Geleidelijk aan kwamen steeds meer goederen en diensten in de tweede categorie terecht. Zo heeft de grote overgang plaats kunnen vinden. Bij het begin van de jaren negentig waren de prijzen van bijna alle goederen vrij.

In de tweede helft van de jaren negentig lag de nadruk op industriële hervormingen. De nadruk werd niet langer alleen gelegd op de zware industrie, maar ook op de lichtere industrie van verbruiksgoederen. Voor deze verandering was modernisering van het machinepark en vernieuwing van het management nodig. Deze machines en de kennis moesten uit het Westen en Japan komen, wat de contacten tussen China en de rest van de wereld meer stimuleerde. Ook werden steeds meer verlieslatende ondernemingen gesloten, er werd werk gemaakt van de ontwikkeling van een sociaal zekerheidssysteem en de overheid probeerde de banksector te moderniseren. De regering wilde een banksysteem waarmee de economie via een monetaire politiek (maatregelen om de inflatie en de waarde van de eigen valuta stabiel te houden) was te beïnvloeden en die leningen kon toekennen op basis van economische criteria zoals winst en verlies, en niet op basis van politieke willekeur, zoals dat eerder gebeurde.

Deze economische hervormingen gingen wel gepaard met protesten van het Chinese volk werden, die door de regering stevig werden onderdrukt. Denk aan de demonstraties op het plein van de Hemelse Vrede in 1989 dat eindigde in een bloedbad en de protesten uit Tibet.

In 1993 werd Deng opgevolgd door Jiang Zemin. Sindsdien streeft China officieel een socialistische markteconomie na. Hieronder verstaan de Chinese autoriteiten een markteconomie die door vraag en aanbod in grote lijnen zelf bepaalt hoe en waar de schaarse middelen als arbeid, kapitaal en grond optimaal zullen worden ingezet. Het socialistische aspect moest een vorm van socialisme met Chinese kenmerken zijn. De rol van de Staat beperkt zich tot het bijsturen van ongewenste ontwikkelingen met behulp van macro-economische instrumenten en tot ondersteuning van economisch zwakke bevolkingsgroepen. De markteconomie moest bereikt worden door voortdurende hervormingen, modernisering en het openstellen van nieuw beleid. Met dit laatste moet vooral gedacht worden aan het aantrekken van meer buitenlandse investeringen.

In de tabel op de volgende pagina is te zien dat de investeringen nadat Deng Xiapping aan de macht kwam tot 1989, gemiddeld 23,3% per jaar toenamen (Growth rate). In 1989 namen de investeringen met 7,2% af. Dit komt door de demonstraties in dat jaar op het plein van de Hemelse Vrede, dat eindigde in een bloedbad en de verschillende protesten uit Tibet speelden ook een rol. Hierna zijn de investeringen weer toegenomen. In het jaar 1993, toen Jiang Zemin aan de macht kwam, namen de investeringen zelfs met 61,8 procent toe.
Tabel: Totale investeringen in vaste activa*

Bron: Berekend met verschillende China Statistical Yearbooks
*Machines, apparatuur en onroerend goed e.d., het geld wordt hiermee minimaal langer dan een jaar vastgelegd.

In maart 2003 werden Hu Jintao president en Wen Jiaboa premier. Hu Jintao heeft sinds 2004 alle belangrijke politieke machtposities in handen en is vandaag de dag nog steeds de president van de Volksrepubliek van China is. Hu heeft inmiddels de afgelopen jaren zijn stempel met succes gedrukt op vele politieke beslissingen. Dat het beleid van Deng, Jiang en Hu heeft gewerkt is te zien aan de enorme groeicijfers die China laat zien. De afgelopen jaren, is de economische groei gemiddeld 9% per jaar geweest.

1.3 China en de economische groei
Na de dood van voormalig president Mao Zedong in 1978 stond er een nieuwe leider op, Deng Xiaoping. Hij was de persoon die de beginselen legde voor de huidige Chinese economie. Zijn economische liberalisatiepolitiek heeft gezorgd voor de huidige grootschalige economische ontwikkeling van China. In onderstaande grafiek kun je zien hoe het GDP in China zich tijdens verschillende veranderingen en gebeurtenissen heeft ontwikkeld. Het GDP, ofwel ‘ Gross Domestic Product’, wordt in Nederland het (nominaal) bruto binnenlands product (bbp) genoemd. Dit is de som van de bruto toegevoegde waarde van alle bedrijven in een Economie en daarbij gecorrigeerd door de inflatie. In 2004 was het bbp ten opzichte van het bbp in het jaar 2000 al verdubbeld.

Figuur: People’s Republic of China’s Nominal Gross Domestic Product (GDP) Between 1952 to 2005

Bron: Berekend met verschillende China Statistical Yearbooks

In 2001 toen Jiang Zemin aan de macht was, werd China officieel het 143ste lid van de Wereld Handels Organisatie (World Trade Organization, WTO). In de praktijk betekend het WTO lidmaatschap dat de leden officieel zullen integreren in de wereldeconomie. De Chinese handels - en investeringswetgeving werd transparanter en in het Engels gepubliceerd. Er waren geen handelsbarrières, binnenlandse en buitenlandse bedrijven kregen gelijke rechten. Voor China betekende dit dat ze makkelijke producten naar het buitenland konden exporteren. Anderzijds werden buitenlandse bedrijven aangetrokken om zich in China te vestigen of te investeren in China, aangezien dit veel makkelijk was. Twee belangrijke belemmeringen waren namelijk verdwenen. De tot dan toe afgeschermde sectoren, waren dat niet meer of minder. Daarbij De voormalig onbeschermde sectoren bieden een hogere kans op het terugverdienen van de investeringen, en een afname van de juridische belemmeringen maken de prijsstelling beter voor de buitenlandse bedrijven. In bovenstaande grafiek kun je zien wat er met het bbp gebeurde, sinds de toetreding van China tot het WTO.

De afgelopen jaren werd China door veel bedrijven als belangrijke vestigingsplaats gezien. China als land bied veel mogelijkheden. Verschillende factoren zijn hiervoor verantwoordelijk. China staat bekend om de lage lonen. Vergeleken met Amerika of landen uit Europa zijn de lonen in China extreem laag. China beschikt ook over goede transportmogelijkheden. Inmiddels zijn zes van de top tien havensteden ter wereld zijn gelegen in China. Daarbij zijn deze havensteden goed verbonden met het achterland. De Chinese overheid is continue bezig met verbetering van het bestaande transportnetwerk, waardoor bedrijven de mogelijkheid hebben zowel hun grondstoffen als eindproducten, snel en goedkoop te importeren en te exporteren.
Als laatste heeft China, als het land met de meeste inwoners, ook al jaren een grote binnenlandse afzetmarkt. Door de economische ontwikkeling van de laatste jaren hebben Chinezen steeds meer kunnen besteden. De investerende bedrijven hebben veel potentiële klanten in China.

Omdat de Chinese bevolking erg groot is, is er altijd voldoende aanbod van de productiefactor arbeid. Er is veel (hoogopgeleide) beroepsbevolking in China aanwezig. De lonen zullen hierdoor niet snel stijgen. Voor China is dit altijd zeer gunstig geweest, omdat het voor buitenlandse investeerders altijd interessant is geweest om in China te produceren. Zoals al eerder aangegeven, heeft China als land met de meeste inwoners een grote afzetmarkt. Deze afzetmarkt is de laatste jaren sterk gegroeid. Hoewel de lonen voor de meerderheid van het productiepersoneel (landarbeiders en fabrieksarbeiders) laag zijn gebleven, is er in China een ‘ nouveau riche’ ontstaan. Deze middenstanders hebben gebruik kunnen maken van de openheid van de Chinese economie en zelf bedrijfjes opgezet. Ook waren er steeds meer mensen, vooral uit de ontwikkelde kuststeden, die door de economische ontwikkeling meer te besteden kregen. Dit heeft China voor buitenlandse investeerders nog aantrekkelijker gemaakt.

De welvaart en de technische ontwikkeling van China’s ondernemingen hebben geleid tot de opkomst van een sterke middenklasse. Deze bestaat vooral uit managers en ondernemers die zichzelf definiëren aan de hand van inkomen, opzichtige uitgaven, en een hoge (management) opleiding. Vandaag de dag zijn er genoeg rijke Chinese die zich luxe producten, internationale reizen en, inderdaad, Westerse managementopleidingen kunnen veroorloven. Wat weer heeft geleid tot meer buitenlandse investeringen. In onderstaande tabel wordt duidelijk hoe belangrijk investeringen voor de Chinese import en export de afgelopen jaren zijn geweest. Dit zijn belangrijke oorzaken van de explosieve economische groei. Buitenlandse investeringsondernemingen (Foreign investment enterprises, FIE\'s) is de verzamelnaam voor wholly foreign owned enterprises (WFOE\'s, bedrijven of fabrieken die volledig door buitenlandse partijen geinvesteerd worden) en joint ventures (JV\'s). Joint venture zijn er ook weer in verschillende vormen. Het komt er op neer dat dit Chinese ondernemingen zijn die samenwerken met het Westerse ondernemingen. Westerse bedrijven profiteren daarbij van de lokale marktkennis, de Chinese bedrijven onder andere van de overdracht van technologische kennis. De kennis en bedrijfsleiding komt uit het buitenland en zet een bedrijf op met een groot moederbedrijf in het Westen. De werknemers worden geschoold en ingewerkt. Omdat de lonen zovele malen lager zijn dan in het dure westen, zijn er flinke winstmarges. De Chinese bedrijven met buitenlands kapitaal, waren van 1980 tot 1985 nog gemiddeld per jaar verantwoordelijk voor 0,57% van de totale export en 2,08% van de totale import. Tussen 1996 en 2000 was dit gemiddeld per jaar 44,24% van de totale export en 53,33% van de totale import. Dit betekent dat het aandeel van de export tussen 1996 en 2000 ongeveer 77 maal zo groot was als in de jaren tussen 1980 en 1985. Het aandeel van de import was ongeveer 26 maal zo groot als in het verleden.

Tabel: Totale handel en handel door FIE’s in miljarden US Dollars

Bron: Berekend met verschillende China Statistical Yearbooks

China is in 2002 uitgegroeid tot \'s werelds grootste ontvanger van directe buitenlandse investeringen. In 2002 werd ter waarde 82,7 miljard US dollar aan contractuele directe buitenlandse investeringen ontvangen. Dit is een stijging van 20 procent in vergelijking met 2001. De directe buitenlandse investeringen bedroegen in 2002 52,7 miljard US dollar, een stijging van 12 procent. In de eerste zes maanden van 2003 stegen de directe buitenlandse investeringen - ondanks de SARS -effecten - naar 6,99 miljard US dollar. In dezelfde periode in 2002 bedroeg dit 6,82 miljard US dollar. In 2006 stegen de buitenlandse investeringen ten opzichte van 2005 van nog zo’n 4,5% , tot een bedrag van maar liefst 48,6 miljard euro.

Het land dat tien jaar gelden nog stond voor goedkope producten en lage kwaliteit, heeft zichzelf inmiddels aangepast. Tegenwoordig staat de kennis en het vakmanschap klaar en kunnen de producten ook kwalitatief uiterst goed concurreren met het buitenland.

Zoals al eerder is aangegeven, bezit China een massa goedkope (hoogopgeleide) arbeidskrachten, waarbij de inefficiënte landbouw als een haast onuitputtelijke arbeidsreserve dienst kan doen. Het nodige talent is aanwezig, het land telt veel ingenieurs, en R&D gebeurt reeds in grote mate in China zelf. De bevolking heeft bovendien een sterk ontwikkelde arbeidsethiek.

Bekend is dat economische groei in China is voornamelijk gebaseerd is op het gebruik van meer inputs (arbeid, scholing en kapitaal) en niet op het gebruik van slimmere productiemethoden. De Chinese bevolking speelt dus een belangrijke rol bij de economische ontwikkeling.

De 1-kind politiek was natuurlijk vooral bedoeld om de bevolkingsgroei te remmen, maar heeft er de afgelopen jaren ook voor gezorgd dat een groot deel van de bevolking in de arbeidzame jaren (15-65 jaar) terecht is gekomen. Tegelijkertijd is de scholingsgraad gestegen en dit in combinatie met het dalende kindertal heeft ervoor gezorgd dat er meer vrouwen werden ingezet in het productieproces. China is in staat geweest delen van de onbenutte beroepsbevolking in te schakelen in het arbeidsproces.

Arbeid was dus erg belangrijk en de werkgeest van de Chinese bevolking dus ook. Er heerst onder het grootste deel van de bevolking een sterk nationalistisch gevoel. China was het land dat na 1978 niet alleen voor buitenlandse bedrijven veel kansen bood, maar ook voor de Chinese bevolking. Na alle ontberingen tijdens het regime van Mao, was het Chinese volk bereid om er alles aan te doen om niet meer in die situatie terecht te komen. De mensen wilden werken voor hun land. Voor de meeste Chinezen is de ontwikkeling van hun eigen land heel belangrijk. Men accepteerde daarom over het algemeen de lage lonen in verhouding tot het werk en de slechte arbeidsomstandigheden. Ook speelde het mee dat de mensen zagen dat iedereen in vergelijking met daarvoor er toch langzaam op vooruit gingen. Daarbij zag men kans om individueel hogerop te komen, zoals dat voorheen nooit mogelijk was geweest. Hierdoor wilde men zich nog beter inzetten. De sterke werkgeest heeft er deels voor gezorgd dat veel mensen zich inzette op de arbeidsmarkt en bepaalde dingen accepteerde, maar dit komt ook door het feit dat veel mensen ook gewoon geen keus hadden.

