Deelvragen : - Hoe verliep het huwelijksaanzoek vroeger en wat is daar in de loop van de tijd aan veranderd ? - Welke gewoonten en gebruiken waren er vroeger rondom de bruidsdagen en hoe verlopen die dagen tegenwoordig ? - Wat is er in de loop van de tijd aan de bruidskleding en de functies van de accecoires veranderd ? - Wat is er veranderd aan de huwelijksvoltrekking en de voorbereidingen daarop ? - Wat is er in de loop van de tijd aan het huwelijksfeest veranderd ? - Hoe zagen de wittebroodsweken er vroeger uit en wat is er langzamerhand veranderd ?
Voorwoord
Deze praktische opdracht gaat over traditionele gewoonten en gebruiken naar aanleiding van het huwelijk die in Nederland bestaan, bestaan hebben of in de loop van de tijd zijn ontstaan. Het leek mij wel interessant om te onderzoeken hoe die ontwikkeling door de jaren heen verlopen is, daarom heb ik bij iedere deelvraag geprobeerd op dezelfde wijze te antwoorden; eerst laat ik zien hoe het er bij een gewoonte of gebruik vroeger aan toe ging en daarna toon ik aan hoe dat in de loop van de tijd veranderd is. De hoofdvraag van deze praktische opdracht is dan ook: “Welke traditionele gewoonten en gebruiken zijn er in Nederland overgebleven, verdwenen en ontstaan naar aanleiding van het huwelijk?” Met behulp van een aantal deelvragen heb ik geprobeerd ik hier een duidelijk antwoord op te geven. In de conclusie is mijn verklaring te vinden voor wat naar mijn mening er de oorzaak van is dat sommige traditionele gewoonten en gebruiken nog steeds in Nederland bestaan en hoe het komt dat sommigen in de loop van de tijd zijn verdwenen of ontstaan. Inleiding
Trouwen is een mijlpaal in het leven. De trouwdag en de tijd eromheen wordt omgeven door een aantal gebruiken en rituelen die soms al eeuwenlang zijn ingeburgerd. Van een aantal gewoonten weten we soms zelfs de oorsprong niet eens meer. Hieruit blijkt dat sommige tradities het lang uithouden, maar sommige zijn ondertussen alweer verdwenen en vervangen door nieuwe gewoonten en gebruiken. Ook zijn de motieven om te trouwen in de loop van de tijd veranderd. Tegenwoordig wordt een huwelijk gesloten omdat er sprake is van wederzijdse liefde, maar dat is niet altijd zo geweest. Vroeger waren economische belangen van doorslaggevend belang, een uitgangspunt dat in onze tijd absoluut onvoorstelbaar is. Men spreekt ook wel van het algemene huwelijkspatroon; vrouwen trouwen meestal voor hun 20ste, mannen zijn bijna altijd ouder en het paar trekt vaak bij de familie in. Vanaf de 16de eeuw wordt er over het Westerse huwelijkspatroon of het uitgestelde huwelijkspatroon gesproken; man en vrouw gaan meestal eerst samenwonen en wachten totdat er genoeg geld is voor het huishouden of totdat een zekere positie in de maatschappij bereikt is. In de 18de eeuw groeide het besef dat liefde een eerste voorwaarde voor een goed huwelijk vormt. Bovendien begon men grote waarde te hechten aan een gelukkig en harmonieus gezinsleven. In de 19de eeuw was het idee dat een huwelijk gebaseerd is op liefde en kameraadschap redelijk stevig ingeburgerd. Toch hielden de meeste ouders scherp in de gaten dat kinderen niet beneden hun stand trouwden en dat een huwelijk uitbreiding van bezit betekende. Aan het begin van de 20ste eeuw zijn economische gronden of familiebelang absoluut geen overwegingen meer bij het zoeken naar een levensgezel. De partners kiezen elkaar op grond van wederzijdse liefde. Veel mensen beschouwen het huwelijk als levensbestemming, totdat in de jaren 70 nieuwe ideeën op gang komen. Vanaf dat moment zakt het aantal huwelijksvoltrekkingen dramatisch, terwijl het aantal echtscheidingen opzienbarend stijgt. Ook kiezen steeds meer mensen voor ongehuwd samenwonen. In zekere zin gaat het hierbij om een ‘proefhuwelijk’; meestal wordt er getrouwd wanneer er een kind op komst is. Aan het eind van de 20ste eeuw worden in Nederland de eerste homohuwelijken gesloten. Het mag duidelijk zijn dat, ondanks alle nieuwe leefvormen, het huwelijk een fenomeen is dat zich niet zomaar laat uitroeien. Hoe verliep het huwelijksaanzoek vroeger en wat is daar in de loop van de tijd aan veranderd?
