Inleiding:
Ongeveer 2800 jaar geleden leefde er in het toenmalige Griekenland een blinde dichter: Homerus (zie afb. 1). Hij verdiende de kost met het zingen van epen (ev. = epos) en gedichten, maar schreef zelf ook epen. Een epos is een lang gedicht, waarin beroemde gebeurtenissen uit het verleden beschreven worden. Die gebeurtenissen spelen zich meestal af rond een held of stad, en worden vaak met verzonnen elementen aangevuld. Er komen mensen in voor, maar ook goden spelen een grote rol.
Homerus schreef twee grote epen: de Ilias en de Odyssee. Dit zijn ook meteen de beroemdste en bekendste epen uit de Klassieke Oudheid, die nog steeds gelezen en bestudeerd worden. Met deze twee heldendichten brengt Homerus een omslag in de geschiedenis teweeg: met het opschrijven van de epen eindigt het tijdperk van de mondelinge overdracht van verhalen van zanger op zanger. En deze epen zijn het begin van de Griekse literatuur.
Er is erg veel onenigheid over Homerus, óf hij de twee epen wel of niet geschreven heeft, en ook over de manier waarop hij ze bedacht heeft. Ik ga ervan uit dat Homerus de Ilias en Odyssee wel heeft gemaakt, maar dat ze ongeveer honderd jaar na zijn dood opgeschreven zijn.
Ik richt me met dit profielwerkstuk vooral op de Odyssee, omdat dat mijn examenonderwerp is. Ik wil met dit profielwerkstuk de ‘kale’ tekst uit het boek tot leven brengen. Dit doe ik door deze hoofd- en deelvragen te beantwoorden:
Hoofdvraag:
Hoe werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus (ca. 800 v. C.)?
Deelvragen:
1 Door wie werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
2 Met welke techniek werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
3 Met welke begeleiding werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
4 In welke ambiance werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
Deelvraag 1:
Door wie werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
*Klop, klop*. “Ja, wie is daar?” “Eh, hallo, ik ben Leonidas uit Sparta. Ik ben zanger en wil jullie graag vermaken met mijn liederen.” “Scheer je weg! Wij hebben al een zanger!”
*Klop, klop*. “Hallo?” “Een hele goede avond mijnheer, ik ben de beroemde Leonidas uit Sparta. Ik ben zanger en wil jullie graag vermaken met mijn gezangen.” “Vooruit, ga maar even in de stal zitten totdat we het eten ophebben en ik je roep”. “Oké, bedankt”.
De epen van Homerus zijn het eindproduct van een lange traditie waarin de epen en gedichten zingend van generatie op generatie doorgegeven werden. Vaak was dat van vader op zoon, maar het kwam ook voor dat een zanger enkele leerlingen de kunst van het zingen en onthouden leerde. Homerus was zo’n zanger uit Ionië. Homerus zou van Orpheus afstammen, daarom vond men Homerus heilig en nam men alles wat hij in de Odyssee en Ilias geschreven had voor waar aan. Dichtkunst werd als goddelijk beschouwd, men dacht dat de Muzen (dochters van de oppergod Zeus) de beschermers van de cultuur, dus ook van de dichtkunst waren.
Homerus was de eerste die een epos liet opschrijven. Daarvoor werd niets opgeschreven, alles werd uit het hoofd geleerd. De zangers die dit deden werden aoidoi (ev. = aoidos) genoemd. Het waren beroepszangers, geen hobbyisten. Vaak kenden ze een epos, nadat ze hem maar één keer gehoord hadden. Ze begeleidden zichzelf op een muziekinstrument, vaak een lier, cithara of aulos Een aoidos die zichzelf op de cithara begeleidde wordt ook wel citharode genoemd, iemand die begeleid werd door een aulos werd aulode genoemd (zie deelvraag 3).
Vaak waren aoidoi analfabeet, het had dus weinig zin om de epen op te schrijven, ze konden het toch niet lezen. Toch konden ze hele epen, die vaak duizenden regels lang waren, uit hun hoofd voordragen! Hiervoor hadden ze wel wat technieken waardoor het voor hen makkelijker werd (zie deelvraag 2). Ze improviseerden veel rond het onderwerp. Aoidoi werden ook wel ‘wevers van gezangen’ genoemd, de epen bestonden uit veel losse stukjes die belangrijk waren, en daartussenin ‘weefden’ de aoidoi minder belangrijke stukken (zoals een maaltijd of het optuigen van een schip). Er was dus geen standaardversie van een verhaal, maar honderden versies. Soms bedachten aoidoi hun liederen ook gewoon helemaal zelf, bijvoorbeeld als er net wat belangrijks was gebeurd maakten ze er meteen een lied over. Aoidoi konden het verhaal ook aanpassen aan de situatie en het publiek, ze zongen wat het publiek graag wilde horen. Er bestond een groep mensen op het eiland Chios (een van de plaatsen waar Homerus geboren zou zijn) die zich ‘Homeriden’ (=afstammelingen van Homerus) noemt. Zij probeerden de epen van Homerus woordelijk te bewaren, waardoor het moeilijker werd voor aoidoi om de tekst té wezenlijk te veranderen, in het voordeel van politici bijvoorbeeld.