Het meer gaan investeren in research and development (R&D) heeft de Chinese economie ook doen laten groeien. China is op dit moment het 3de grootste land met 60 miljard euro aan uitgaven aan onderzoek. Alleen Amerika en Japan staan nog boven China met respectievelijk 282 en 101 miljard dollar. Er werken 743.000 mensen in deze sector, en men verwacht dat de inkomsten alleen maar meer zullen toenemen. 40% van de totale investering in R & D komt van de overheid. De Chinese overheid wil zo snel mogelijk hun land moderniseren. De andere 60 % procent komt van binnenlandse, maar vooral van buitenlandse bedrijven. Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat de buitenlandse bedrijven al veel verder ontwikkeld zijn, en meer geld kunnen neerleggen voor R&D.
Volgens het Chinese Ministerie van Handel waren er in 2006 tegen de 750 R&D-centers (onderzoekscentra) vergeleken met 200 in 2002. In 2000 was er $ 11,13 miljard geïnvesteerd in R&D, tegen $ 29,4 miljard in 2005. Hierbij worden de buitenlandse onderzoeken die in China plaatsvinden nog niet eens meegerekend. Het is namelijk zo dat het R&D-gehalte onder middelgrote en grote bedrijven in China vooral bepaald wordt door de buitenlandse bedrijven. Slechts een kwart van de Chinese bedrijven hadden eigen onderzoeks- en technologiecentra. Maar dit bij elkaar heeft er voor gezorgd dat de R&D in China voor blijft op heel veel andere landen.

Onderzoek is belangrijk voor een land. En dus ook voor China. Door onderzoek is het voor een China mogelijk geworden te concurreren met andere landen door het verbeteren van productieprocessen, het verbeteren van de kwaliteit van producten en het maken van compleet nieuwe producten en diensten. De efficiëntie van China en dus de algehele prestaties zijn erg ontwikkeld door R&D.

Door de noodzakelijke technologische vernieuwing, die is ontstaan door R&D binnen het land, werden de productieprocessen sterk verbeterd. Dit en het invoeren van het opendeur beleid, leidde ertoe dat China in recordtempo een belangrijke producent van consumptiegoederen werd, gaande van goedkoop speelgoed en laagwaardig textiel tot hoogwaardige hardware.

In 1978 bedroeg de Chinese export een ‘luttele’ 20 miljard dollar (omgerekend zo’n 15,35 miljard euro), waardoor het land 32ste stond in de ranglijst van ‘s werelds grootste exporteurs. Sinds toen groeide de export elk jaar met een gemiddelde van 30%, waardoor China in 2004 Japan voorbij streefde, die toen nog op de derde plek stond, met een uitvoer van maar liefst 600 miljard dollar (€ 460,53 miljard).
Als we kijken naar de samenstelling van het belangrijkste deel van het exportpakket , dan valt op dat vooral apparatuur, machines en benodigdheden bij het opwekken van stroom een belangrijk deel van de export tot zich nemen. Dit zijn eindproducten, geen grondstoffen. De binnenlandse en buitenlandse bedrijven verwerken dan vaak ook binnen China de grondstoffen tot ware eindproducten. Het exportpakket van China is veelzijdig. Vooral de industriesector levert een groot deel van de Chinese exportproducten. Vooral de textielindustrie is van belang voor de Chinese export.

China exporteert méér dan het importeert. De handelsbalans is positief. Het kunstmatig laag houden van de Chinese munt de Yuan, wordt wel eens als grootste oorzaak hiervan gezien. Hierdoor heeft China namelijk verschillende belangrijke voordelen. Een van deze voordelen is dat door de lage koers van de munt de Chinese bedrijven ten opzichte van buitenlandse bedrijven goedkoop produceren. Hierdoor zullen buitenlandse bedrijven eerder in China gaan investeren. Dit feit heeft een zeer positieve effect op de economische ontwikkeling van China gehad. Het tweede voordeel is de goedkope export. Bedrijven uit het buitenland zullen eerder producten uit China gaan importeren omdat deze relatief goedkoop zijn vergeleken met andere landen. Natuurlijk zal China proberen de waarde van de munt laag te houden. Dit doen ze door onder andere veel buitenlandse valuta te kopen. Dit zorgt er voor dat de Yuan ten opzichte van andere munten laag blijft. Landen zoals Amerika bestempelen China dan ook als een \"muntmanupilator\". Ze beschuldigen China van oneerlijke concurrentie en leggen dan ook handelsembargo\'s op. China trekt zich hier echter niks van aan, want ze weten dat Amerika China nodig heeft. Amerika is op dit moment dan ook druk in overleg met China. Ze willen dat China de waarde van hun munt niet meer kunstmatig laag houdt. Als China dit doet krijgen ze meer te zeggen in belangrijke organisaties zoals bijvoorbeeld het WTO.

1.4 China is uniek
Van de economische ontwikkeling van China wordt ook wel eens gezegd dat deze uniek is. De verklaring hiervoor is dat er om te beginnen in de economische wetenschap verschillende theorieën zijn die gebruikt worden om economische groei van China te verklaren. Bij de theorie van de heer Harrod-Domar ligt de nadruk op investeringen en besparingen. Bij de theorie uit 1956 van de heer Solow ligt de nadruk op productiefactoren: de inzet van arbeid, kapitaal en technologische ontwikkeling. Nu is de vraag vanuit deze theorieën, of China\'s groei veroorzaakt wordt door meer inzet van arbeid en kapitaal of door toename van de productiviteit; de slimmere benutting van de productiefactoren.

De econome Liang Guoyong zegt in een proefschrift van haar, dat ze deze theorieën te ongenuanceerd vindt. Liang heeft beweert dat er drie cruciale veranderingsprocessen door elkaar lopen in de recente periode van sterke groei.

Figuur: Unieke groei van China
1. De overgang van een communistische, geleide markt naar een vrije markt (transition).
2. De overgang van een gesloten economie zonder import en export naar een open economie (internationalisation).
3. Een snel optredende industrialisatie. Verschillende andere economieën maken ook twee van de drie veranderingsprocessen door. China is echter uniek door de combinatie van drie processen.

De drie belangrijkste economische veranderings- processen in China vergeleken met enkele geselecteerde andere economieën legenda: CEE=Central and Eastern Europe; FSE=Former Soviet Union

Tot 1978 was China ondanks zijn grootte een geïsoleerd land. Daar kwam verandering in toen partijleider Mao Zedong werd opgevolgd door Deng Xiaoping en China haar economie begon te liberaliseren, de deur openzette naar het buitenland en de handelsrelaties zich konden ontwikkelen. Dit is één van de belangrijkste redenen geweest dat China over een langere periode ongekende groeicijfers toont. Daarbij beschikt het land over veel grondstoffen, ongelofelijk veel arbeidskrachten die goedkope arbeid verrichten en over een jonge, omvangrijke, gemotiveerde en innovatieve beroepsbevolking. Sinds 1978 is het bruto binnenlands product, dit is de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten, van China zowat verachtvoudigd. China’s opendeur politiek heeft er voor het gezorgd dat het effect daarvan alleen maar meer door zichzelf werd versterkt. Meer import heeft geleid tot meer buitenlandse investeringen, meer buitenlandse investeringen veroorzaken meer export, hetgeen op zijn beurt weer meer buitenlandse investeringen oproept. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een positieve ontwikkelingsspiraal. Ondanks het communistische karakter van de Chinese samenleving, is China steeds meer op een kapitalistisch land gaan lijken.

Hoofdstuk 2. Welke punten zouden in de toekomst een rem op de economische ontwikkeling kunnen zijn?
China als het land met meer dan 1,3 miljard inwoners is de een van de meest veelbelovende consumentenmarkten ter wereld. In de welvarende gebieden van China groeit het aantal middenklassers die geld kunnen spenderen. Nu wordt de omvang van die groep geschat op 100 miljoen consumenten en naar verwachting zal deze groep over ongeveer tien jaar uitgegroeid zijn tot 650 miljoen consumenten. Daarmee zal de consumentenmarkt in China tweemaal zo groot zijn als die voor de verenigde staten. Dit zal China nog aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders. Natuurlijk zijn er ook andere factoren die meespelen. De vraag is of China zijn enorm groeiritme de komende tijd zal kunnen volhouden. En daarbij haalt China bijvoorbeeld nu niet eens de top-100 van de wereld, gemeten in bbp per hoofd van de bevolking, China eindigt nu nog op 107e plaats. De fantastische economische prestaties van de laatste twintig jaar zijn natuurlijk geen garantie voor toekomstig succes. Waar kan China allemaal tegen aan lopen?

2.1 Corruptie
In China zijn corruptie en nepotisme geen onbekend verschijnsel. Je kan bijna zeggen dat het wordt geaccepteerd in China. Corruptie betekent machtmisbruik ten bate van persoonlijke belangen. In China uit zich dat vooral op laag niveau in omkoping van ambtenaren door geld, goederen of wederdiensten, om voordeel te verkrijgen. Ambtenaren worden bijvoorbeeld omgekocht om grond beschikbaar te stellen aan grote ondernemingen. Deze grond wordt vaak onteigend van boeren. Hetzelfde geldt voor olievelden die worden onteigend van boeren om deze te kunnen gebruiken voor de groeiende energiebehoefte. Dit betekent dat boeren hun land en inkomsten verliezen. De corruptie is deels te verklaren met de lage salarissen die ambtenaren ontvangen, maar daarnaast speelt de grootte van China ook een rol. China is letterlijk een groot land, waardoor het erg moeilijk is om overal even goed toezicht te houden. Corruptie wordt ook beschouwd als een economisch middel, omdat de staat bijvoorbeeld minder geld kwijt is aan ambtenarensalarissen. Op hoger niveau vindt er in China ook corruptie plaats, die vaak gepaard gaat met schendingen van mensenrechten. Bedrijven die geen overheidsbemoeienis willen kunnen met genoeg geld hier aan ontkomen. Om te zorgen dat dit gegeven niet openbaar bekend wordt, kan er bijvoorbeeld geweld gebruikt worden tegen vakbondleiders of journalisten.

Een onderdeel van corruptie is nepotisme, een fenomeen wat in China veel voorkomt. Het gaat ook om machtsmisbruik van een autoriteit, alleen staat er hierbij niets tegenover, want het gaat hier om het begunstigen van eigen familieleden of vrienden. Dit door ze bijvoorbeeld in hoge functies te benoemen of door ze opdrachten te gunnen.

Zowel corruptie als nepotisme ondermijnen de rechten van de arbeidsbevolking, waaronder het recht op eerlijk inkomen, bescherming van de werkplek en veiligheid. Daarbij leidt corruptie vaak tot schendingen van mensenrechten en verslechterd corruptie de levensstandaard, omdat mensen soms een groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan steekpenningen en smeergeld. Een ander effect van corruptie en nepotisme kan zijn oneerlijke vormen van concurrentie of milieuvervuiling.

Op de lijst Corruptie Perceptie Index van transparency Internationaal, die de corruptie verschillende landen vergelijkt, staat Nederland op plaats 7 in de wereld en China op plaats 72 in 2008. Dit gegeven laat zien op welk hoog niveau corruptie in China voorkomt. Corruptie en nepotisme kunnen verschillende negatieve invloeden hebben op de economische ontwikkeling van China. Allereerst zijn er veel demonstraties van de armere bevolking en bedrijven die protesteren tegen de overheid, dit zorgt voor veel onrust in China. De gevolgen van oneerlijke concurrentie kunnen zijn dat de WTO China erop aanspreekt en maatregelen neemt.

Eerder is aangegeven dat China erg afhankelijk is van buitenlandse investeringen. Ondanks dat er ook buitenlandse bedrijven gebruik maken van corruptie, vinden buitenlandse bedrijven het over het algemeen erg belangrijk dat er eerlijke concurrentie heerst, zoals zij die bijvoorbeeld in Westerse landen zouden hebben, waar zij geen steekpenningen hoeven te betalen en waar nepotisme veel minder aanwezig is. Wanneer China in de toekomst de problematiek rondom corruptie en nepotisme niet in de hand kan houden, kan dit buitenlandse bedrijven doen besluiten om in andere landen te investeren en zich daar te vestigen. Dit kan een erg grote impact op de Chinese economie hebben.

2.2 Sociale ongelijkheid & mensenrechten
De economische ontwikkeling heeft gezorgd voor een enorme afname van armen in China. In onderstaande grafiek kun je zien dat BBP per hoofd van de bevolking sinds 1990 meer dan verdrievoudigd is. Sinds het begin van de hervormingen zijn de inkomens van bijna 400 miljoen mensen boven de nationale armoede grens gestegen en is de gemiddelde levensverwachting met 10 jaar toegenomen.

Figuur: Nominaal BBP per hoofd in US dollars

Bron: Economic Intelligence Unit

Volgens het Staatsinformatiecentrum waren er in China 2005 ongeveer 200 miljoen \'middeninkomenconsumenten\'. Zij kunnen zich bepaalde goederen veroorloven zoals een eigen auto, een huis en een vakantie. In de meeste grote steden beschikt bijna iedereen van de geregistreerde bevolking nu over een ijskast en een wasmachine. Het statussymbool verschoof de laatste jaren van een fiets, naar een televisie en nu is het een gemotoriseerd voertuig.

Tegelijkertijd gaat de economische ontwikkeling gepaard met groeiende ongelijkheid. In 1990 verdienden de 20 procent rijkste stedelingen 4,2 keer zoveel als de armste 20 procent. In 1998 was dat al opgelopen tot 9,6 keer. Het aantal nieuwe stedelijke armen, die nog niet in de statistieken terug te vinden zijn wordt geschat op 40 miljoen. Maar vooral de regionale ongelijkheid is erg groot, het oosten van China met verschillende steden, tegenover het platteland. De inkomens van de boeren bijvoorbeeld groeien nu al drie keer trager dan die van de stedelingen. Het BBP per capita in de stad Sjanghai bijvoorbeeld is zowat 9 keer zo hoog als dat van westelijke provincie Gansu. Er zijn ook berekeningen waarvan de uitkomst stelt dat 80 procent van de plattelandsbevolking moet rondkomen met een inkomen dat ver onder het nationaal gemiddelde ligt.

De stijging van het BBP staat dus niet in verhouding tot te werkelijkheid. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het verschil tussen inkomens in stedelijke gebieden en in rurale gebieden (platteland) per vijf jaar te zien. Je kan zien dat het verschil met de jaren alleen maar is toegenomen. De inkomens in de rurale gebieden stijgen geleidelijk tegenover de exponentiële groei van de inkomens in stedelijke gebieden (1000 Yuan Renminbi is 113 Euro). De cijfers van de laatste paar jaar zijn niet onderstaande grafiek verwerkt, maar bekend is dat de lijnen zich op de zelfde manier doorontwikkeld hebben als de laatste paar jaren die zichtbaar zijn in de grafiek.