Vroeger was verloven veel gebruikelijker dan nu en werd het aanzoek gedaan door de vader van de bruidegom aan de vader van de bruid, om pas daarna de hand van de bruid te vragen. De vader van de bruid vroeg naar de leeftijd, gezondheid, godsdienst, opleiding, diploma’s en het werk dat de eventuele bruidegom deed. Daarnaast informeerde hij naar zijn vooruitzichten en vroeg hij enige referenties, zodat hij naar zijn eventuele schoonzoon kon informeren. Het aanzoek doen kon ook uitbesteed worden aan een bemiddelaar. De moeders en het bruidspaar waren er niet bij aanwezig. Pas later ging de bruidegom zelf naar de vader van de bruid om toestemming te vragen en weer later kwam de bruid er zelf ook bij zitten. Als het aanzoek was aangenomen, eiste de etiquette dat de ouders van de bruidegom een bezoek brachten aan de ouders van de bruid. Daarna kon de verloving worden aangekondigd. Bij het huwelijksaanzoek werden ook de huwelijksvoorwaarden geregeld. De familie van de bruid moest onderhandelen over de ‘uitzet’; alles wat de bruid meekreeg als ze door haar familie ‘uit huis gezet’ werd. In feite werd de vrouw door haar familie overgedragen aan de familie van haar man. De uitzet werd in een grote korf gedaan en zo naar het huis van het bruidspaar gebracht. De uitzet bestond in ieder geval uit kleren en uit met de hand gemaakt linnengoed, maar vaak nam de bruid alles mee wat met het huishouden te maken had. Bij de rijke burgers kregen de dochters ook geld als uitzet, en bij boeren vee. Nog niet zo lang geleden begon elk meisje, ook al had ze nog geen aanstaande, zo vroeg mogelijk met het maken van een uitzet en met het sparen voor datgene dat ze niet zelf maken kon. Als het onderhandelen over een eventueel huwelijk afgelopen was en er overeenstemming tussen de families was bereikt, werd het huwelijkscontract opgesteld. Was het huwelijkscontract in verband met afspraken over geld en andere zaken erg belangrijk, dan werd het op schrift gesteld. Anders werd het mondeling medegedeeld in aanwezigheid van getuigen. Er was dan ‘trouwbelofte’ gedaan. Deze belofte was vroeger bindend en had rechtskracht, want men vond dat als het jawoord was gegeven dat ook gehouden moest worden. De trouwbelofte werd bekrachtigd door het geven van een onderpand: een gouden of zilveren penning of ring. Dit gebruik stamt al uit de Romeinse tijd. De vrouw hoefde er niets soortgelijks voor terug te geven. Het mooiste was als de vrouw de ring aan de ringvinger droeg, omdat men dacht dat daar de ader liep die rechtstreeks naar het hart ging. Het dragen van de ring werd ook gezien als een teken van trouw aan de man; de ring gaf de maatschappelijke status van de vrouw aan; je kon zo zien dat het een getrouwde vrouw was. De ring werd ook gezien als de voorbode van een lang huwelijk. Het was echter niet noodzakelijk dat de vrouw de ring droeg. Veel mensen hadden geen geld en geen status en hoefden dus ook geen huwelijksvoorwaarden af te spreken. Maar ook als er geen contract opgesteld werd, gaf men elkaar in het openbaar de trouwbelofte. De jongen gaf het meisje een geschenk om die belofte te bekrachtigen. Aan het eind van de 19de eeuw gingen ook mannen een ring dragen. Het werd langzaam een gebruik waaraan iedereen, ook arme mensen en mensen op het platteland, mee gingen doen. Bij de burgerij werd de verloving uitgebreid gevierd. De ouders presenteerden op het verlovingsfeest het aanstaande paar aan hun kennissen en relaties en gaven op deze manier aan dat ze hun toestemming gaven tot het ophanden zijde huwelijk. Later werd verloven steeds meer een feest voor de partners zelf en steeds minder een officieel feest. De toestemming was niet zozeer nadrukkelijk nodig. Vanaf de 20ste eeuw is het gebruikelijk dat de jongen eerst het meisje zelf ten huwelijk vraagt en pas daarna naar haar vader gaat om toestemming te vragen. Toestemming van de ouders van het meisje is als zij de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft zelfs niet meer nodig. Nu maken jongens