Aoidoi baden altijd voordat ze begonnen met een voordracht, ze riepen dan een Muze aan voor wijsheid. Muzen waren beschermgodin van de kunsten, waaronder de poëzie (zie Od. I:1-21). Men geloofde dat een aoidos indirect de vertolker van de gedachten van een god was. De Griekse Socrates stelt zich dat als volgt voor in een gesprek met de zanger Ion, zoals beschreven in de Ion van Plato: Een god is een magnetische steen, die zijn magnetisme overgeeft aan een dichter. De dichter geeft het weer door aan een aoidos en die op zijn beurt geeft het weer door aan het publiek. Een aoidos had dus een vrij hoog aanzien in de Griekse samenleving.
Er waren verschillende redenen voor mensen om aoidoi of rapsode te worden. Het kon zijn dat je erg van zingen hield, maar het kon ook zijn dat het nodig was, als enige mogelijkheid om wat geld te verdienen (zie afb. 2). Dit was misschien wel zo met de blinde zanger die in de Odyssee voorkomt (Demodokos). Ook hadden mensen die verbannen waren niet veel keuze dan aoidos te worden en rond te blijven reizen.
Aoidoi werden in de Oudheid vaak afgebeeld met een mantel en een staf. Dit is eigenlijk het symbool voor reizigers, maar aangezien aoidoi ook veel reizen is het ook hun symbool geworden. Ook werden aoidoi vaak afgebeeld met hun muziekinstrument, zoals de lier of cithara (zie afb. 3).
Gelukkig (voor de aoidos én het publiek) hoefde de zanger meestal niet een heel epos voor te dragen, maar vroeg het publiek om bepaalde gedeelten die ze graag wilde horen. Meestal was dat één boek. De epen van Homerus zijn namelijk in de 3e eeuw v. C. door mensen van een universiteit in Alexandrië (Egypte) verdeeld in ‘boeken’ (papyrusrollen) die makkelijk te hanteren waren. Alleen tijdens grote godsdienstige feesten, zoals de Panathenaën in Athene, werden de epen in hun geheel voorgedragen. Soms werden de verhalen van de aoidoi verdeeld over meerdere avonden, als het publiek nog geïnteresseerd was. Aoidoi maakten ook gebruik van spanningselementen, ze stopten bijvoorbeeld op een spannend punt, en gingen dan de volgende avond weer verder. Zo konden ze het publiek bij zich houden.
Aoidoi hadden geen makkelijk bestaan. Ze trokken de hele (toen bekende) wereld rond, van stad tot stad, en moesten maar hopen dat ze ergens binnengelaten werden. Ze zijn te vergelijken met de Middeleeuwse troubadours. Ze zochten feesten waar ze het publiek konden vermaken in ruil voor eten of een slaapplaats. Soms verdienden ze wat geld met hun optredens. Ze gingen vaak naar hoven, waar ze de feesten van koningen opluisterden. In de tijd van Homerus, die we de Archaïsche periode noemen, ontstonden de stadstaten in Griekenland, de poleis (ev. = polis), met tirannen als staatshoofd. Deze tirannen organiseerden natuurlijk ook wel eens feesten, waar aoidoi de sfeer kwamen verhogen. Sommige aoidoi waren zelfs vast verbonden aan een hof, in de Odyssee is Phemios de hofzanger van Odysseus (Odysseus is namelijk de koning van Ithaka).
In de 6e eeuw voor Christus heeft de Atheense tiran Peisistratus een standaardversie van de Ilias en de Odyssee ingesteld. Waarschijnlijk was dat omdat de verschillende versies (onder invloed van verschillende denkbeelden, zoals de politiek) steeds verder afweken van elkaar en het oorspronkelijke verhaal. Door het instellen van één algemene versie van een epos verdween geleidelijk het beroep van aoidos. Er hoefde immers niet meer geïmproviseerd worden, omdat er een standaardtekst was. Toch werden de epen wel voorgedragen, door het nieuwe beroep van rapsoden. Het woord rapsode komt van het Griekse raptein () en ooidè (). Raptein betekent ineenvlechten of samenvoegen, ooidè betekent gezang. Een rapsode is dus iemand die gezangen samenvoegt, maar er zelf niets nieuws aan toevoegt. Dat is dus een verschil tussen en rapsode en een aoidos: een aoidos bedenkt zelf (vaak onbelangrijke) delen van het verhaal, een rapsode niet, die draagt alleen maar de standaardtekst voor. Maar het grootste verschil tussen aoidoi en rapsoden is de techniek van het voordragen: een aoidos improviseert en gebruikt daarvoor allerlei technieken, een rapsode draagt een standaardtekst zo mooi mogelijk voor.
Nadat er een standaardtekst voor epen gekomen was, konden er wedstrijden georganiseerd worden in het zo mooi mogelijk voordragen van epen (zie de vierde deelvraag). Nu waren er namelijk vergelijkingspunten tussen de verschillende rapsoden. Deze wedstrijden werden bijvoorbeeld tijdens de Panathenaën, de grote feesten in Athene ter ere van hun beschermgodin Pallas Athena, gehouden.