Figuur: Inkomensverdeling per hoofd in (Yuan) Renminbi tussen 1985 en 2001

Bron: China statistical yearbooks

Er zijn nog meer ongelijkheden in China. De Chinese overheid investeert bijvoorbeeld te weinig in de gezondheidszorg. Tijdens de economische ontwikkeling is de gezondheidszorg erop vooruit gegaan, er zijn nu voldoende ziekenhuizen en apparaten, maar deze middelen zijn wel ongelijk verdeeld. In de steden zijn er meer voorzieningen. Tweederde van de bevolking is op geen enkele manier tegen ziektekosten verzekerd en ongeveer de helft van de zieken kan geen beroep doen op professionele medische hulp. Vaak wordt de hulp van lokale medicijnmannen ingeschakeld wanneer er geen andere optie is.

Een andere verschil is terug te vinden in het onderwijs. In stedelijke gebieden is het onderwijs beter geregeld. Zo studeerden in 2005 350.000 ingenieurs af en wordt er enorm geïnvesteerd in kennis en infrastructuur. De afgelopen jaren werd kennis gezien als de weg naar de wereldtop. Hier tegenover staat dat veel kinderen op het platteland voortijdig stoppen met school, ondanks dat twintig jaar geleden in de leerplichtwet is vastgelegd dat elk kind in China in praktijk tenminste negen jaar onderwijs moet volgen. Op het platteland moet 78 % van de kosten voor onderwijs door de boeren zelf opgebracht worden, onder andere via lokale belastingen, de overheid levert hier maar een bijdrage van 1 % aan. Boeren kunnen dit vaak niet opbrengen, waardoor hun kinderen geen onderwijs kunnen volgen.

Economische gevolgen van economische groei zijn dus in heel China merkbaar, maar de mondialisering en grote economische groei werkt in China heel ongelijk in op de samenleving. Slechts in enkele delen van China is sprake van sterke economische groei. Vooral in het Oosten en aan de kust groeit de economie hard. In andere delen is er echter nauwelijks sprake van economische groei en overheerst nog steeds een agrarische samenleving. Daarbij speelt op het platteland corruptie nog een grotere rol en boeren verliezen hun inkomsten door de onteigening van hun land.
Ook heeft de landbouwsector last van woestijnvorming, waterschaarste en natuurgeweld.

Door de slechte communicatie van de afgelopen jaren tussen de twee gebieden was het verschil, voor de armere bevolking niet duidelijk voelbaar. Maar door migratie en doordat openheid toeneemt en communicatie tussen stedelijk gebied en het achterland verbeterd wordt voor Chinezen van het platteland het verschil tussen het rijke oosten en het arme westen steeds meer zichtbaar. De mensen uit het westen zien dat ze anders worden behandeld, ze ontvangen in verhouding een veel lager inkomen, profiteren veel minder van de economische vooruitgang, waardoor ze achter blijven op het oosten. Deze oneerlijke inkomensverdeling, die is gebaseerd op een combinatie van economische uitbuiting, sociale onrechtvaardigheid en politieke uitsluiting, heeft geleid tot verzet onder de Chinese boeren. Zij protesteren, zij dienen petities in, en als alle andere middelen zijn uitgeput nemen zij deel aan plaatselijke rellen. Volgens de regering zelf zijn er in 2005 87.000 lokale opstanden geweest, een stijging van 6,6 % ten opzichte van 2004.

Ook op het vlak van mensenrechten schort nog het een en ander in China. Er zijn niet of nauwelijks wetten met betrekking tot mensenrechten. Persvrijheid en vrije meningsuiting zijn gevoelige onderwerpen, net zoals het recht op zelfontplooiing door onderwijs. China probeert al decennialang het beeld in stand te houden dat alle nationaliteiten in goede harmonie leven en dat er geen interne spanningen en officieel zijn alle nationaliteiten gelijk en bestaat er vrijheid van geloof. Gebieden hebben alleen niet het recht om zich af te scheiden. Een goed voorbeeld hiervan is het zeer bergachtige gebied Tibet wat in west-China ligt. In Tibet leven ongeveer 2,37 miljoen mensen, onder wie ongeveer 1,7 miljoen Tibetanen. Het totale aantal Tibetanen in China wordt op 6 miljoen geschat. Sinds de 17e eeuw strijden Tibetanen voor onafhankelijkheid. Eind 1987 ontstond er een grote opstand die echter met harde hand door het Chinese leger werd neergeslagen. De onderdrukking van de Tibetanen gaat op dit moment nog steeds door en wordt door mensenrechtenorganisaties bekritiseert. Dit uitte zich bijvoorbeeld met protesten tijdens de Olympische spelen in 2008.

Voor China zijn de kloof tussen arm en rijk en negatieve ontwikkelingen rondom mensenrechten bedreigingen voor de sociale stabiliteit. En stabiliteit is toch wel een belangrijke voorwaarde voor evenwichtige, economische groei. China hecht grote waarde aan de agrarische sector, die voor het land van cruciaal belang is voor de voedselvoorziening en de werkgelegenheid. Ook waren het boeren in het verleden die een grote rol speelden bij het beëindigen of beginnen van nieuwe dynastieën, onder andere door het ontketenen van revoluties en grote massa-opstanden. Een eventuele grote opstand, een directe opstand tegen de Chinese staatspartij door ontevredenheid over het tekortgeschoten beleid is niet ondenkbaar. De problematiek rondom de mensenrechten in China, wordt niet alleen in China bekritiseerd, maar ook in de rest van de wereld. Negatieve veranderingen kunnen invloed hebben op de export en investeringen.

2.3 Milieu
Volgens een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie uit 1998 liggen zeven van de tien meest vervuilde steden ter wereld in China. De afgelopen jaren is de belangrijkste beleidsdoelstelling de groei van de economie geweest, maar dit is ten koste van het milieu gegaan. Het energiegebruik in China is het laatste decennium sneller gegroeid dan de economie. Dit wil zeggen dat de economie nog energie-intensiever geworden is. Het productieapparaat is uitgebreid en dit met vaak inefficiëntie technologie en vooral een gebrek aan milieutechnologische ingrepen om verontreiniging te vermijden, dit vanwege de extra kosten. Deze combinatie zorgt voor enorme uitstoot van broeikasgassen en veroorzaakt zure regen. De binnenlands productie en de binnenlandse consumptie zijn erg toegenomen, wat heeft geleid tot bijkomende pollutie. Verstedelijking, sterk gestegen energieverbruik, het lage milieubesef van de bevolking en de stijging van autogebruikers zijn andere factoren die bijgedragen hebben aan de milieuverontreiniging. De snelle urbanisatie blijkt uit de volgende cijfers, tussen 1980 en 1998 liep het percentage stedelingen op van 19 naar 30 procent en volgens een ontwikkelingsprogramma van de VN zal het tegen 2010 stijgen naar 45 procent.

Het milieu in China wordt door de snelle en ongecontroleerde economische groei sterk vervuild. Op 20 oktober 2006 verklaarde de VN bijvoorbeeld dat de mondingen van twee van China’s grootste rivieren, de Yangtze en de Gele Rivier, officieel ‘dode zones’ zijn. Meer dan 70 % van de rivieren in China is vervuild. Dit komt veelal doordat fabrieken afvalstoffen in deze rivieren lozen, er buitengewoon veel bestrijdingsmiddelen in de landbouw worden gebruikt en door onbehandeld afval. Dit water kan eigenlijk niet voor consumptie gebruikt worden, maar op dit moment zijn er meer dan 300 miljoen Chinezen op het platteland die geen toegang hebben tot schoon drinkwater. Zware metalen, kankerverwekkende stoffen en organische verontreinigers komen steeds vaker in de voedselketen terecht door het gebruik van afvalwater voor irrigatie. De verdubbeling van het aantal gevallen van leverkanker in China wordt voor een groot stuk aan de waterverontreiniging toegeschreven. Door de verwoestijning van het land is er ook steeds minder water beschikbaar. Tenslotte daalt het waterpeil in veel rivieren en meren de laatste jaren sterk door de hoge bevolkingsdruk. Er zijn teveel mensen en er is te weinig water. Dit weinige water wordt gebruikt zonder rekening te houden met de toekomst. Daarnaast speelt ook de overconsumptie van water door de industrie en de landbouw een belangrijke rol.

Figuur: CO2 uitstoot van energiecentrales in China
Bron: International Energy Agency

In de grafiek hierboven kun je zien hoe snel de uitstuit van CO2 de afgelopen jaren is toegenomen in China. Opvallend is dat het verloop van deze grafiek bijna identiek is met die van de groei van het BNP. Dit betekent dat deze twee verschillende dingen gelijk met elkaar op gaan.

Deze centrales leiden tot grote luchtvervuiling, door de uitstoot van zwaveldioxide, waterstofoxide, koolstofdioxide en fijnstof. Veel Chinezen hebben als gevolg van de luchtvervuiling, hartziektes en longaandoeningen. Er is bekend geworden dat de luchtvervuiling het aantal longaandoeningen bij jonge mensen sterk doet groeien. Vanwege de milieuvervuiling krijgen meer mensen op een jonge leeftijd longemfyseem en bronchitis. China telt 43 miljoen patiënten met een chronische longzieke, van wie er jaarlijks ongeveer een miljoen sterven. Het is hierbij wel belangrijk om te weten dat een groot deel van de Chinese bevolking rookt.

Door bovenstaand gegeven wordt de luchtvervuiling in China wordt steeds erger. Er komen steeds meer auto’s en de behoefte aan energie stijgt en door de industriële vervuiling. De behoefte aan energie wordt opgevangen door nog meer kolengestookte centrales te bouwen, aangezien steenkool nog in overvloed aanwezig is in China. De vervuiling zal dus alleen meer toenemen in de toekomst.

China heeft ook problemen met zijn bodemgesteldheid. Door ontbossing en erosie is het geschat verlies van landbouwgrond 20% sinds 1949. Dit komt voornamelijk door de toenemende vraag naar voedsel, waardoor er steeds meer landbouwgrond nodig is. Daarnaast is er ook bodemvervuiling. Deze vervuiling komt door de (verouderde)industrie en door de mijnbouw. Ook de groeiende internationale handel in afvalstoffen en verontreinigd materiaal waarvoor in China een grote afzetmarkt bestaat, speelt een rol.

De ecologische gevolgen van de economische groei zijn behalve in China, ook in andere delen van de wereld zichtbaar. Chinese luchtverontreiniging is in heel Azië en zelfs tot aan de westkust van de VS meetbaar. Verontreinigde rivieren stromen Rusland en de Zuidoost Aziatische buurlanden binnen. Minder zichtbaar, maar erg belangrijk, is dat de Chinese verontreiniging het globale ecosysteem verder aantast.

De effecten op de lange termijn van milieuverontreiniging zijn bijvoorbeeld verslechtering leefomgeving, gezondheid beroepsbevolking en hogere kosten voor China. Jonge hoog opgeleide Chinezen zijn erg belangrijk voor de economische toekomst. Vervuilde steden die de motor achter de economie zijn, het minder aantrekkelijk worden van de steden kan er voor zorgen dat de hoogopgeleide en rijkere bevolkingsklasse de steden zullen verlaten. Op dit moment schat het Nationale Milieubeschermingagentschap (NEPA) de kosten al op 14 procent van het BNP. Het aantal verloren werkdagen ten gevolge van door luchtvervuiling veroorzaakte gezondheidsproblemen schat de Wereldbank op ongeveer 7,4 miljoen. De grote overstromingen, kosten het land elk jaar 20 miljard euro. Het watertekort en de waterverontreiniging kost veel productiviteit. Men denkt een verlies van industriële omzet van 11,2 miljard dollar. De economische impact van waterverontreiniging op de gezondheid wordt op 3,9 miljard dollar geschat. Zelfs de graanproductie zou met 24 miljoen ton kunnen stijgen als de behandeling van afvalwater beter zou zijn. Geen onbelangrijk gegeven als je bedenkt dat China in de toekomst steeds meer beroep zal doen op de wereldvoedselvoorraden.

Voor de voortzetting van de economische groei is de staat van het milieu dus erg belangrijk. Ook is het natuurlijk belangrijk om de welzijnsstandaard op lange termijn op peil te houden. Alleen zal in de toekomst de vraag naar water, land en energie alleen maar toenemen. Door de economische groei wordt de groep middenklassers in China steeds groter. Deze middenklasse heeft veel meer te besteden dan in het verleden. Daardoor wordt de vraag naar luxegoederen ontstaan. Dat zou kunnen leiden tot uitputting van fossiele brandstoffen en ontbossing door bijvoorbeeld uitstoot van uitlaatgassen door auto’s en het produceren van die luxe goederen.

2.4 Tekort aan grondstoffen
Op 9 maart 2009 heeft de Chinese overheid 32 steden bestempeld als grondstofarm. In totaal kampen nu 44 steden door het hele land met een tekort aan hulpbronnen om hun economische ontwikkeling door te kunnen zetten. Dat heeft het Chinese staatspersbureau Xinhua gemeld.

In China woont een vijfde van de totale wereldbevolking, maar China is wel verantwoordelijk voor de helft van de globale cementproductie, een derde van de staalproductie en meer dan een kwart van de wereldaluminiumproductie.
China heeft de grootste staalproductie ter wereld, maar bezit geen ijzererts en moet dat overal ter wereld inkopen. Het land geeft vandaag 35 maal zoveel uit aan de invoer van sojabonen en ruwe olie als in 1999, en 23 maal zoveel aan de invoer van koper.

Het land heeft enorme voorraden steenkool, maar aan overige energiebronnen een tekort.
China is grotendeels afhankelijk van het buitenland voor de dekking van zijn energiebehoefte. Het importeert al deze grondstoffen niet alleen vanwege de snelle economische groei, maar ook omdat die groei vooral geconcentreerd is in industrieën die grote hoeveelheden grondstoffen verbruiken. Zo verbruikt de Chinese staalindustrie 16% van de in het land opgewekte elektriciteit, vergeleken met 10% voor alle Chinese gezinnen samen. China heeft op dit moment twee keer zoveel energie als een gemiddeld welvarend land voor hetzelfde product.

Figuur: China’s afhankelijkheid van geïmporteerde olie tussen het jaar 2000 en 2020

Bron: China’s International Energy, Strategy and Policy

Olie zal een belangrijke invloed op de economie kunnen gaan uitoefenen. Zoals eerder aangegeven zal de behoefte naar energie stijgen. In de bovenstaande grafiek is te zien dat naar verwachting de hoeveelheid geïmporteerde olie een steeds groter aandeel in de totale vraag zal hebben. De in China geproduceerde olie zal niet veel stijgen. China wordt dus veel afhankelijker van het buitenland. Er zal minder olie in de toekomst aanwezig zijn, maar China heeft dus juist meer nodig. Dit kan leiden tot prijsstijgingen.