en meisjes zich niet meer druk om de ouders en gaan zij alleen nog naar de ouders om hun huwelijk of samenwonen aan te kondigen. Verloven heeft meer een romantische betekenis gekregen. Maar voor sommigen is de verloving het moment waarop zij voor de buitenwereld bekend maken dat zij over niet al te lange tijd zullen trouwen of het moment waarop de ouders met de jongen of het meisje en met elkaar kennis kunnen maken. Een verlovingsfeest wordt gegeven nadat er een ring is gekocht. In Nederland draag je een verlovingsring aan de ringvinger van de linkerhand. Als je trouwt gaat de ring naar de rechterhand. Bij katholieken is dit andersom. Als verlovingsring wordt meestal een gladde ring gekozen (het symbool van eeuwige trouw waar geen begin en geen einde aan is) met aan de binnenkant een inscriptie met de verlovingsdatum en de naam van degene met wie je verloofd bent. Deze ringen kunnen later als trouwringen gebruikt worden. Dan wordt er ook de huwelijksdatum aan toegevoegd. Maar er kunnen ook nieuwe ringen gekocht worden. Officieel betaalt het meisje de ring van de jongen en de jongen die van het meisje. In de praktijk betalen beiden de helft van het totale bedrag (de ring van de jongen zal meestal duurder zijn) of de jongen betaald beide. Welke gewoonten en gebruiken waren er vroeger rondom de bruidsdagen en hoe verlopen die dagen tegenwoordig?
De tijd tussen het aantekenen en het huwelijk zijn de bruidsdagen. Het meisje en de jongen zijn dan al bruid en bruidegom. De bruidsdagen hebben geen vastgestelde duur, maar duren meestal een paar weken. In die tijd wordt de huwelijksdag voorbereid. Aan het eind van de verlovingstijd gaat men naar het gemeentehuis om aangifte te doen of het huwelijk te laten aantekenen. Vroeger werd de ondertrouw als een belangrijke stap gezien. De jongen en het meisje werden vanaf die dag als bruidegom en bruid gezien. Het was reden om feest te vieren. De familie van de bruid en bruidegom kwamen in het huis van de bruidegom bij elkaar om aan te zitten aan het ‘commissarismaal’, zo genoemd omdat het huwelijk bij de commissaris of de ambtenaar van de burgerlijke stand was aangezegd. Na het aantekenen werden de namen van de huwelijkskandidaten buiten aan de muur van het gemeentehuis in een kastje gehangen. Gedurende tien dagen kon de buurt lezen wie in de gemeente van plan was te trouwen en kon men bezwaren kenbaar maken. Dit gebruik is nog maar sinds kort afgeschaft. Een oud gebruik is het geven van de bruidegomspijp als het verloofde paar na de ondertrouw van het gemeentehuis thuiskomt. De bruidegom kreeg dan een prachtig versierde pijp van klei van de familie van de bruid. De bruidegom moest de pijp roken en op het bruiloftsfeest steeds bij zich dragen. De avond na het aantekenen werd er in veel plaatsen door de vrienden van het aanstaande echtpaar afscheid genomen van het vrijgezellendom. Dit werd gevierd met een ruw feest, waarbij veel gezongen, gedronken en gevochten werd. De jongelui kwamen langs om het bruidsbier te drinken. Nu is het gebruikelijk om trouwkaarten te sturen en gebeurt het steeds minder dat ouders het huwelijk aankondigen. Vroeger werd een huwelijk niet met een advertentie aangekondigd en stuurde men ook geen kaarten per post, maar ging men het huwelijk huis-voor-huis aanzeggen. Later werd ook het huwelijk niet meer door de ouders van de bruid en bruidegom aangekondigd, maar door de bruid en bruidegom zelf. Het wordt ook steeds gebruikelijker om een vrijgezellenavond te organiseren. Voor mannen heet die de bachelors-party, voor vrouwen de kitchen-party. De bachelors-night wordt georganiseerd door de broers of goede vrienden van de bruidegom. Het is de bedoeling hem een laatste onvergetelijke avond te geven als vrijgezel. Voor de kitchen-party geldt hetzelfde, zolang het de huwelijksdag maar niet verpest, alleen wordt die georganiseerd door de zussen of goede vriendinnen van de bruid.
Wat is er in de loop van de tijd aan de bruidskleding en de functies van de accecoires veranderd?