Deelvraag 2:
Met welke techniek werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
Epen waren meestal te lang om helemaal uit het hoofd te leren. De Odyssee bestaat uit wel 12.000 regels, de Ilias uit 15.000! Beide epen zijn verdeeld over 24 ‘boeken’. Gelukkig hadden de aoidoi bepaalde technieken waardoor het makkelijker werd de epen uit het hoofd te leren en te zingen. Een paar technieken zal ik hieronder behandelen.
De epen van Homerus zijn in een bepaald ritme, afwisseling van lange en korte lettergrepen, geschreven. Dit kun je vergelijken met een muziekstuk. Dat ritme noemen we het metrum. Er zijn verschillende soorten metra, maar in het geval van de epen van Homerus is het metrum een dactylische hexameter.
Elke regel is opgebouwd uit 6 () blokjes (maten in de muziek) van elk een dactylus (). Dactylus betekent vinger in het Grieks, een vinger bestaat uit een lange en twee korte vingerkootjes. Een dactylus bestaat dus uit drie lettergrepen (hoeft niet van één woord te zijn), waarvan de eerste lang is en de laatste twee kort ( ) (een kwartnoot en twee achtste noten). Een dactylus kan evt. ook vervangen worden door een spondee: dat zijn twee lange lettergrepen ( ) (twee kwartnoten). Het laatste blokje van een regel bestaat altijd uit óf een spondee, óf een lange en korte lettergreep. De hexameter is niet de natuurlijke Griekse spreektaal, het is in de verte wel een beetje te vergelijken met rap bij ons. In ons taalgebruik is rap ook niet de normale spreektaal, soms leggen rappers bijvoorbeeld de klemtoon anders, waardoor het wat onnatuurlijk klinkt. De dactylische hexameter klonk de Grieken (waarschijnlijk) ook wat raar in de oren, omdat het kunstmatig is. Woorden werden veranderd om goed in het metrum te passen: de lengte van een lettergreep kan bijvoorbeeld lang in plaats van kort gemaakt worden, waardoor een woord anders klinkt, maar wel in het metrum past.
De dactylische hexameter maakte het makkelijker voor aoidoi om een epos voor te dragen, omdat de mogelijkheden voor een woord in een zin beperkter werden. Een aoidos wist wat hij wilde vertellen, bijvoorbeeld iets over een reis, en heeft daar natuurlijk veel verschillende woorden voor, zoals reis, tocht, uitstapje, enz. Door de dactylische hexameter passen bepaalde woorden niet meer in een zin, omdat er bijvoorbeeld al vijf blokjes van een dactylus gebruikt zijn. Hierdoor werd de woordenschat van een aoidos beperkter, maar dat maakt het ook makkelijker te kiezen, omdat er minder mogelijkheden zijn.
De aoidoi maakten ook gebruik van verzen of regels die vaker terugkomen in het stuk. Vaak zijn dat algemene zaken, zoals iets vragen, bevelen of antwoord geven. Dat was voor aoidoi makkelijker dan elke keer weer iets anders te formuleren, terwijl ze hetzelfde bedoelen. Een voorbeeld van een zin die vaak voorkomt in de Odyssee is ‘En op zijn beurt antwoordde de verstandige Telemachos hem’. De Odyssee bestaat voor ongeveer 1/3 uit regels die vaker dan een keer voorkomen in het epos.
Als een hele activiteit telkens met dezelfde woorden wordt beschreven, noemen we dat een typische scène. Dit kan bijvoorbeeld met activiteiten die men vaak doet, zoals offeren, eten of het optuigen van een schip. Beschrijvingen van deze activiteiten komen vaak voor in een epos van Homerus, als een soort vulling tussen (voor het verhaal) belangrijke gebeurtenissen, dus is het makkelijk voor een aoidos om daar vaste zinnen voor te hebben.
Aoidoi gebruikten ook vaak vaste woordcombinaties, de formules, zoals ‘in zijn hart begreep hij’. Dit was voor hen wederom handig omdat deze combinaties goed in het metrum pasten.
Een speciaal onderdeel van de vaste woordcombinaties is de epitheton ornans. Dit betekent letterlijk ‘sierend voorvoegsel’. Het is een combinatie van een zelfstandig naamwoord of een naam met een bijvoeglijk naamwoord. Vaak geven ze een eigenschap van deze persoon of voorwerp aan, zoals ‘de rozenvingerige dageraad’ of ‘de listige Odysseus’. Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gereserveerd voor één persoon, andere worden voor meerdere mensen of zaken gebruikt. Aoidoi gebruikten te pas en te onpas deze combinaties, ook al past het eigenlijk niet in de context. Een voorbeeld hiervan is ‘de snelvoetige Achilles’ terwijl Achilles zit.
Door deze epitheta ornantia weten we specifieke eigenschappen van mensen en dingen. Zo weten we uit de Ilias bijvoorbeeld door alle bijvoeglijk naamwoorden hoe Troje eruit heeft gezien (bijv. sterkgebouwd, vooruitspringend).