Het Internationale Energieagentschap verwacht tegen 2030 een verdriedubbeling van de Chinese invoer van olie. Het probleem is dat dit erg veel geld kost. Bekend is dat de prijzen van fossiele brandstoffen, zoals olie, alleen maar zullen stijgen, waardoor productiekosten hoger worden. Voor het land China, waar grondstoffen erg belangrijk zijn, zal dit grote negatieve gevolgen hebben.

Als China economisch wil blijven doorgroeien, nu en in de toekomst, zal China nog meer grondstoffen nodig hebben. Zeker wanneer de zware industrie blijft doorgroeien, er meer woningen gebouwd moeten worden, de transport uitbreidt en er bijvoorbeeld meer auto’s geproduceerd moeten worden. China moet naar alternatieven op zoek.

2.5 Vergrijzing
De Chinese bevolking bestaat uit steeds meer ouderen. In de meeste landen begint het proces van vergrijzing omstreeks 2015 te versnellen, maar in China is dit fenomeen al jaren aan de gang. De sterkst opkomen de economie ter wereld vergrijst zelfs sneller dan elk ander land.
In China stoppen vrouwen met werken rond hun 55e en mannen op hun 60e levensjaar. Daarna krijgen ze, als ze betaald werk hebben gehad, een staatspensioen. Dit bedrag kan variëren van een paar tientjes tot 175 euro. Op dit moment zijn er in China ongeveer 145 miljoen pensioengerechtigde Chinezen, over twaalf jaar 250 miljoen en in 2051, schat de overheid, zullen dit er meer dan 400 miljoen zijn. Meer dan 11% van de Chinezen is momenteel ouder dan 65 jaar en wordt verwacht dat percentage in 2050 oploopt tot 24%.

Deze ontwikkeling is een gevolg van het in 1979 ingevoerde éénkindbeleid bedoeld om de destijds explosief groeiende bevolking af te remmen en de verbetering van de gezondheidszorg, waardoor de kwaliteit van het leven in China sterk is toegenomen. Decennialange hoge economische groeicijfers deden tegelijkertijd de armoede fors afnemen, waardoor de gemiddelde levensverwachting de afgelopen vijftig jaar met 30 jaar, van 41 naar 72 jaar steeg. Zonder deze maatregelen waren er nu ongeveer 400 miljoen Chinezen meer, Chinezen die als ze waren geboren nu carrière zouden maken en zouden meebetalen aan de pensioenen, maar tegelijkertijd hadden die allemaal van een baan en een huis hadden moeten worden voorzien. De vergrijzing is nu het gevolg van het éénkindbeleid.

Figuur: Ontwikkeling beroepsbevolking tussen het jaar 1951 en 2045
Bron: Verenigde Naties, World Population Prospects

De pensioenen van de ouderen moeten worden betaald door de arbeidsbevolking, de werkende bevolking van 15 tot 59 jaar. De beroepsbevolking groeide gemiddeld 2,5 procent per jaar tussen 1961 en 1990. In de toekomst zal door de vergrijzing deze groep steeds kleiner worden. In bovenstaande grafiek kun je zien dat de groei van de beroepsbevolking de komende jaren drastisch afneemt, terwijl de bevolking in zijn geheel blijft doorgroeien. In het jaar 1990 stonden er nog tegenover tien werkenden één gepensioneerde, nu zijn dat er nog maar zes en in 2020 wordt verwacht dat dit daalt naar 2,5.

China voerde pas 1995 een pensioensysteem in. De financiële verplichtingen kunnen daarom nu nog bij lange na niet gedekt worden. China moet bijna eenderde van de pensioenen uitbetalen uit de algemene kas. Op dit moment moet de overheid al 228 miljard euro bijleggen. Daarbij komt dat slechts 20% van de Chinese bevolking, voornamelijk uit de stedelijke gebieden, in dit pensioensysteem valt. Indien de overheid ook de pensioenen voor de resterende 80% van de bevolking wil garanderen, zullen de kosten alleen nog maar hoger worden. De tekortkoming zal in ieder geval door de vergrijzing in de toekomst alleen maar groter worden.

Behalve de extra kosten van pensioenen die vergrijzing met zich meebrengt, groeit de bevolking die gebruik moeten maken van de gezondheidszorg ook. De gezondheidskosten zullen hierdoor stijgen. Wanneer mensen geen pensioen ontvangen, zal dit ook invloed hebben op de binnenlandse consumptie. Deze ontwikkeling heeft dus grote gevolgen voor de economie van China.

Een belangrijk gevolg van de 1-kind politiek is ook dat doordat mensen maar 1 kind mochten hebben en de voorkeur toch vaak uit ging naar een jongen, er tegenwoordig naar schatting tegenover 100 tegenover 117 mannen staan . Dit verschil zal in de toekomst alleen maar groter worden. Het probleem is dat veel mannen geen vrouw kunnen en zullen vinden, hierdoor is er een grotere kans op ziekte en maatschappelijke problemen. Ook bestaat er een kans dat de besmetting van aids en andere epidemieën explosief kunnen toenemen.

2.6 Werkloosheid
China mag economisch dan wel groeien, deels door de lage lonen, die mogelijk zijn omdat China zoveel inwoners heeft. De andere kant van het verhaal is, dat het creëren van werkgelegenheid ook belangrijk is. Op dit moment stijgt de structurele werkeloosheid nog steeds. De economische groei heeft nauwelijks duurzame banen opgeleverd. Het aantal banen in de nieuwe bedrijven volstaat niet om het aantal banen dat in staatsbedrijven verloren is gegaan, op te vangen. Terwijl de werkzame bevolkingsgroep tussen de 15 en 59 jaar op dit moment nog steeds groeit.

Door de komst van buitenlandse multinationals met nieuwe technieken en vergaand geautomatiseerde en gemechaniseerde productieprocessen zijn bepaalde Chinese arbeiders overbodig geworden. Deze arbeiders kunnen in veel gevallen moeilijk een andere baan vinden omdat zij hun hele leven een bepaalde arbeid hebben verricht en nooit iets anders hebben geleerd. Omscholing zit er niet in omdat de werklozen daar zelf geen geld voor hebben. Vooral de buitenlandse bedrijven komen naar China voor de lagere productiekosten. Omscholing van arbeiders betekent een extra kostenpost en aangezien er genoeg arbeiders zijn die wel geschikt zijn voor de arbeid die binnen het bedrijf verricht moet worden is er geen reden voor bedrijven om de werklozen om te scholen.

Figuur: Ontwikkeling werkloosheidscijfer China
Bron: Verschillende China Statistical Yearbooks

In bovenstaande grafiek kun je zien dat het percentage werklozen aan het begin van de hervormingen in China afnam, toen weer toenam, maar de laatste jaren toch weer langzaam afneemt. Er moet alleen wel een kanttekening hierbij geplaatst worden.

Het is zo dat dit de ‘officiële’ gegevens, arbeidsmigranten die hun werk verliezen niet worden meegeteld, doorgaans omdat zij in hun thuisprovincies nog geregistreerd staan als boer. Ook het aantal werkzoekende afgestudeerden, 7,1 miljoen, dat nog geen baan heeft wordt niet meegeteld. Daardoor is het officiële werkloosheidscijfer van ongeveer 4,2 procent in 2007 waarschijnlijk te laag. Daarbij is het zo dat China het liefst zo min mogelijk negatieve punten kenbaar maakt. Naar schatting is nu 22 procent van de werkzame beroepsbevolking werkloos.

Op bepaalde manieren wordt geprobeerd werkgelegenheid te creëren. Kenmerkend voor de Chinese economie is dat het aanbod van bijna alle producten structureel te groot is. Met behulp van de overheid en banken, kunnen bedrijven blijven produceren, ook als er geen winst wordt gemaakt. China haar antwoord hierop is exporteren van het overschot. Dit verklaart mede de lage prijzen. Maar dit is geen effectieve oplossing. Behalve dat dit op de lange termijn geen banen oplevert, is het ook nog slecht voor het bankwezen.

Recent verscheen de structurele werkloosheid van China in het nieuws. Als gevolg van de kredietcrisis hebben 20 miljoen Chinese arbeidsmigranten hebben in de laatste maanden van 2008 hun werk in de textiel-, speelgoed- en meubelfabrieken bij steden verloren. De mensen keren weer terug naar het platteland. In januari meldden de autoriteiten nog een getal van zes miljoen werkloze plattelandsmigranten. De cijfers zijn gepubliceerd door het ministerie van Landbouw en gebaseerd onderzoek in 150 dorpen in vijftien verschillende provincies. In februari gaven Chinese autoriteiten aan, dat aantal zal volgens de in de komende maanden toenemen tot 25 miljoen, als de crisis in de Chinese exportsector doorzet.

Voor de zuidelijke, centrale en westelijke provincies vormt de omgekeerde migratie een nieuw probleem, want voor de miljoenen werkloos geraakte boerenzonen en -dochters is op het platteland geen werk. Het totale aantal arbeidsmigranten wordt geschat op 130 miljoen.

Volgens directeur Zhang Quanshou van Quanshou Human Resources in Guangzhou (Kanton) is de vraag naar ongeschoolde werkers nu aan het instorten als gevolg van wereldwijde recessie en het verdwijnen van fabrieken naar Vietnam en Bangladesh. In 2008 sloten ruim 80.000 voor de export werkende bedrijven de poorten in de Parelrivierdelta. Daar stond tegenover dat er 103.000 nieuwe ondernemingen werden opgericht, maar vaak dit zijn bedrijven die goed geschoold technisch personeel zoeken.

China zal de komende jaren minimaal 9% economische groei moeten behalen om de werkeloosheid binnen de perken te houden. Sommige mensen beweren dat China het afgelopen jaar door de kredietcrisis 4,5% gegroeid is, maar China ontkent dit. Hoe dan ook, duidelijk is dat China iets aan de werkloosheid moet doen. De grootste gevaren voor de economische groei van China zijn, dat China erg veel geld kwijt is aan werkloosheid, denk bijvoorbeeld aan het creëren en dat door een groeiende werkloosheid, de ontevredenheid onder de bevolking sterk groeit, met alle gevolgen van dien.

2.7 Afhankelijkheid buitenlandse investeringen en export
Zoals eerder verteld hebben de toename van buitenlandse investeringen en de export een grote rol gespeeld bij de economische ontwikkeling van China. Het is dus duidelijk dat wanneer in de toekomst het aantal investeringen of de export af zal nemen, dit grote gevolgen heeft voor de economie van China.

China is dus erg afhankelijk van buitenlandse investeerders en export. Het zogenaamde ‘foreign trade dependence ratio’, het percentage van het BBP dat wordt verdiend aan handel met het buitenland – dus inclusief buitenlandse investeringen, is erg hoog in China. In 2005 was dit inderdaad 80 procent, wat groter is dan dat van vele andere landen, inclusief de V.S., Japan en India. Critici van deze critici zeggen dat bij de berekening van deze ‘fitter’ te weinig rekening werd gehouden met de Chinese dienstensector die behoorlijk op gang is gekomen en dus ook bijdraagt bij het Chinese BBP.

Nu al verliezen Chinese bedrijven jaarlijks forse bedragen vanwege de ongunstige beeldvorming die is ontstaan. Dit heeft met verschillende dingen te maken die het imago van China schaden. Denk aan de uitbuiting van arbeiders, aantasting van het milieu, het schenden van mensenrechten, het namaken en het produceren van producten van mindere kwaliteit, nepotisme en corruptie bij de overheid. Ook vervolgingen van minderheden en gebeurtenissen als het bloedbad in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede tellen mee bij de keuze van bedrijven uit het buitenland om te investeren of af te nemen China. De afgelopen jaren heeft China een slechter imago vooral proberen te voorkomen met veel censuur. Als afnemer bijvoorbeeld wordt je niet snel op de productieplaats uitgenodigd en het leveren van kritiek op arbeidsomstandigheden wordt niet gewaardeerd. Voor China is het dus erg belangrijk om in de toekomst een imago te hebben dat buitenlandse investeerders aantrekt en dat bestaande investeerders zich niet terugtrekken.

Ondanks het Chinese WTO-lidmaatschap zien veel buitenlandse hun toegang tot de Chinese markt nog steeds in meer of mindere mate gehinderd door handels- en investeringsbelemmeringen en is een aantal sectoren niet opengesteld voor buitenlandse bedrijven. China zal dit in de toekomst zeker moeten veranderen.

Een belangrijke rede dat de export zo groot is, is te danken aan de lage productiekosten. China beschikt over een groot en goedkoop reservoir aan arbeid. De maakindustie heeft behoefte aan relatief laag geschoolde arbeiders. FDI is Foreign Direct Investment oftewel Buitenlandse Directe Investeringen (BDI). FDI is er in twee verschillende vormen. Degene waar China mee te maken heeft, waarbij bedrijven op zoek zijn naar locaties met lage lonen, wordt ‘Outsourcing’ genoemd. Werk dat goedkoper kan plaatsvinden wordt verplaatst. Hieruit wordt duidelijk dat lage lonen erg belangrijk zijn. Wanneer China economisch groeit, stijgt de welvaart in China. China gaat langzaam naar een Westers model. Hierbij zullen de lonen stijgen en kan dit voor China betekenen dat bedrijven uitwijken naar armere landen.

Tegelijkertijd is er ook nog de tweede vorm van FDI, de ‘market-seeking FDI’. In de wereld bestaat het grootste deel van de FDI uit deze vorm. Hierbij gaat het juist om landen met gemiddeld hoge lonen. Het hoogwaardige deel van het productieproces en de R&D of marketing zijn belangrijk. China wil deze vorm van FDI ook in de toekomst willen aantrekken, China zal hiertussen dus een goede balans moeten vinden.