De trouwkleding hing vroeger veelal af van de rijkdom van het bruidspaar. Als de ouders van bruid en bruidegom minvermogend waren, trouwde het paar in zijn beste kleren of zij droegen de trouwkleding van hun ouders. Rijke mensen droegen bruidskleding gemaakt van kostbare stoffen. Parels werden gezien als tranen en golden daarom als een teken van ongeluk. Het is niet altijd gewoonte geweest om in het wit te trouwen. Rond 1730 werden bij de gegoeden vooral lichtkleurige en gebloemde stoffen gedragen. Meestal maakte men bruidskleding van zware stoffen. Later kon men deze kleding dan nog gebruiken voor andere plechtige gelegenheden. Op het einde van de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw kwam langzaam de kleur wit in de mode bij bruidskleding. Wit was de kleur van de onschuld en reinheid. Zij symboliseerde de maagdelijkheid van de vrouw. Toch trouwden veel mensen rond 1900 nog in het zwart. Pas na 1920 raakte witte trouwkleding ingeburgerd. Het is nog steeds de droom van veel meisjes in een lange, prachtige, witte sprookjesjurk te trouwen, hoewel er tegenwoordig ook veel vrouwen zijn die in een hele andere stijl trouwen die afhangt van het soort bruiloft dat je wilt. Het was vroeger, en nu nog steeds wel, heel belangrijk dat de bruidegom de jurk van de bruid niet voor de huwelijksdag zag, want dat bracht ongeluk. Veel vrouwen hebben hun trouwjurk bewaard of hebben de wieg van hun eerste kind met de stof bekleed. De sluier werd dan het hemeltje. Een belangrijk onderdeel van de bruidskleding is de bruidsluier en het kroontje. De bruidssluier zou al uit de klassieke oudheid stammen. Men dacht dat de sluier beschermde tegen personen met het ‘boze oog’. De sluier moest het gezicht van de bruid bedekken totdat het jawoord gegeven was en de sluier kon worden teruggeslagen. De vrouw was toegetreden tot de wereld van getrouwden. De bruidskroon werd meestal gemaakt van bloemen of sieraden en zou voor liefde, trouw en levenskracht staan. Tegenwoordig wordt er niet altijd meer een bruidssluier en kroontje gedragen, omdat de bijgelovige opvatting erachter niet meer zo’n belangrijke rol speelt. Het bruidsboeket, ook een belangrijk onderdeel van de bruidskleding, was een geschenk dat de bruidegom voor zijn bruid meebracht als hij haar bij haar ouderlijk huis kwam afhalen. Het boeket moet passen bij de persoonlijkheid van de bruid, bij haar postuur en bij haar bruidsjurk. In de 19de eeuw krijgt het bruidsboeket de vorm die het nu nog heeft. Een zwaar boeket met gerangschikte bloemen, vooral lelietjes-van-dalen, stefanotis, witte rozen of witte lelies en oranjebloesem. Daarvoor werd de bruid vaak afgebeeld met een anjer, het teken van trouw of een los bosje bloemen. Het bruidsboeket werd vaak bewaard samen met de bruidegomspijp. Ook werd het bruidsboeket na de huwelijksplechtigheid ook wel in de lucht geworpen waar de ongehuwde meisjes probeerden het boeket te vangen. Degene die daarin slaagde werd de volgende bruid. Een gebruik dat uit Amerika stamt en dat de laatste tijd ook wel in Nederland wordt aangetroffen is het vangen van een kousenband door de aanwezige jongemannen. Wanneer de bruid een kousenband draagt, wordt deze op het einde van de dag tussen de jongemannen gegooid en degene die hem vangt zal de eerstvolgende zijn die trouwt. Aan de kleding van de bruidegom werd minder aandacht besteed. Hij droeg een mooi pak of de gangbare ceremoniekledij, bijvoorbeeld een jas met lange slip en een hoge hoed. De laatste tijd zien wij dat er meer aandacht voor de kleding van de bruidegom komt. Vaak stemmen bruid en bruidegom hun kledij op elkaar af. Wat is er veranderd aan de huwelijksvoltrekking en de voorberei-dingen daarop?