Het onderscheid tussen de verschillende aoidoi lag vooral in de kunst van het improviseren. Men vond Homerus een goede zanger omdat hij tijdens het improviseren precies de goede woorden wist te kiezen en de aandacht van het publiek daarmee goed vast kon houden.
De epen van Homerus zijn in een kunsttaal geschreven. Dat komt onder andere door de dactylische hexameter. In de Odyssee komen vormen en woorden uit drie verschillende dialecten (tegelijkertijd) voor: het Myceens, Aeolisch en Ionisch. De epische overlevering is ontstaan in de 14e eeuw v. C. in het gebied rond Mycene, maar is rond 1100 verloren gegaan. Hierna is de traditie overgenomen door Aeoliërs, die de techniek overnamen en verder ontwikkelden. Hierna hebben de Ionische zangers (waaronder Homerus) die techniek weer overgenomen.
Dat het verhaal over Odysseus en de Trojaanse oorlog in het Myceens ontstaan is, is logisch. Deze verhalen zijn namelijk verteld na de Trojaanse oorlog, om de heldendaden van de Grieken (onder leiding van Agamemnon) te bezingen. Agamemnon was de koning van Mycene, waar ze Myceens spreken. Hierdoor zijn de epen van Homerus dus in het Myceens geschreven.
Toen de Aeoliërs de epen over gingen nemen, wilden ze deze natuurlijk wel in hun eigen taal zingen. Hiervoor hebben ze de Myceense epen overgezet in het Aeolisch, voor zover dat mogelijk was in het metrum. Alles wat niet mogelijk was in het Aeolisch, is Myceens gebleven. De Ioniërs hebben de epen natuurlijk ook in hun eigen taal gezongen, maar ze hebben die ook weer voor zover dat mogelijk was omgezet. Vaak was dat mogelijk, maar vaak ook niet. Aeolische en soms ook nog Myceense woorden en vormen moesten gehandhaafd blijven. Hierdoor ontstond de epische kunsttaal, een taal die niemand ooit in deze vorm gesproken heeft. Aan deze kunsttaal kan men zien dat de epen van Homerus eerst generaties lang mondeling overgeleverd zijn voordat ze opgeschreven werden.
Dat de epen een lange geschiedenis hebben voordat ze werden opgeschreven, kan men nog aan iets anders zien. Soms komen er anachronismen in het taalgebruik voor. Een anachronisme is een persoon of zaak die eigenlijk niet in de tijd thuishoort, zoals een ijzeren zwaard terwijl het verhaal zich in de Bronstijd afspeelt, wanneer er nog geen ijzeren zwaarden bestonden…
Nog een voorbeeld van een lange mondelinge geschiedenis: Homerus gebruikt details over bijvoorbeeld de Trojaanse oorlog die hij niet kan weten, omdat hij daar niet zelf bij was. Toch kloppen deze details met archeologische vondsten. Dit bewijst dat Homerus deze details gehoord heeft van anderen, die het weer gehoord hebben van anderen enz. Homerus heeft de details in ieder geval niet zelf bedacht.
Het is mij ook opgevallen dat Homerus in de Odyssee veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt, bijvoorbeeld in deze zin: ‘En toen hij met zijn gewelfde schepen over de diepe, wijnkleurige zee zeilde op het steile Maleia af, gaf Zeus, die wijd en zijd dondert, hem verder een ontzettende reis, want hij joeg bij Maleia gierende stormwinden naar hem toe, die de woeste golven opzweepten tot het monsterachtige bergen waren’. (Odyssee III, 286-290). Het veelvuldig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden komt onder andere door de improvisatie, de epitheton ornans, maar het is ook omdat de aoidoi de verhalen die ze vertelden natuurlijk wel leuk moesten vertellen, ze moesten het publiek wel vermaken. Bijvoeglijk naamwoorden maken de tekst beeldender, men kan zich beter inleven in het onderwerp. Men leest Homerus nu nog, omdat hij een mooi taalgebruik heeft, heel levendig, zodat we nu nog geloven dat deze verhalen waar zijn.
Dat we in deze tijd weten over de mondelinge tradities en technieken van de oude Grieken, komt omdat er zelfs in deze tijd van allerlei multimedia toch nog mensen zijn die een mondelinge traditie in ere houden. Daar zijn hele onderzoeken naar, mensen nemen de verhalen op bandjes of video zodat ze bewaard blijven. Helaas zijn er nog maar een paar mensen die verhalen zo lang als Homerische epen uit hun hoofd voor kunnen dragen.