2.8 Chinees bankensysteem
Sinds 2006 mogen door de Chinese toetreding tot het WTO, buitenlandse banken hun diensten aanbieden op de Chinese markt. Als gevolg daarvan waren er in 2007, behalve 3.300 Chinese banken, ook 74 buitenlandse banken en financiële instellingen vertegenwoordigd in China. Maar ondanks de opening van de markt, spelen de buitenlandse banken bijna geen rol in China tegenover de grote staatsbanken en samenwerkende Chinese banken. Dit komt voornamelijk door de grote liquiditeit die de Chinese banken hebben opgebouwd met alle spaartegoeden van ongeveer 2,5 biljoen dollar. Eigenlijk kun je stellen dat de Chinese banksector op dit moment bestaat uit vier primaire banken; de Bank of China, de Industrial and Commercial Bank of China, de China Construction Bank en de Agricultural Bank of China, welke alle staatseigendom zijn. Samen verstrekken zij ongeveer 60% van alle kredieten en beheren zo’n 70% van alle Chinese staatsgelden. Geen van deze staatsbanken verkeren echter in goede financiële staat. Deze bestaat voor een groot deel uit een erfenis uit het verleden van China. Voorheen dienden de banken vooral voor het uitlenen van overheidsgeld, dat slechtdraaiende staatsbedrijven overeind moest houden. De enorme schulden werden niet uit de staatskas betaald, maar de vier grote staatsbanken werden verplicht de in het rood staande staatsondernemingen financieel te ondersteunen. Tegelijkertijd werden de banken beperkt door restricties op de rentetarieven, waardoor zij geen rentetarieven konden vragen die in verhouding stonden tot het risico. De Chinese banken hebben nu veel oninbare leningen, de zogenaamde non-performing loans (NPL’s).

Andere oorzaken van de vele ’bad loans’ zijn corruptie en bijbehorende nepotisme. Er zijn veel leningen verstrekt waarbij eigen belang ook een grote rol speelde, zonder er rekening mee te houden of het geld later ook daadwerkelijk terugbetaald kon worden. Wanneer banken dan geld uitleenden controleerde ze niet in voldoende mate of die projecten uitvoerbaar en dus rendabel waren.

Door steeds meer geld in verlieslatende industrie te steken, nemen de slechte investeringen toe. Daardoor is de economische groei trager dan anders het geval was geweest, aangezien de echt winstgevende industrieën van arbeidskracht en kapitaal er niet zijn. Industrie met hoge toegevoegde waarde zorgt voor kapitaal en koopkracht. Verlieslatende industrie niet. De productiviteit van kapitaal daalt. Wanneer dit blijft doorzetten, zou de economie op de lange termijn zelfs kunnen krimpen.

Op dit beschikken de Chinese banken, zelfs na het openstellen van de markt in 2006, door een combinatie van de grote spaarzaamheid van de Chinese consument, een afgeschermde binnenlandse markt en onvoorwaardelijke steun van de overheid over ruime liquiditeiten en werden betalingsproblemen tot nu toe voorkomen. Maar wanneer de Chinese consumenten hun spaartegoeden bij meer kredietwaardige buitenlandse banken onderbrengen, worden de liquiditeiten bij Chinese banken steeds kleiner. Een gevolg hiervan kan zijn dat een bank failliet gaat.

Tegenwoordig is er nog steeds grote politieke invloed op kredietverstrekking, grootschalige corruptie en heel veel oninbare leningen. Ook is de markt voor financiële producten, zoals bijvoorbeeld creditcards is erg onderontwikkeld. Ook door buitenlandse investeerders en beleggers wordt de slechte financiële sector als een groot risico gezien. Hun perceptie moet worden verbeterd, want toevoer van het buitenlandse kapitaal én kennis ís belangrijk. Een succesvolle modernisering en herstructurering van de financiële sector is van groot belang om de toekomstige Chinese economische groei voort te zetten.

2.9 Inflatie & oververhitting
De Chinese economie is in de periode 1980-2000 heel sterk gegroeid. Het BNP groeide in die periode gemiddeld maar liefst 9,5%. Veel snelgroeiende economieën hebben last van (sterk) oplopende inflatie, China niet. Onderstaande grafiek laat zien de in de periode 1980-2000 optredende combinatie van inflatie en GNP groei. De uitzonderlijke positie van China is daarin duidelijk te zien. China heeft een sterke groei gerealiseerd, maar gematigd gebleven qua inflatie. Deze groei is daarbij indrukwekkend omdat China een enorme bevolking heeft van inmiddels meer dan 1.3 miljard mensen.

Grafiek: Gemiddelde jaarlijkse BBP (GDP) groei en inflatie, 1980-2000

Bron: IMF, International Monetair Fund

Sinds het najaar van 2003 is er wel sprake van een economische oververhitting. Veel provincies in het land kampen met een tekort aan grondstoffen en energie waardoor fabrieken niet altijd continu kunnen produceren. Niet de hoge groeicijfers zijn alarmerend, maar wel de structuur van de Chinese economie en het Chinese politieke systeem. Het risico van een deze groeiende economie is (o.a.) dat de gigantische snelheid en omvang van de investeringen in China voor inflatiedruk zorgen. Het gemiddeld prijsniveau stijgt, en de Chinese yuan wordt minder waard. De corruptie, de belangenverstrengeling tussen de partij en de industrie, is ongebreideld, want er zijn geen tegenkrachten aanwezig. Een vrije pers wordt niet geduld, net als politieke partijen en vakbonden. De communistische éénpartijstaat is onhoudbaar, zelfs al zijn de communisten radicale kapitalisten geworden

Er is tegelijkertijd sprake van overcapaciteit in diverse industriesectoren zoals cement, staal, auto’s en bouw. De hoofdplanner van de Chinese regering, Ma Kai, zei in het jaar 2006 al dat China niet blind groei moet nastreven. We moeten de manier waarop we economie laten groeien veranderen, want China komt steeds meer onder druk te staan. Een inflatie van 6 procent in China tegenover 1,5 procent in Nederland in 2008 laat het verschil tussen deze landen zien. Wanneer China in de toekomst last krijgt van inflatie, zal het geen lagelonen land meer zijn en dus niet meer interessant zijn om in te produceren.

Hoofdstuk 3. Hoe kan China deze bedreigingen tegengaan en de economische groei voortzetten?
Op dit moment is China nog steeds een van de snelst groeiende economieën ter wereld, maar het lijkt alsof er grenzen aan deze groei zitten. In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat er een aantal factoren negatieve invloed op de economisch ontwikkeling kunnen hebben. Nu is dus de vraag hoe China voorkomen kan dat de economische groei wordt afgeremd.

3.1 Corruptie
Het probleem van corruptie en nepotisme, een onderdeel daarvan, bestaat al erg lang en China heeft in het verleden inmiddels al vele acties ondernomen en maatregelen getroffen. De belangrijkste doelen hiervan waren het laten stoppen van demonstraties en wanneer nodig een signaal naar de buitenwereld af te geven, dat corruptie en nepotisme niet in China wordt getolereerd, wordt bestreden en afneemt. Helaas wijkt dit erg af van de werkelijkheid. De anticorruptiestrategieën waren niet op de lange termijn gericht, bereikten de top van het corrupte systeem niet en werden zelfs gebruikt om de reputatie van politieke tegenstanders te schaden. Er is aangetoond dat weinig anticorruptiestrategieën echt grondige resultaten hebben bereikt, maar alle pogingen in de strijd tegen corruptie helpen, want anders blijft het probleem alleen maar doorgroeien en op den duur kan dit zoals eerder uitgelegd grote invloed hebben op economisch gebied en andere vlakken. Er zijn een aantal dingen die China kan ondernemen.

Om corruptie te kunnen bestrijden in een land waar het fenomeen is verbonden met het politieke systeem, zijn grondige staatshervormingen noodzakelijk. Het is belangrijk dat er meer openheid komt en meer mogelijkheden komen om schuldigen effectief te straffen. Belangrijke maatregelen die China hiervoor moet nemen, is meer wetten en regels invoeren die corruptie kunnen tegengaan. Er moet strenger tegen corruptie worden opgetreden, bijvoorbeeld door hogere boetes en straffen. Om het nepotisme te bestrijden is er al een regel ingevoerd dat lokale vakbondsleiders geen familie mogen zijn van fabriekseigenaars. Maar het belangrijkste is nog dat deze wet en andere wetten en regels ook daadwerkelijk worden nageleefd. Het is dus nodig meer controle-instellingen in te zetten en het is noodzakelijk dat deze onafhankelijk zijn van elke politieke invloed.

Loonhervormingen voor ambtenaren zijn ook een mogelijke oplossing, aangezien lage lonen een belangrijke oorzaak van corruptie zijn. Het probleem is dat kosten verhogen indien het aantal ambtenaren niet afneemt. Het aantal ambtenaren reduceren is geen mogelijkheid voor China, aangezien de werkloosheid daarmee weer toe neemt. Misschien is meer teamwerk bijvoorbeeld wel een oplossing, met andere collega’s wordt het moeilijker om corrupte activiteiten op te zetten, maar het nadeel hiervan is, dat het de omvang van de steekpenningen weer kan verhogen.

Omdat corruptie behoorlijk ingeburgerd is in het Chinese denkbeeld, is het erg belangrijk om te proberen dit denkbeeld te veranderen. Dit kan China doen in het onderwijs bij ambtenaren, scholieren en andere groepen. Bij opleidingen kan er veel aandacht besteed worden aan ethische waarden. Met campagnes kan China de rest van de bevolking bereiken om de negatieve effecten van corruptie duidelijk te maken.

Ook is het belangrijk dat verschillende groeperingen in de maatschappij hun mening openbaar kunnen maken. Voorbeelden hiervan zijn werknemerorganisaties, academici, religieuze organisaties en het belangrijkste, de media. Wanneer deze groepen vrijheid van meningsuiting hebben kunnen ze bijdragen tot meer openheid en bekendheid van het probleem en kunnen ze ook de regering onder druk zetten hun verantwoordelijkheid te nemen en hervormingen in te voeren. De maatschappij kan ook meer transparantie van de regeringsactiviteiten eisen, onder meer door publicatie van rapporten van regeringsbeslissingen, processen en open zittingen van het parlement, de rechtbanken en de regering te eisen. Nu wordt de media vaak tegengewerkt door censuur, om corruptiezaken te verbergen en niet naar buiten te brengen. Erg belangrijk is het ook dat mensen die corruptie aan het licht brengen, de zogenaamde ‘whistleblowers’ ofwel klokkenluiders, hun anonimiteit kunnen bewaren en worden beschermd. In het verleden is deze mensen nog wel eens wat aangedaan, nadat ze hun mond open hadden gedaan. Dit is ook een belangrijke oorzaak dat veel corruptie niet bekend is en daarom ook niet kan worden bestreden. Helaas is vrijheid van meningsuiting en bescherming daarvan vandaag de dag nog ondenkbaar in China.

Corruptie volledig laten verdwijnen in China is onmogelijk, de sociale kosten zouden groter zijn dan de opbrengsten. Er zal dus altijd corruptie in China blijven bestaan. Corruptie kan ook niet op korte termijn bestreden worden en een enkele maatregel is niet voldoende. Door de vele oorzaken moet China zich op verschillende gebieden tegelijk concentreren. De strijd tegen corruptie kan niet effectief zijn zonder grondige staatshervormingen en deelneming van de maatschappij. Vooral vrijheid van meningsuiting is essentieel voor het bestrijden van corruptie, maar de vraag is of dat er in China ooit zal komen en dus of corruptie zo effectief mogelijk bestreden kan worden.

3.2 Sociale ongelijkheid & mensenrechten
Het bureau voor toezicht op Internet en Veiligheid van het ministerie van Openbare Veiligheid telt naar verluidt meer dan 30.000 medewerkers. De hoofdtaak van dit bureau is ervoor te zorgen dat er geen informatierevolutie komt. Mensen met een afwijkend politiek standpunt, die het gezag van de partij zouden kunnen aantasten, worden in de gaten gehouden, zodat zij dit niet naar buiten kunnen brengen. Ook internet en kranten wordt gecensureerd. Zo kan niet alle informatie gevonden worden via zoekmachines op internet en wordt alles wat kranten publiceren strikt gecontroleerd en waar nodig aangepast. Dit is een van de manieren waarop China nu probeert sociale instabiliteit te voorkomen, maar zal dit in de toekomst ook nog effectief zijn? Voor het bewaren van de sociale stabiliteit zal de Chinese regering de komende jaren nog een aantal grote uitdagingen aan moeten gaan. Dat zijn met name het verminderen van de kloof tussen arm en rijk (en tussen steden en platteland en tussen het oosten en het westen van het land), het aanpakken van de falende gezondheidszorg en het verbeteren van het onderwijs. Er bestaat niet een enkele oplossing voor deze problemen.

Door de toenemende ongelijkheid en welvaart tussen de steden en plattelandsgebieden wil de Chinese overheid proberen het westen en de rurale gebieden te stimuleren, voorheen waren dit de grote steden in het oosten van het land. De Chinese regering moet zich minder richten op economische groeicijfers, en meer op de sociaal-maatschappelijke kanten van de groei. In de afeelding op de volgende pagina is de verdeling van China voor regionale ontwikkeling te zien. In de verschillende plannen zijn belastinghervormingen bijvoorbeeld bedoeld om de sociaal-maatschappelijke kant in China moeten te verbeteren. De centrale overheid wil grote inkomensverschillen tussen de plattelandsbevolking en de stadsbewoners verkleinen. De overheid doet dit door belastingverlaging in de landbouw en directe subsidies aan de boeren. De overheid streeft naar efficiënte landbouwmethodes, dus moderniseren. Er wordt op dit moment bijvoorbeeld veel geld gestoken in een biotechnologieprogramma voor de ontwikkeling van landbouwproducten met een hogere opbrengst of die veel beter bestand zijn tegen ziekten. Tevens hoopt men hierdoor meer zelfvoorzienend te worden in de landbouwproductie. Ook zijn er zijn plannen om de kleine boerenbedrijven om te vormen tot grote graanproductiebedrijven en de infrastructuur te verbeteren. Nu wordt graan verbouwd op kleine stukken landbouwgrond. Deze schaalgrootte belemmert de boeren om te concurreren met buitenlandse aanbieders. Schaalvergroting is dus erg belangrijk en tegelijkertijd worden de autowegen verbeterd.