In Killgaligan, Ierland, leeft een oude man die verhalen uit zijn hoofd kent die ongeveer zo lang zijn als de epen van Homerus. Hij was vroeger erg nieuwsgierig en vroeg om verhalen, die hij allemaal onthouden heeft. Hij draagt ze een beetje eentonig voor, de hele tijd ongeveer dezelfde toonhoogte, er zit niet echt een melodie in, maar ook niet altijd hetzelfde ritme. De mondelinge traditie in Ierland is aan het verdwijnen, want niemand leert de verhalen van de man meer, waarschijnlijk ook omdat hij alleen Gaelic, een oud-Iers dialect, spreekt. De verhalen van de man zijn moeilijk te vertalen, omdat hij veel woorden alleen maar voor het ritme zegt, de woorden hebben weinig betekenis voor het verhaal. Hij zegt weinig met heel veel woorden. Dit is een overeenkomst met de aoidoi uit Griekenland. Zij gebruikten ook bepaalde woorden die goed in het ritme pasten, en ook veel bijvoeglijk naamwoorden.
In Armenië zijn er nog wat meer mensen die de mondelinge traditie in ere houden. Er zijn professionele, nog helemaal niet zo oude zangers die liederen kennen die ook zo lang zijn als de epen van Homerus. Zij zingen deze liederen uit het hoofd, wel met een melodie, en begeleidden zichzelf op een soort luit. Deze zangers verdienen hun geld met het zingen op feesten en partijen. Ze zijn bij een meester in de leer geweest, vanaf een hele jonge leeftijd (7 jaar!), toen duidelijk werd dat ze goed konden zingen. Nu zijn ze zelf meester, de mondelinge traditie leeft hier dus nog voort, en kennen wel 100 liederen van minstens een uur lang. Deze liederen staan vast, er wordt weinig geïmproviseerd, aangezien er twee zangers samen een lied zongen.
Het publiek van deze hedendaagse zangers zien hem als beroepsverteller, vindt hem heel goed, de zanger zelf ziet het gewoon als zijn werk.
Door de enkele mondelinge tradities die er nu nog zijn kunnen we afleiden hoe de aoidoi vroeger hun zangen opbouwden. De Amerikaan Milman Parry (zie afb. )heeft ontdekt aan de hand van orale poëzie in Joegoslavië dat de hele stijl van Homerus, met herhalingen, formules en epitheta ornantia belangrijker was voor het eindproduct dan eerder altijd werd aangenomen. Eerst dacht men dat het gewoon Homerus’ stijl was, met veel herhalingen, maar Parry heeft aangetoond dat die technieken noodzakelijk waren voor de mondelinge overdracht. Hij heeft daarmee dus aangetoond dat de Ilias en de Odyssee eindproducten zijn van mondelinge overdracht,dat ze niet in één keer zijn bedacht.
Deelvraag 3:
Met welke begeleiding werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
Epen werden zingend voorgedragen, met begeleiding van een fluit of een snaarinstrument. Aoidoi waren vaak erg muzikaal (in vergelijking met muzikanten nu), aangezien er geen melodie voor hen uitgeschreven werd. Ze konden tegelijkertijd de tekst en de melodie improviseren, wat een hele prestatie is!
Het Grieks heeft geen klemtoon zoals in het Nederlands, het metrum (de dactylische hexameter) heeft ook helemaal niets met de (voor ons goede) klemtoon te maken. De taal is melodischer dan het Nederlands, op elk woord staan accenten die te maken hebben met de toonhoogte, niet met de klemtoon. Een accent naar links: betekent een terts (twee noten) lager dan de normale toonhoogte waarop men spreekt, een accent naar rechts: betekent een terts hoger. Er is ook nog een accent die eerst een terts omhoog gaat en dan naar beneden, naar de normale toonhoogte. Ik heb een gedeelte van het begin van de Odyssee (Prooimion, Od.I, 1-10) op muziek gezet. Daarbij heb ik rekening gehouden met het ritme (de dactylische hexameter) en de melodie (accenten).
De instrumenten die de aoidoi vaak gebruikten waren de lier, cithara en aulos. De lier en de cithara zijn snaarinstrumenten, een aulos is een fluit. De aoidoi en rapsoden werden dan ook naar hun instrument genoemd: een rapsode die op een cithara speelde was een citharode en een rapsode die begeleid werd op een aulos werd aulode genoemd.
De lier (lyra) was volgens de mythologie uitgevonden door de god Hermes. Deze gebruikte een schildpadschild als klankkast, maakte daar twee koeienhorens aan vast, die uit het schild steken, met een dwarsbalkje ertussen. Aan die dwarsbalk maakte hij als snaren koeiendarmen vast, en zo had hij een muziekinstrument, die hij lyra noemde. Het aantal snaren varieert van 4 tot 11 snaren. De toonhoogte werd bepaald door de dikte van de snaar, aangezien de snaren allemaal even lang waren. De lier werd onder een arm geklemd, de snaren werden aangeslagen met behulp van een plectrum, een klein plat plaatje waardoor snaren harder aangetokkeld kunnen worden dan met je vingers, waardoor je ook lang kunt spelen zonder dat je vingers helemaal kapot gaan.
De kithara is eigenlijk een meer uitgewerkte versie van de lier. Hij heeft dezelfde vorm, maar is vaak iets groter en zwaarder dan een lier. De twee ‘armen’ van een kithara zijn plat, terwijl die van een lier rond kunnen zijn, en zijn vaak mooi versierd. De kithara heeft een mooiere klank dan een lier, en werd daarom ook vaker gebruikt door aoidoi. De lier werd meer gebruikt door leerlingen, werd daarom ook wel een beetje als minderwaardig instrument beschouwd.