“The East Coast”
(met bestaande programma’s)

\"Rise of Central China\"

\"Revitalize Northeast China\"

\"China Western Development\"

Figuur: Regionale ontwikkeling China

De verschillende strategieën van de Chinese overheid zijn gericht op de relatief arme regio’s in China en als poging bedoeld de ongelijkheid niet verder te laten toenemen. De belangrijkste strategie is eigenlijk de ‘China Western Development’, bedacht om de economische situaties in de westerse provincies te verbeteren door middel van kapitaalinjecties en het ontwikkelen van de natuurlijke bronnen. Ook heb je het ‘Revitalize Northeast China’, bedoeld om de industrie te hervormen in het noordoosten van China. Daarnaast heb je de ‘Rise of Central China Plan’, om de ontwikkeling van de centrale regio’s te stimuleren. Als laatste heb je nog ‘The East Coast’. Het merendeel van het oosten is al ontwikkeld vergeleken met de rest van China, dit programma is dan ook vooral gefocust op de provincies in het zuidwesten.

Met het aanpakken van de inkomensgelijkheid is China er nog niet, de gezondheidsvraagstukken vormen voor de Chinese regering ook een belangrijke
uitdaging. Het gezondheidssysteem en de sociale zekerheid hebben gefaald. China moet investeren in het verbeteren van de toegang voor alle lagen van de bevolking. Ook is de bestrijding van infectieziekten, zoals aids en de ontwikkeling van vaccins en farmaceutische innovatie, en China heeft hier ook al de eerste stappen voor ondernomen.

Ter bevordering van de economische ontwikkeling moet China het kennisniveau van de bevolking ontwikkelen. Het onderwijs in China staat daarmee voor grote uitdagingen, zoals het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs en ook hier vooral het verbeteren van de toegang voor alle lagen van de bevolking. Hier zal China dus veel geld in moeten investeren. Momenteel worden er bijvoorbeeld extra investeringen gedaan door de overheid om kinderen van het platteland naar school te krijgen.

Verbetering van de mensenrechtensituatie blijft ook een belangrijk onderwerp in China. Met name thema’s als bescherming en bevordering van de burger- en politieke rechten, zoals vrijheid van meningsuiting (ook ter bestrijding van corruptie) en vrijheid van religie, zijn zeer belangrijk voor sociale stabiliteit.

China zal in de toekomst sociale stabiliteit niet alleen kunnen waarborgen door middel van bijvoorbeeld censuur, het is van groot belang dat China veel investeert en op het gebied van mensenrechten zich anders gaat opstellen.

3.3 Milieu
Langzaamaan begint binnen China wel het besef te ontstaan dat milieu en duurzaamheid belangrijke onderwerpen zijn en een grote invloed uitoefenen op het land en de economische ontwikkeling. De economische kosten en de gevolgen voor de gezondheid van de ecologische achteruitgang, dreigen de verdere ontwikkeling tegen te gaan. En daarnaast wordt de druk op China van andere landen om als actieve partner toe te treden tot internationaal milieubeleid steeds groter. De wereldpolitiek heeft nu vooral als doel duurzaam produceren en leven. Dat is een vorm van (economische) ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen.

Het Chinese milieubeleid was de afgelopen jaren bewust zwak, politiek onbelangrijk en in feite was er geen milieubeleid aanwezig. De UNDP (United Nations Development Programme) heeft een studie laten uitvoeren en werkten daarbij samen met Chinese milieuwetenschappers. Uit het onderzoek, waarin werd onderzocht wat de ecologische en gezondheidsimpact van de economische ontwikkeling is geweest, bleek dat het milieu ernstig is aangetast. In het rapport Making Green Development a Choice omschrijven ze de Chinese ontwikkelingsstrategie van de laatste decennia als get-rich-fast, clean-up-later. De snelle economische ontwikkeling in combinatie met een explosieve bevolkingsgroei, hebben grote druk op het milieu in China uitgeoefend. Het Chinese argument dat het als ontwikkelingsland recht heeft op economische ontwikkeling en door een klimaatbeleid de noodzakelijke economische groei zou afremmen, is een belangrijk gegeven, maar veel landen zien dit niet als een excuus om geen milieubeleid te voeren.

Wil China de levenstandaard in de toekomst blijven verbeteren, dan zijn ze gedwongen een milieubeleid te voeren. De toenemende vraag naar natuurlijke bronnen zoals energie, water en grond en de krimpende beschikbaarheid van deze bronnen, zorgt ervoor dat er naar andere mogelijkheden als deze bronnen gezocht moet worden. Voor de meeste industriële processen gebruiken de Chinezen twintig tot honderd procent meer energie dan de meeste westerse landen. Zo staan het efficiënter gebruiken van energie en duurzame energie hoog aangeschreven in het 11e vijfjarenplan (2006-2010). China zal heel veel moeten investeren in de uitbouw van milieubeleid, bijvoorbeeld onderzoeken naar alternatieve brandstoffen en efficiëntere manieren van produceren, omwille de maatschappelijke kostprijs. De Chinese economie is immers enorm energie-intensief en de standaarden voor veiligheid, zuinigheid en milieuvriendelijkheid liggen tien jaar achter op de onze. Het eerder genoemde UNDP richt zich op het helpen van China om de doelen van het vijfjarenplan te bereiken en ondertussen
Ook met het naleven van de regels behorende bij verschillende overeenkomsten, die zijn gesloten met de rest van de wereld, zoals het ’Kyoto Protocol’, de VN overeenkomsten over de bescherming van de ozon laag en de biodiversiteit. Ook is millenniumdoel nummer 7 erg belangrijk; in 2015 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu, zonder de meewerking van China kan dit doel al onmogelijk behaald worden.

Figuur: Stikstofdioxide-uitstoot China (NO2)

Op de drie bovenstaande afbeeldingen is de Stikstofdioxide-uitstoot op drie verschillende dagen te zien. Het gebied in het noordoosten van China is hier duidelijk op te zien, daar wonen ook de meeste mensen. Op 4 tot en met 6 oktober 2006 was er een verbod op het autogebruik in China. Op de middelste afbeelding is het effect hiervan duidelijk te zien, er zijn veel minder ‘lichte plekken’ op 5 oktober aanwezig. China zou in de toekomst dus bijvoorbeeld ervoor kunnen kiezen het autogebruik te beperken en daarmee een deel van milieuvervuiling tegen te gaan.

China is de afgelopen jaren dus al bezig geweest met het uitbreiden van het milieubeleid. Een voorbeeld van belangrijke ontwikkeling voor de bevolking en de toekomst, is een project dat zich richt op het tekort aan schoon drinkwater op de lange termijn. Het doel is water uit de nog schone delen van de Yangtze rivier om te leiden door gebieden in het noorden van het land. Wanneer het project in 2050 is afgerond met een totale investering van ongeveer 60 miljoen dollar, zal het 300 miljoen mensen uit het noorden per jaar van schoon water voorzien.

Behalve de verschillende maatregelen die de overheid neemt, worden er ook steeds meer NGO’s opgericht. Dit zijn non-gouvermentele organisaties, ofwel organisaties die niet zijn opgericht door de Chinese staatsoverheid en daar ook niet onder controle van staan. Een voorbeeld van zo’n organisatie, is er bijvoorbeeld één die bijvoorbeeld uit initiatief van boeren is opgericht. Met als doel zich te verzetten tegen fabrieken die hun grondwater en land vervuilen. Op dit moment zijn er in China ongeveer 2000 milieugroepen actief. Deze groepen houden zich onder andere bezig met de bescherming van de biodiversiteit, dieren en het blokkeren van projecten die het milieu schaden. Ook geven ze voorlichting op scholen en lezingen in het land. Een belangrijk punt is namelijk dat het milieubesef onder de bevolking moet verbeteren, anders kan een milieubeleid nooit goed uitgevoerd worden.

Omwille van de omvang van het land en de omvang van de milieuproblemen is het voor China een uitdaging om hier iets aan te doen, uit eigen belang en meteen ook uit globaal belang. Een groot probleem is echter de uitvoering en de controle. In de provincie denken lokale functionarissen nog volop over economische ontwikkeling op korte termijn. Ook nationaal blijft de ontwikkeling van de economie op de voorgrond staan. Dat maakt dat zowat iedere positieve ontwikkeling van duurzaamheid, momenteel in het niet valt vergeleken bij de tal van negatieve ontwikkelingen door de economische ontwikkeling die gewoon door gaan. De vraag is dan ook of het China echt lukt te veranderen, voordat het te laat is.

3.4 Tekort aan grondstoffen
De Chinese economie is voornamelijk gebaseerd op het gebruik van de fossiele brandstoffen olie, steenkool en gas. Naar verwachting blijven dit de komende decennia de belangrijkste energiebronnen. Eind 2007 bedroeg de bewezen voorraad olie, steenkool en gas in China nog respectievelijk 1,3, 13,5 en 1,1 procent van de wereldvoorraad volgens de Statistical Review of World Energy 2008 . De benodigde olie en gas worden bijna in zijn geheel geïmporteerd en zelf heeft China op dit moment nog wel een grote voorraad van de relatief goedkope steenkool. Alleen zal deze voorraad in lijn met de economische ontwikkeling sterk afnemen en daarbij is steenkool zeer milieuvervuilend. In de grafiek op de volgende pagina kun je zien dat China’s gebruik van kool sinds 2002 verdubbeld is en dat wordt verwacht dat dit ten opzichte van nu in 2030 weer het geval zal zijn. De ruime beschikbaarheid en de voorkeur voor onafhankelijke energievoorziening zijn er de oorzaak van dat kolen over 20 jaar nog steeds de belangrijkste energiebron zullen vormen. De prijzen van ruwe olie en gas zullen stijgen en uiteindelijk ook opraken. Buiten deze grondstoffen importeert China nog vele andere grondstoffen. De Chinese vraag naar energie was in 2007 al ca. 12% van de totale wereldenergievraag en door de snelle economische groei in China zal het energieverbruik in de komende decennia in een hoog tempo toenemen. Naast het belang van energievoorziening, dient China wel rekening te houden met klimaatdoelstellingen en luchtkwaliteit. China heeft zuiniger, schoner, maar bovenal meer energie in de toekomst nodig.

Figuur: Koolconsumptie in verschillende regio’s Tabel: Hulp, handel en investeringen
van de wereld tussen 1980 en 2030 tussen Afrika en China
Bron: Energy Information Administration (EIA) Bron: Handelsdata van Chinese statistieken.
Andere data uit het proefschrift van
Wang (2007)

Allereerst probeert China op dit moment en ook voor de toekomst zijn energiebevoorrading veilig te stellen door goede contacten te onderhouden met de rest van de wereld. In 2020 zal 60% van de benodigde olie en 30% van de gas consumptie worden geïmporteerd. Om de afhankelijkheid van het Midden Oosten te beperken zijn recentelijk contacten aangehaald met Rusland, Kazakstan , Indonesië en enkele andere olierijke Zuid Amerikaanse lande. Ook een belangrijk continent is Afrika. Op dit moment wordt al tussen een kwart en éénderde van de Chinese oliebehoefte gedekt door leveranties uit de Golf van Guinee en Soedan. Chinezen zijn behalve voor het verwerven van olie en andere grondstoffen, ook in Afrika voor het verkopen van hun eigen producten China heeft succes in Afrika door productdifferentiatie, producten die speciaal bedoeld zijn voor arme consumenten, maar ook door een netwerk van kleine handelaren binnen het Afrikaanse land te ontwikkelen en bijvoorbeeld het verkopen van wapens (zie in bovenstaande tabel de enorme toename van de Afrikaanse import over de afgelopen jaren, deze is minstens verviervoudigd t.o.v. 2001). Verder probeert China naast grondstoffen en een afzetmarkt, ook politieke steun voor China te verkrijgen. Dit komt goed uit bij verschillende stemmingen van internationale organisaties, Afrika is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor bijna een derde van de stemmen bij de VN. Daarbij willen ze dat landen Taiwan niet erkennen.

China weet deze doelen door verschillende redenen te behalen. Er wordt meer hulp en leningen door China aangeboden aan Afrika (zie in de tabel de bedragen die naar ‘official development assistance’ gaan). China bevorderd de handel met en investeringen in Afrika. Dit blijkt uit de toegenomen handelsstroom en ‘Foreign direct investeert’ van de afgelopen jaren. China zal ook de schulden van de armste en zogenaamde minst ontwikkelde landen in Afrika kwijtschelden, voor zover deze geen diplomatieke relaties met Taiwan onderhouden. Ook verlaagt China de invoertarieven voor producten in China, wat het voor Afrika nog makkelijker zal maken om naar China te exporteren.

China tracht dus wat betreft energievoorziening oliecontracten en contracten voor andere grondstoffen af te sluiten met bepaalde landen in Afrika. Het lijkt daarbij te kiezen voor landen die vaak een dubieuze reputatie hebben op het vlak van mensenrechten en ook aandacht voor het milieu. Onder andere de Chinese steun aan Soedan wordt bekritiseerd. Mensenrechtenorganisaties stellen dat de Chinese wapenexport naar Soedan het conflict in Darfur versterken. Daarbij proberen andere grootmachten ook grondstoffen en politieke steun in Afrika te verkrijgen.

Een oplossing voor de lange termijn van de energiebevoorrading, die je ook in het kader van het milieubeleid kan plaatsen, is hernieuwbare energie. Behalve hernieuwbare energie is het moderniseren van de interne energieproductie ook belangrijk. Dus onderzoek naar het beter benutten van de eigen energiebronnen als kolen, kernenergie en waterkracht is erg belangrijk. China zal zijn economische groei moeten heroriënteren op meer energievriendelijke productiemethodes en over te schakelen op energiebronnen die minder of niet vervuilend zijn. Waterkracht, windenergie en zonkracht zijn drie van de meest veelbelovende alternatieve energiebronnen.

China heeft internationaal aangegeven de grootste producent van wind en zonne-energie te worden tegen 2020. Waterkracht is voor China misschien wel de meest veelbelovende manier om niet meer van steenkool afhankelijk te hoeven zijn. China beschikt over een groot potentieel aan waterkracht en het streven is om eenvierde van de totale energiebehoefte door waterkracht op te wekken. Een belangrijk project, wat zo goed als afgerond is, is de Drieklovendam. In 2009 zullen 26 turbines18.200 megawatt aan stroom genereren, dit is even veel als het gecombineerde vermogen van 30 grote kolengestookte centrales.