De aulos ( = buis) was een soort hobo. Er bestonden twee soorten auloi, de mono-aulos en de di-aulos. De mono-aulos is een fluit met één buis, van hout, riet, ivoor of been, met gaten, een soort blokfluit. Het heeft een mondstuk met een rietje, zoals een hobo van nu. Men kon een aulos niet stemmen, de toonsoort stond al vast. Men moest dus een andere aulos hebben als men in een andere toonsoort wilde spelen. Er bestonden ook verschillende typen auloi, voor jongens, meisjes, volwassenen enz. Later werd er een systeem met een soort kleppen of bandjes uitgevonden waardoor er gevarieerd kon worden met de stemming. Op een aulos kan een hele melodie worden gespeeld door de gaten af te sluiten (met je vingers) of juist open te laten.
Een di-aulos bestaat uit twee pijpen met gaten, die beide ‘aangesloten’ zijn op maar één mondstuk. In principe zou er wel meerstemmig op gespeeld kunnen worden, maar dat deden di-aulosbespelers waarschijnlijk niet. Ze hielden met de ene hand (buis) een grondtoon vast, en met de andere hand speelden ze de melodie. De aulos klonk erg schel, en werd daarom ook gebruikt, bijv. in het leger, om mensen op te zwepen, in een uitbundige stemming te brengen. Daarom wordt de aulos ook vaak geassocieerd met Dionysus, de god van de wijn die ervoor zorgt dat je je grenzen (die je zelf gesteld hebt) overgaat (bijv. door dronkenschap).
Er bestond ook een hulpmiddel waarmee aulosspelers harder konden blazen: de phorbeia. Dit was een soort band om je mond, met een of twee gaten erin, die ervoor zorgde dat de wangen en lippen goed gespannen bleven, en die ervoor zorgde dat de aulos niet uit je mond schoot.
Aoidoi improviseerden niet alleen de tekst, maar ook de muziek. De teksten en ook de muziek van epen werden van aoidos op aoidos doorgegeven, er werd niets opgeschreven. Muzieknotatie was er wel, maar is nu erg weinig van overgebleven. Daarom is het ook moeilijk er iets over te zeggen, omdat de notatie erg afwijkt van wat we nu gewend zijn. Waarschijnlijk hadden de Grieken een heel systeem van tekentjes boven de tekst, die afgeleid zijn van gewone Griekse letters.
Deelvraag 4:
In welke ambiance werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus?
Stel je voor, je bent uitgenodigd door een of andere hoge pief van Mycene voor een dineetje bij hem thuis. Jij neemt die uitnodiging natuurlijk graag aan, en meld je om 6 uur bij zijn huis. Het diner is zalig, slaven lopen af en aan met de heerlijkste gerechten, en schenken iedere keer je beker weer vol met wijn. Als het eindelijk tijd is voor het toetje staat je gastheer op en kondigt aan dat een aoidos voor hen zal optreden. Een man in een lange mantel en met een lier onder zijn arm komt binnen en vraagt beleefd welke passage zijn publiek wil horen. Je gastheer wil natuurlijk een mooi verhaal en verzoekt de man een gedeelte uit de Odyssee voor te dragen. Dat verhaal ken je natuurlijk, maar je bent nieuwsgierig hoe deze aoidos het er vanaf zal brengen. De zanger tokkelt wat op zijn lier en begint te zingen.
In de Odyssee treden een paar keer zangers op. Onder andere hieruit kan men afleiden hoe dat in zijn werk ging en in welke ambiance gezongen werd. In Od. I regel 150-155 staat: ‘Toen ze naar hartelust hadden gegeten en gedronken, wilden de vrijers weer iets anders, snarenspel en zang en reidans om de maaltijd te vervolmaken. Dus een heraut gaf de prachtige lier aan Femios, hij trad op voor de vrijers, al was het gedwongen. Hij sloeg wat akkoorden aan en begon door een God bezield zijn lied voor te dragen.’ In Od. I regel 365 en verder zingt de zanger Femios ook voor de vrijers van Penelope, in het paleis van Odysseus:
zong de zeer beroemde zanger, en zij zaten in stilte te luisteren.’ Penelope kan het lied niet aanhoren, omdat het over haar geliefde man gaat die weg is, en ze stelt een ander lied voor: zing daarvan één bij hen zittend, (en) zij moeten in stilte (hun) wijn drinken.’
Ook over de kleding wordt wat gezegd in oude geschriften. In Ion van de filosoof Plato (een gesprek tussen de rapsode Ion en de filosoof Socrates), zegt Socrates:
omwille uw kunst bent u steeds fraai getooid en toont u zich steeds zo schoon mogelijk.’
Aoidoi traden vaak op voor een select gezelschap, tijdens feesten en partijen. Dit publiek had de (beroemde) verhalen over de Trojaanse oorlog of de rampen voor Odysseus al veel vaker gehoord, maar omdat iedere aoidos een iets ander verhaal vertelde bleef het toch leuk. Aoidoi vertelden vaak uren achter elkaar. Door de kunstmatige taal was het verhaal waarschijnlijk moeilijk te volgen voor het publiek. Daarom was het makkelijk dat de aoidos veel formules toevoegde, dan had het publiek als het ware eventjes rust, omdat men de herhalingen kende. Men hoefde dan even niet zo op te letten om toch het verhaal te kunnen volgen. Het verhaal ging zo langzaam dat men best even niet kon luisteren om toch te begrijpen waar de aoidos over zingt. Een aoidos werd dus ook wel gebruikt als ‘achtergrondmuziek’, waar soms wel aandachtig naar geluisterd werd, maar soms ook niet. Uit het gedeelte uit de Odyssee blijkt dat het publiek stil was en hun wijn dronk, maar dat was niet noodzakelijk. Men praatte er waarschijnlijk gewoon doorheen, of men reageerde op de zanger en stelde vragen over het verhaal.
Aoidoi hadden weinig geld, maar ze hadden ook weinig nodig. Ze traden op in ruil voor eten en onderdak. Het kon dus ook voorkomen dat een aoidos aan het eind van het diner optrad, dan wat te eten kreeg (restjes van het diner bijvoorbeeld) en dan weer verder ging met zijn optreden. Hierdoor duurden de voordrachten erg lang.
Een hele andere ambiance waren de wedstrijden die georganiseerd werden. Vaak waren dat wedstrijden die gevierd werden ter ere van een bepaalde god, en aangezien de Grieken nogal veel goden hadden, waren er ook veel muziekwedstrijden. Een van de bekendste wedstrijden zijn de Pythische wedstrijden. Deze werden gehouden in de stad Delphi, ter ere van de god Apollo. Aangezien Apollo onder andere de god van de muziek is waren de wedstrijden oorspronkelijk alleen muziekwedstrijden. Later zijn er andere onderdelen aan toegevoegd, zoals paardenrennen en atletische wedstrijden (hardlopen of worstelen). Vaak waren de wedstrijden onderdeel van dagenlange feesten waar elke bewoner van de betreffende stad aan meedeed. Er werden processies gehouden door de stad, met zingende en muziekmakende mensen. Aoidoi waren dan natuurlijk ook van de partij. Ze traden op voor de mensen, vaak in een theater, zodat iedereen ze goed kon zien en horen. Hierdoor konden aoidoi naar elkaar luisteren en van elkaar leren. Mede door deze wedstrijden waarbij aoidoi elkaar vaak ontmoetten kon een epos steeds een heel klein beetje veranderen. Met hun optredens konden de aoidoi ook prijzen winnen, bijvoorbeeld lauwerkransen of vazen met gewijde olijfolie.
Dit is het schilderij ‘A reading from Homer’ van de schilder Lawrence Alma-Tadema (1836-1912), geschilderd in 1885. Aan dit schilderij kan je zien hoe Alma-Tadema een voordracht van Homerus zich voorstelde. Aan de rechterkant zit een man met een boekrol in zijn hand. Hij leest dus voor uit Homerus, vertelt het niet uit zijn hoofd. Waarschijnlijk is het dus geen beroepsrapsode. Je ziet verder vier mensen die aandachtig naar hem luisteren. Een man ligt languit op de grond en kijkt belangstellend naar de verteller. De andere twee mensen zitten er ook ontspannen bij. Aan de linkerkant van het schilderij staat een cithara, vlakbij de vrouw in het witte gewaad ligt een tamboerijn. Deze hadden de Oude Grieken ook al, zij het waarschijnlijk in een iets andere vorm. De verteller gebruikt de muziekinstrumenten niet, in tegenstelling tot echte aoidoi/rapsoden. Hieraan kan je ook zien dat dit waarschijnlijk geen rapsode is, maar gewoon iemand die misschien wel op een familiefeestje een mooi verhaal voorleest. Dit alles is geschilderd in een Grieks aandoende setting: men zit op marmeren banken en op de achtergrond zie je water en de onderkant van zuilen.
Een leuk detail: in de rechterbovenhoek zie je de letters OMHR. Dit zijn de eerste letters van de Griekse schrijfwijze van Homerus: OMHROS (de H is de hoofdletter è)
Hoofdvraag:
Hoe werden epen voorgedragen in de tijd van Homerus (ca. 800 v. C.)?
Epen werden in de tijd van Homerus voorgedragen door aoidoi. Dat waren rondreizende zangers die optraden op feesten en partijen. De verhalen werden van vader op zoon, mondeling doorgegeven. Pas na Homerus werden epen opgeschreven. Elke aoidos droeg de epen op zijn eigen manier voor. Er was geen algemene versie, ieder verhaal was weer anders. De hoofdlijnen waren natuurlijk wel hetzelfde, maar er werden bij elke voordracht details bijbedacht of veranderd. Een zanger improviseerde elke keer weer rond het onderwerp, en kon zijn verhaal dus elke keer aanpassen en verbeteren. Uiteindelijk waren er zoveel versies, dat men één standaardversie wilde. Peisistratos heeft deze ingesteld. Nu veranderde het beroep van aoidos in die van rapsode. Het grote verschil tussen deze beroepen is dat een aoidos improviseert met bepaalde technieken, een rapsode niet. Deze draagt alleen maar een standaardtekst voor, zo mooi mogelijk.