Afbeelding: Drieklovendam

Het probleem is dat bij een aantal projecten ook weer milieubescherming van belang is. In 2004 werd bijvoorbeeld de afdamming van de Nu-rivier in de provincie Yunnan tegengegaan
door samenwerking van een paar verschillende milieuorganisaties. Deze rivier is één van de weinige ongetemde rivieren in het land. In de bergen waar deze rivier doorheen stroomt leven zeldzame dieren en planten. Met de indamming wilde men voorzien in de bouw van dertien waterkrachtdammen, die meer elektriciteit moeten opleveren dan de Drieklovendam. Voor China zijn alternatieve energiebronnen dus ook niet altijd een oplossing, want behalve onafhankelijkheid van energiebronnen is milieubescherming ook belangrijk.

3.5 Vergrijzing
Regelmatig verschijnen er publicaties over de \'vergrijzingsgolf\', die op dit moment gaande is in China. De verhouding tussen het aantal ouderen en jongeren zal veranderen, maar in wezen gaat het om de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden. Een steeds kleiner aantal mensen met een betaalde baan zal moeten gaan opdraaien voor de kosten van een groeiende groep ouderen zonder baan. Zoals eerder gezegd kunnen deze kosten een grote rem op de economische ontwikkeling zijn.

Echt een duidelijke oplossing voor de vergrijzing en de bijbehorend kosten is er niet. Je kunt natuurlijk de vergrijzing niet tegenhouden. Bijna zeker is het dat de Chinezen meer premie moeten gaan betalen. Er is wel nagedacht over het versoepelen van het éénkindbeleid. Zo kun je de (betalende) arbeidsbevolking vergroten. Het probleem is echter dat er een kans bestaat dat er een geboortegolf plaats vindt. De kosten voor het creëren van nieuwe banen en de aanspraak op de nu al schaarse natuurlijke hulpbronnen, zouden een nog grotere negatieve invloed op de economie kunnen hebben. Daarbij heeft een minder streng éénkindbeleid ook pas over tientallen jaren effect, als de kinderen gaan werken en premies betalen. Tegen die tijd zijn er al weer ruim honderd miljoen bejaarden meer dan nu, en die willen allemaal ook een pensioen.

Waar China net als in Nederland over na kan denken is het verhogen van de pensioenleeftijd, maar de vraag is of de sociale stabiliteit in China hier niet ernstig mee verstoord wordt. Minister van Sociale Zekerheid, Tian Chengping, werkt op dit moment wel aan een nieuw, nationaal pensioenstelsel dat over tien jaar moet worden ingevoerd. Maar de uitwerking van dit stelsel en of het op tijd zal werken, is nog niet bekend. De vergrijzing is in ieder geval een ernstige bedreiging voor China. Deskundigen beweren bijvoorbeeld dat India China binnen enkele decennia als economische grootmacht voorbij zal streven. Want hoewel ook het zeer jong India geleidelijk aan ‘ouder’ wordt, verloopt dit proces er veel langzamer dan in China. De gemiddeld veel jongere arbeidsbevolking wordt dan ook wel gezien als het geheime wapen van India.

3.6 Werkloosheid
Om de werkgelegenheid te creëren, moet je investeren. Investeringen worden gefinancierd door winsten. De overheid wil nieuwe banen creëren door het opzetten van nieuwe industrie- en dienstensectoren. Tegelijkertijd moet China voorkomen dat de bancaire sector geen slechte leningen verstrekt. Hierover is in een andere paragraaf meer te lezen.

In het verleden heeft de economische ontwikkeling vooral in het oosten plaatsgevonden. Dit omdat daar ooit economische handelszones door de overheid zijn aangewezen, waarschijnlijk vanwege de goed ligging aan zee. De gevolgen daarvan worden nu heel duidelijk zichtbaar als je kijkt naar de sociale ongelijkheid en werkeloosheid. China is nu van plan te investeren in het westen, voor het creëren van werkgelegenheid en een goed infrastructuur. Het is belangrijk dat China de werkgelegenheid over het land gaat verspreiden.

De infrastructuur is dan weer erg belangrijk. Bekend is dat de meeste banen worden gecreëerd door buitenlandse investeerders en bedrijven. Op deze manier probeert China het binnenland voor buitenlandse bedrijven aantrekkelijker te maken. Wanneer bedrijven zich ergens vestigen, zal dit tegelijkertijd ook weer meer andere bedrijven aantrekken. Analisten denken dat als deze maatregelen niet werken, het aantal werkloze migranten zou kunnen stijgen tot 30 á 40 miljoen mensen. De Chinese plattelandsbevolking telt circa 750 miljoen zielen, meer dan de bevolkingsaantallen van de VS en de Europese Unie samen.

Het is van groot belang dat China snel iets aan dit probleem doet voordat het escaleert en de sociale stabiliteit niet meer gehandhaafd kan worden. China zal er alles aan moet doen om buitenlandse bedrijven aan trekken en het bankwezen gezond houden. Uit onderzoek is gebleken dat China minimaal 9,8 procent per jaar economisch groeien, om de grote bevolking van banen te voorzien in de toekomst China heeft in ieder geval laten weten, dat ze op dit moment politieagenten cursussen geven, zodat zij eventueel weten hoe ze in dit soort situaties zouden moeten handelen.

3.7 Afhankelijkheid export en buitenlandse investeringen
De investeringen in R&D hebben positieve invloed gehad op de economische ontwikkeling en dragen ook aan de toekomst, maar het is belangrijk dat China niet geheel afhankelijk is van het buitenland. China wil omschakelen van een economie die vooral gericht is op export en gebaseerd is op investeringen uit het buitenland naar een economie met een balans tussen de vraag van eigen bevolking en buitenlandse vraag en gebaseerd is op investeringen uit zowel binnen- als buitenland. De afgelopen jaren nam de regering dan ook verschillende maatregelen om de binnenlandse koopkracht te vergroten, de groeiende productie van massagoederen af te remmen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Erg belangrijk hierbij is het stimuleren van de eigen consumptie. De kredietcrisis en bijbehorende krimping van de export, heeft bijvoorbeeld grote invloed op China, omdat zij zo afhankelijk zijn van de export.

Op dit moment bedraagt de binnenlandse consumptie 35% van het BNP terwijl het spaarquota der gezinnen 51.2% van het BNP bedraagt. De Chinese gezinnen sparen te veel geld. China gaat proberen door het verbeteren van het sociale vangnet, gezinnen aan te moedigen minder geld opzij te zetten, maar dit kost veel geld en tijd. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een plan dat tegen 2020 een betaalbare, universele basisgezondheidszorg moet garanderen. Ook is de rente al meerdere keren verlaagd, dit moet ook de binnenlandse consumptie stimuleren en daarbij gaat China in twee jaar tijd 16 procent van het bruto binnenlands product uitgeven aan onder meer sociale huisvesting, plattelandsontwikkeling, infrastructuur zoals (spoor)wegen en milieuprojecten. Daarbij is het belangrijk dat men vanaf nu gaat investeren in verbetering van geproduceerde producten, de Chinese consument en buitenlandse importeurs letten niet enkel alleen meer op prijs, maar ook op merk en kwaliteit. De overheid moet bedrijven dus stimuleren om de kwaliteit van producten te verbeteren.

De Chinese industrie bevindt zich nog steeds in een grootschalige herstructurering die ongetwijfeld zal worden gevolgd door modernisering van productieprocessen, dit vooral om de kwaliteit van producten te verbeteren. De hiervoor benodigde kapitaalgoederen en kennis zullen voor een belangrijk deel uit het buitenland moeten worden ontvangen.

Buitenlandse investeerders worden niet alleen aangetrokken door de lage lonen in China. De effecten van WTO-afspraken spelen eveneens een rol. De Chinese handels- en investeringswetgeving wordt transparanter en overeenkomstig de WTO in het Engels gepubliceerd. Daarentegen krijgen de investeerders in de toekomst concurrentie te duchten van staatsbedrijven die steeds efficiënter opereren. Volgens de WTO-principes verdwijnen de meeste belastingvoordelen voor buitenlandse investeerders en worden zij gelijkgesteld met de lokale ondernemingen. Zo is op 1 januari 2008 de nieuwe \'Corporate Tax Law\' voor alle ondernemingen in China van kracht. De voordelen die buitenlandse ondernemingen hadden bij het afdragen van inkomensbelastingen voor personeelsleden zijn hiermee komen te vervallen. Het is dus belangrijk dat China investeerders op andere manieren blijft trekken. In december 2008 liepen naar aanleiding van de kredietcrisis de buitenlandse directe investeringen (FDI) met 5.7% terug tot US 5.98miljard. Dit was al een daling in de derde maand op rij, in november daalde het FDI nog met 36 %. Deze cijfers laten het effect van een dergelijke gebeurtenis zien en maken de noodzaak van onafhankelijkheid op het gebied van R&D duidelijk.
Om niet volledig afhankelijk te zijn van buitenlandse investeerders, probeert de Chinese overheid binnenlandse bedrijven te stimuleren zélf ook aan onderzoek te gaan werken. In plaats van het rekenen op de input van technologie en wetenschap door buitenlandse investeerders moet China op eigen benen kunnen staan en zichzelf kennis kunnen verschaffen. Dit doet de overheid door het geven van subsidies en het verlagen van belastingen, maar ook door het aantrekken van buitenlands talent en het binnenhouden van eigen talent. Chinese studenten die in het buitenland studeren, krijgen na het afstuderen onderzoeksfinanciering en de kans om eigen R&D-projecten te runnen. Hiermee wordt de zogenaamde ‘brain-drain’ deels tegengewerkt, waardoor talent van eigen bodem ook op eigen bodem blijft. De afhankelijkheid van buitenlandse onderzoeksbedrijven neemt langzaam af. De investeringen wil China wel, maar tegelijkertijd moet de eigen markt veilig blijven, dit is een terugkerend dilemma voor de Chinese overheid. Het is belangrijk dat China een hoog R&D gehalte behoudt. China moet dus steeds innovatiever en interessanter op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technieken en producten worden. China moet meer een kenniseconomie worden, door middel van veel investeringen.

Niet te vergeten is het ook belangrijk om buitenlandse bedrijven en beleggers te blijven trekken. Erg belangrijk hierbij is, behalve loonmatiging, een verbetering van de slechte financiële sector, aangezien deze als een groot risico wordt gezien. De maatregelen die China kan nemen om het Chinese bankensysteem te verbeteren zijn elders te vinden.

3.8 Chinees bankensysteem
Volgens officiële Chinese werd percentage zogeheten non-performing loans de afgelopen vier jaar teruggebracht van 16 tot 4 procent. De schattingen van onafhankelijke analisten liggen echter veel hoger. Deze gaan uit van minimaal het dubbele. Het jaarverslag van de bancaire sector meldt dat vorig jaar 97 directeuren en 233 managers zijn ontslagen in verband met overtredingen van de bankregels, een flinke daling vergeleken met het jaar ervoor. Hoewel het niet geheel zeker is of de cijfers van de NLP’s juist zijn, lijkt het er toch op dat China’s financiële sector een grote sprong voorruit heeft gemaakt. Er zijn al verschillende maatregelen voor dit toegepast.

Er werden bijvoorbeeld vier asset-management companies (AMC’s) opgericht, die voor elk van de vier grote banken die 25 procent van de NPL’s overnamen. Hiermee werd eigenlijk alleen het probleem van niet-terugbetaalde leningen naar de toekomst geschoven. Daarbij gebruikten de banken de AMC’s als gemakkelijke manier om dubieuze leningen kwijt te raken.

Ook heeft de overheid in de afgelopen jaren inmiddels al honderden miljarden dollars in de vier grote staatsbanken van China geïnjecteerd om hun balansen op te schonen. Dit heeft echter tot nu toe relatief weinig effect gehad, de ‘bad loans’ blijven een grote kostenpost voor de banken. Een andere rede dat de overheid veel geld in de vier grote staatsbanken heeft gepompt, is dat zij daardoor geld kunnen lenen aan consumenten en het particuliere midden- en kleinbedrijf. Dit is weer belangrijk om de binnenlandse consumptie te vergroten.
Ook heeft de Chinese banksector nu kapitaal mogen aantrekken via een beursnotering, dus met het verkopen van aandelen.

In de toekomst zouden banken samen worden gevoerd, waardoor ze groter en sterker zijn. Het systeem waarbij de overheid bepaalt welke prijs de banken vragen voor hun dienstverlening zou moeten worden afgeschaft. Maar het belangrijkste is eigenlijk dat de concurrentie moet worden vergroot. Het verplicht de banken tot grotere kasreserves. De kredietverstrekking moet in de toekomst gebaseerd zijn op een goede risico en rendementsafweging.

De verwachting was dat met het openstellen van de markt in 2006, dat Chinese banken met de buitenlandse banken konden concurreren, maar vooralsnog zullen de buitenlandse banken zullen niet snel een groot marktaandeel op de Chinese markt verkrijgen door complexe vergunningseisen. De steun van de overheid aan staatsbanken is ook duidelijk nog erg groot.

Een belangrijke maatregel tegen de invloed van corruptie & nepotisme is geweest, persoonlijk aansprakelijk stellen van werknemers van de Chinese banken. Dit is het geval, wanneer ze goedkeuring hebben gegeven voor het verstrekken van een lening die uiteindelijk niet wordt terugbetaald. Ook wanneer men niet meer werkzaam is bij de bank. Hierdoor is een deel van de corruptie en nepotisme al teruggedrongen.

Bovenstaande maatregelen zijn tot nu toe niet effectief genoeg geweest, de financiële sector is nog steeds zwak. China moet in de toekomst meer investeren in trainingprogramma\'s voor krediet- en risicomanagement, betaalsystemen en daarnaast kredietbeoordelingsystemen. Ook moet er geïnvesteerd worden in andere financiële producten zoals creditcardtechnologie en -apparatuur en de veiligheid daarvan. Ook zal de overheid naar verwachting nog meerdere kapitaalinjecties moeten geven. Het uiteindelijk doel is privatisering van de vier staatsbanken. De overheid moet langzaam zijn handen van de banksector trekken. Te snel kan niet, want dit zou het vertrouwen in de Chinese banken kunnen schaden. Voorop staat dat de financiële sector ‘gezond’ wordt en blijft.