De epen van Homerus zijn ontzettend lang, maar toch kenden de aoidoi ze helemaal uit hun hoofd. Dat kwam omdat ze bepaalde technieken gebruikten. De epen van Homerus zijn geschreven in de dactylische hexameter. Dat is een bepaald ritme waardoor het voor aoidoi makkelijker wordt woorden in een zin in te vullen. Ook gebruikten ze vaste formules, herhalingen en epitheta ornantia. Dit gebruikten ze als geheugensteun voor zichzelf, maar ook voor het publiek. Een voordracht duurde namelijk vrij lang, dus een aoidos moest het publiek goed kunnen boeien. Een manier daarvoor was om het verhaal zo langdradig te vertellen, dat het publiek er gewoon doorheen kon praten, maar toch het verhaal te kunnen volgen.
De verhalen werden zingend voorgedragen. De aoidoi improviseerden tegelijkertijd de tekst en de muziek. Grieken hadden wel muzieknotatie, maar daar is weinig van overgebleven, zodat men er in deze tijd niet zo heel veel uit kan halen. Wel weten we dat de taal veel melodischer is dan de Nederlandse taal. Door middel van accenten gaven de Grieken toonhoogten aan in de spreektaal.
Aoidoi en rapsoden begeleidden zichzelf vaak op een muziekinstrument. Vaak was dat een lier, een instrument dat oorspronkelijk gemaakt was van een schildpadschild, met twee uitstekende koeienhorens, waarover snaren gespannen waren. Later werd ook de cithara gebruikt, een soort uitgewerkte lier, die groter, breder en meer versierd was. Aoidoi werden ook wel begeleid door iemand anders, die op een aulos speelde. Dat is een soort fluit, te vergelijken met de hobo van nu.
Een heldendicht werd vaak in een vrolijke ambiance gedeclameerd. Vaak was dat op feestjes van rijke hoge heren, die tijdens of na het diner wat afleiding wilden. De aoidos trad dan op in ruil voor eten, onderdak of geld. Het publiek van een aoidos kende vaak de verhalen al, maar omdat elke aoidos het verhaal anders vertelde, werd het nooit saai. Een voordracht werd soms in stilte aangehoord, maar werd ook wel als ‘achtergrondmuziek’ gebruikt, waar men gewoon doorheen praatte. `
Een andere achtergrond vormden de wedstrijden die gehouden werden. Deze wedstrijden waren vaak onderdeel van religieuze feesten. De wedstrijden waren natuurlijk alleen voor rapsoden, niet voor aoidoi. Rapsoden droegen een standaardtekst voor, er waren dus vergelijkingspunten op basis waarvan een winnaar kon worden aangewezen. Wedstrijden voor aoidoi waren er waarschijnlijk niet, omdat elke aoidos eigenlijk een ander verhaal vertelde, was het moeilijk aan te geven welke aoidos het best was.
Bronnen:
Boeken:
₪ Charles Hupperts en Elly Jans, Telemachos en Odysseus (1e druk, 2005), Tekstboek. Blz.: 7 t/m 16, 106 + 107.
₪ M.I. Finley, De wereld van Odysseus, 1960. Blz.: 24 t/m 57
₪ G.H. Halsberghe en G. Halsberghe, XYZ van de Grieks-Romeinse Oudheid, blz. 664 en 665
Internet:
₪ http://www.skopos.be/GrMuziek/Achtergrond/Instrumenten/lier.html
₪ http://www.museumkennis.nl/lp.rmo/museumkennis/i000326.html
₪ http://www.archaeonia.com/arts/music/sounds.htm
₪ http://www.rhapsodes.fll.vt.edu/iliad1.htm
₪ http://classics.uc.edu/music/
₪ http://www.oeaw.ac.at/kal/sh/
₪ http://www.perseus.tufts.edu/cgibin/ptext?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0135&layout=&loc=8.267
₪ http://home.hetnet.nl/~herakleitos/Grieks/Homerus%20%20%20Inleiding.htm
₪ http://www.collegenet.nl/index_mainframe.php?mainframe=http%3A%2F%2Fwww.collegenet.nl%2Fstudiemateriaal%2Fverslagen.php%3Fverslag_id%3D7676%26site%3D
₪ http://www.ucalgary.ca/applied_history/tutor/popculture/PsixA.html
₪ http://www.polumnia.net/writing/paragraphe/graphe20.html
Voordracht van de epen van Homerus
7.2- Profielwerkstuk door een scholier
- 6e klas vwo | 5796 woorden
- 2 juli 2006
- 57 keer beoordeeld
7.2
57
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.366 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
Riquelme (13) turnt op topniveau: 'Het is echt hard werken'
REACTIES
1 seconde geleden