3.9 Inflatie & oververhitting
China gaat in 2008 een krap monetair beleid voeren. Dit heeft de Chinese president Hu Jintao gezegd bij de afsluiting van de driedaagse Central Economic Work Conferentie, zo schrijft het Chinese persbureau Xinhua News Agency. Zij stelde dat de geldhoeveelheid dit jaar maar 17% mocht groeien, maar nu al is zij over de 19,4% heen. ‘Zo zou de investeringsgekte en het uitdijen van de geldhoeveelheid de inflatie in het land kunnen aanwakkeren en overinvesteringen in de hand kunnen werken. Dit laatste zou de last aan oninbare leningen bij de fragiele bankensector verder kunnen verzwaren.’ Met het krappe monetaire beleid wil China twee zaken voorkomen. Het eerste betreft het tegengaan van dat de economische groei zich ontwikkelt van \'snel\' naar \'oververhit\'. Verder moet worden voorkomen dat de structurele prijsstijging omslaat in een duidelijke inflatie.

Peking stelde eerder al dat banken de uitgifte van leningen aan \'oververhitte\' bedrijfstakken, zoals de staal-, aluminium- en cementindustrie, moeten minderen. De regering beval lokale en provinciale bestuurders te voorkomen dat er teveel geld naar bedrijven vloeide. Peking drong hier bij plaatselijke politici op aan, omdat juist zij lokale banken vaak onder druk zetten om de kredietkraan naar bedrijven wijd open te zetten. Ook al zijn die ondernemingen soms niet kredietwaardig, ze krijgen nieuwe leningen als de juiste contacten hebben. Onder het nieuwe beleid zullen zowel de omvang van de leningen als de frequentie van nieuwe leningen sterker onder controle worden gehouden, zo liet Hu Jinao weten.

Vorig jaar heeft China vijf keer de rente verhoogd om de snelgroeiende Chinese economie in te dimmen en de inflatie onder controle te houden. Maar liefst negen keer verhoogde China in het afgelopen jaar de reserves die Chinese banken moesten aanhouden. Nieuwe investeringsprojecten in de infrastructuur of in de oververhitte industriesectoren worden ontmoedigd of verboden.

Een andere oplossing is de zogeheten kruipende koppeling (‘crawling peg’). Een geleidelijke opwaardering zodat de dollarkoppeling langzaam wordt losgemaakt. De yuan koers jaarlijks met een (half) punt ten op zichtte van de dollar laten oplopen, zou redelijk zijn. Dit betekent twee dingen.

Aan de ene kant wordt de Chinese exportgroei afgeremd, wat bijdraagt aan de afkoeling van de Chinese economie (oftewel minder oververhitting). Want een iets duurdere yuan, die het gevolg zou zijn van het versoepelen van de koppeling aan de dollar zou de groei van de export, de motor van de Chinese economie vertragen. En de duurdere yuan zou door middel van lagere invoerprijzen ook bijdragen aan een verlaging van het inflatietempo. Maar de PBOC hoeft ook minder dollaraankopen te doen. Zo wordt de dollarkoers minder belangrijk voor het doen en laten van de Chinese economie. Dit zorgt er in ieder geval voor dat er geen plotseling wegvallend vertrouwen in de dollar ontstaat, met alle onoverzichtelijke gevolgen van dien. Wat ook een zeer grote gevolgen zou hebben voor China, want de Chinese economie is sterk verweven met de Amerikaanse economie.

Bronnenlijst
Met het zoeken op Google en sites als Wikipedia heb ik veel informatie verkregen, waaronder veel verschillende onderzoeken en proefschriften, maar al deze informatie is natuurlijk niet altijd even betrouwbaar. Hieronder zijn de voornaamste bronnen te vinden die ik heb gebruikt om de deelvragen te beantwoorden. Ik heb veel informatie op deze sites gevonden, maar ik heb deze bronnen ook regelmatig gebruikt om (onbetrouwbare) informatie te verifiëren.

HIEBS, The Hong Kong Institute of Economics and Business Strategy http://www.hiebs.hku.hk/working_papers.asp

CIA, The world factbook
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/ch.html

China’s statistical yearbooks
http://www.sei.gov.cn/hgjj/yearbook/2008/left_.htm

China Daily Website
http://www.chinadaily.com.cn/

NRC handelsblad
http://www.nrc.nl/economie/

Facts and details about China
http://factsanddetails.com/china

UNDP, Human development reports
http://hdr.undp.org/en/

WHO, World Health Organization
http://www.who.int/countries/chn/en/

International Energy Agency
http://www.iea.org/textbase/country/n_country.asp?COUNTRY_CODE=CN

Verenigde Naties
http://www.un.org/en/

IMF, The International Monetary Fund
http://www.imf.org/external/

WTO, World Trade Organization
http://www.wto.org/english/thewto_e/countries_e/china_e.htm

Conclusie: Wordt China dé economische grootmacht van de 21e eeuw?
De meningen over de toekomst van China zijn erg verdeeld. Mensen beweren dat China niet dé grootmacht van de 21e eeuw zal worden, omdat China nooit de Verenigde Staten zou kunnen inhalen. Een groot aantal analisten beweren echter dat China wel dé grootmacht van de 21e eeuw zal worden, sommigen beweren zelfs al in het jaar 2040.

Hieronder kun je in ieder geval een economische analyse vinden. De vergelijking voor tconvergentie is opgelost.

Yvs,2000 (1+gvs)tconvergentie = Ychina,2000 (1+gchina)tconvergentie

Waarbij Y staat voor het Nationaal Inkomen van de VS respectievelijk China in 2000 en g staat voor de jaarlijkse groei van het Nationaal Inkomen.

Figuur: Chinese economische groei en convergentie snelheid

Op de verticale as staat het aantal jaar dat nodig is voor volledige convergentie van China t.o.v. de VS. Op de horizontale as staat de groei van China. Er is aangenomen dat de VS ongeveer met 3% per jaar zal groeien. En als uitgangssituatie is het jaar 2000 genomen, waarin het BBP per hoofd in de VS $34.142 was en dat in China $3.976. Ook is er rekening gehouden met het feit dat in China goederen en diensten goedkopen waren.

Uit de figuur blijkt dat wanneer China met ongeveer 9% per jaar zal doorgroeien, dus met een verschil van ongeveer 6 procent ten opzichte van de VS, China met ongeveer 38 jaar de VS voorbij zal streven. Zal China met een lager percentage groeien, dan kan je zien dat de tijd Bij lagere groeiverschillen loopt de convergentieperiode snel op. Zou China ‘slechts’ met 6% groeien, dan duurt convergentie al 75 jaar. De convergentie zal nooit optreden wanneer China met 3% of lager groeit.

De ontwikkeling van een economie is moeilijk om te voorspellen. Zekerheid bestaat niet, zeker voor zo’n groot land als China. Dus of China daadwerkelijk binnen de 21e eeuw zal convergeren met de VS en of er dan geen andere grote landen op het toneel aanwezig zijn, is eigenlijk niet te zeggen.

Uit de eerdere deelvragen zijn in ieder geval de volgende dingen bekend geworden; China heeft zich binnen een relatief korte periode kunnen ontwikkelen tot een economische wereldmacht, maar kan China deze groei de komende jaren voorzetten? De ontwikkeling is niet zonder problemen verlopen. De spanning met het politieke systeem, de enorme corruptie en milieu vervuiling, de groeiende kloof tussen rijk en arm, de migratie van platteland naar stad, de beperking van de mensenrechten, de beperkte vrijheid van meningsuiting, het slechte bankwezen en de grote werkloosheid. Belangrijke punten die een grote rol in de toekomst gaan spelen. Aan de andere kant doet China zijn uiterste best om deze negatieve ontwikkelingen tegen te gaan. De toekomst is dus onzeker.

Als je naar het verleden kijkt kun je een soort vergelijking trekken met andere landen. In het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw dacht men dat de Sovjet-Unie tot dé economische grootmacht zou uitgroeien. Hoewel de communistische groei inderdaad indrukwekkend was, bleek uit een nadere analyse dat ze niet magisch of mystiek was, maar het resultaat van meer mankracht, hogere scholing en vooral de inzet van meer kapitaal. De extra inzet van meer mankracht, scholing en kapitaal was eindig. Doordat de soviets hun inputs niet slimmer gebruikten maar vooral meer van hetzelfde produceerden op dezelfde manier, nam de groei uiteindelijk af.

Wat later in de jaren 80 van de vorige eeuw was er een grote opkomst van zuidoost-aziatische landen zoals Zuid Korea, Japan, Taiwan en Singapore. Ook al verschilt hun economische structuur erg van die van de Sovjet-Unie, voorspelde men in de jaren tachtig van de vorige eeuw dat de Japanse economie in 1998 groter zou zijn dan de Amerikaanse economie. In werkelijkheid bleek de Japanse economie in dat jaar slechts ongeveer 35 procent te zijn van de Amerikaanse.

Gebaseerd op bovenstaande gegevens en de verschillende deelvragen acht ik de kans zelf klein dat China dé economische grootmacht van de 21e eeuw wordt. China heeft in het verleden veel profijt gehad van het feit dat het land de meeste inwoners heeft en groot oppervlakte, maar voor verdere economische ontwikkeling is het land naar mijn idee simpelweg te groot. Het land is te omvangrijk om de verschillende grote problemen op te lossen. Ik denk dat het een grote uitdaging voor China zal zijn om zich de komende jaren staande te houden en tegelijkertijd de groei voort te zetten. Daarbij is het zo dat als je naar de recente geschiedenis kijkt, waar keer op keer werd gedacht dat een bepaald land de economische grootmacht zou worden, deze voorspellingen uiteindelijk niet uitkwamen. Naar mijn verwachting zal dit ook voor China gelden.

REACTIES

M.

M.

Hee! Ik heb super veel aan jouw werkstuk gehad! ik heb een vraagje.. ik moet de bronnen erbij zetten, welke bron heb jij gebruikt bij milieu? want ik mag geen scholieren.com drbij zeten groetjes, marlou

14 jaar geleden

S.

S.

Hoi ella, wat een mooi complet werkstuk.zou je mij ook jouw bronnen willen sturen? Alvast bedankt!
Groeten,
Sjoerd

14 jaar geleden

I.

I.

hee, bedankt voor dat je dit zo op internet zet.
maar heb een vraagje welke bronnen heb je allemaal gebruikt ja ik weet iedereen vraagt het

13 jaar geleden

M.

M.

Hoi Ella,

Ik houd mijn profiewerkstuk ook over de Chinese economie en heb echt heel veel aan je werkstuk. Zou je mij misschien jou bronvermelding willen sturen?

Groetjes, Merel

12 jaar geleden

A.

A.

Hey Ella. Ik houd mijn Profielwerkstuk ook over de groei van China, en jouw werkstuk heeft mij echt flink geholpen. Ik had alleen een vraagje of je mij de bronnen misschien zou kunnen opsturen?
Groetjes,
Aarthegan

12 jaar geleden

H.

H.

Ik heb een paar kleine dingen uit jou werkstuk over genomen. Alleen moet ik voor mijn werkstuk de bronnen erbij hebben. Zou je die willen sturen?
Alvast bedankt

12 jaar geleden

B.

B.

Echt super tof, heb er super veel aan !!! ahummbaaa XDXDXD

12 jaar geleden

J.

J.

echt tof man !! heb er super veel aan man ! zooooo 2012 :d
hahahahahhahahahhahah boeboeeeh xd

12 jaar geleden

B.

B.

handiggggg haha

12 jaar geleden

S.

S.

Zeker een heel goed verslag

12 jaar geleden

I.

I.

ELLA WE LOVE YOU!! DANKJEWEL VOOR JE PWS HEEEL VEEL AAN GEHAD

12 jaar geleden

S.

S.

Wat een goed stuk! Zou je me je bronnen kunnen sturen?

12 jaar geleden

G.

G.

Zou je me je bronnen kunnen sturen?

12 jaar geleden

K.

K.

Zou je me asjeblieft ook de bronnen kunnen sturen, het is van groot belang.

bij voorbaat dank.

12 jaar geleden

R.

R.

Zou je mij ook de bronnen kunnen sturen?
Ook zou ik graag dit figuur willen hebben als dat mogelijk is? People’s Republic of China’s Nominal Gross Domestic Product (GDP) Between 1952 to 2005
Alvast bedankt.

11 jaar geleden

R.

R.

hallo heel erg bedankt voor je PWS

zou je misschien de bronnen kunnen sturn ?

of heeft iemand anders de bronnen toevallig al ?

11 jaar geleden

A.

A.

Wat een PWS echt goed gedaan. Zou je misschien de bronnen kunnen sturen? (Misschien de bron iets specifiker)dat zou echt geweldig zijn, bedankt alvast. Gr. Antoon

11 jaar geleden

A.

A.

Hallo Ella,

Zou je me misschien de grafieken kunnen sturen van het PWS? Het zou erg fijn zijn, Alvast bedankt.

Groetjes,

11 jaar geleden

W.

W.

hou eens je bek over die bronnen!!! :p

11 jaar geleden

E.

E.

ik heb je hele verslag gekopieérd en aan mijn docent gegeven en ik kreeg een 9,4 :D

11 jaar geleden

L.

L.





Leuk. interessant hoe het dus toch kan.

Leraar in tijdsdruk?



Straks heeft hij een progje om automatisch verslagen op plagiaat te scannen.. kan hij alsnog doen :-)



Maak jij in de regel ook zulke verslagen? of weet die leraar echt niet wie hij tegenover zich heeft?



iig. ik zal het niet verklappen. succes met de examens.

11 jaar geleden

J.

J.

Zou je mij aub alle bronnen kunnen doorsturen? Het is echt heel belangrijk en je zou me ontzettend hard helpen. :)

11 jaar geleden

N.

N.

Heel erg bedankt voor dit profielwerkstuk, ik heb er heel erg veel aan maar kan je mij misschien je bronnenlijst opsturen?

10 jaar geleden

H.

H.

Veel onderzoek gedaan,maakt het interessant voor markt onderzoek.
1 foutje nog gevonden waar staat dat de levensduur naar 70 jaar is gegaan
staat het jaar 1070 maar daar zul je 1970 bedoelen.

10 jaar geleden

F.

F.

Beste Ella,
ik ben opzoek gegaan naar de growth rate, diagram in the statistiek year book can China maar heb dit niet kunnen vinden, als je het niet erg vind zou je dan die plaatjes naar me mail kunnen sturen.

mvg Florus ( zou er heel veel aan hebben)

10 jaar geleden

S.

S.

waar staan die foto's?

9 jaar geleden

M.

M.

Hee, ik hou mijn pws onder andere ook over dit onderwerp, maar zou jij misschien nog de websites die jij gebruikt hebt naar me toe willen sturen als dat kan?
Dankjewel! :)
Marjolein

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.