Het woord ‘bruiloft’ komt waarschijnlijk van bruidloop. Dit was het belangrijkste onderdeel van een huwelijksfeest. Hiermee werd de optocht aangeduid waarin de bruid door haar familie en buurtgenoten naar haar aanstaande man werd gebracht. Nu is het de gewoonte dat de man zijn aanstaande vrouw ophaalt bij haar ouders. En nog steeds vinden ouders het belangrijk dat kinderen, vooral meisjes, ook al leven ze allang zelfstandig, uit huis trouwen, dat wil zeggen vanuit het ouderlijk huis. In de 16de eeuw trouwde men vaak op zondag en was het eerder uitzondering dan regel om niet in de kerk te trouwen. Het verschil tussen het kerkelijk en burgerlijk huwelijk kende men toen niet. Dat veranderde op 1 april 1580 toen in Holland werd afgekondigd dat voortaan alleen een huwelijk, gesloten voor de schepenen of voor de predikant, rechtsgeldig was. Er werd toen ook voortaan op andere dagen getrouwd, maar niet op maandag, want dan bleef de man niet bij de vrouw. Broers en zusters konden ook beter niet op dezelfde dag trouwen, want dat bracht ongeluk. Zaterdag had als voordeel dat op de dag erna, de zondag, niet gewerkt werd. In de advent of in de vasten trouwen deed men ook niet. In 1811 werd het verplicht om voortaan voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te trouwen. Daarna kon men nog voor de kerk trouwen, als men dat wilde, want tegenwoordig is het gewoon om alleen in het stadhuis te trouwen. Traditioneel heeft een bruid die in het wit trouwt bruidsmeisjes. Een bruid die eerder getrouwd is geweest heeft geen bruidsmeisjes. Ze kan wel een eredame hebben. Als bruidsmeisjes ongetrouwde zusjes van de bruid of nichtjes waren, werd dat gewaardeerd als het verkiezen van familie boven je vrienden. De bruidegom zou proberen een even groot aantal bruidsjonkers als zijn bruid te kiezen, want elk bruidsmeisje liep naast een bruidsjonker in de stoet mee. Gebruiken bij het verlaten van de kerk zijn: graan- of rijstkorrels, bloemen of confetti strooien naar bruid en bruidegom, wat vruchtbaarheid zou moeten symboliseren. Wat is er in de loop van de tijd aan het huwelijksfeest veranderd?
Het huwelijk was, vond men, een gebeurtenis die de hele gemeenschap aanging. Daarom was ‘in stilte’ trouwen er niet bij. De hele familie met achterneven en –nichten en de hele buurt werden uitgenodigd. Dit leidde, vooral op het platteland nog tot in de 20ste eeuw, tot hele grote feesten met soms honderden gasten. Pas in de loop van de 19de eeuw werden bruiloften steeds intiemer. Men koos steeds vaker voor een feestje in kleine kring, met alleen ouders, broers en zusters en familie. De buurt kon komen feliciteren op de receptie. Toch kwam indruk maken op de omgeving door middel van kostbare huwelijksfeesten ook in de 20ste eeuw nog wel voor. Op de bruiloft schonk men bruidstranen of hypokras (een soort likeur gemaakt van gekruide zoete rode of witte wijn, soms brandewijn, met kaneel en suiker). Deze bruidstranen symboliseerden het afscheid van de bruid van haar ouderlijk huis en haar jeugd. Met name kinderen werden getrakteerd op bruidssuikers. Dat waren zoete snoepjes verpakt in mooie papiertjes. Ze werden als geschenk uitgedeeld of men strooide ze rond op weg naar de kerk. Met dit gebruik zouden bruiden een kinderrijk huwelijk afsmeken. Nog steeds is het uitdelen van bruidssuikers niet ongebruikelijk. Vroeger werd het feest vaak bij de ouders van de bruid in huis gehouden. Soms werd er een tent gehuurd en in de 16de eeuw had men al speciale ‘bruiloftshuizen’, publieke ruimten die men kon huren voor het feest. Het was niet ongebruikelijk dat andere familie dan de ouders of een van de goede vrienden of een oudere collega van het werk voor de huwelijksdag een diner of een feest organiseerden voor het bruidspaar. Nu vieren bruidsparen het feest vooral buitenshuis en komt het nog steeds voor dat iemand anders het organiseert. Tijdens de huwelijksmaaltijd werd ook goed en veel gedronken. Men dronk veel suikerbier en brandewijn, puur of met rozijnen. De gegoeden dronken wijn. De bruidstaart komt voort uit de traditie dat de bruid brood moet uitdelen aan de gasten, als symbool van overvloed. Dat brood werd steeds luxer, totdat het taart werd. Bruid en bruidegom moeten samen de taart aansnijden en verdelen., doen ze dat goed dan wacht hun een gelukkig leven. Een bruidstaart moet altijd mierzoet zijn, want zoet is dan het huwelijk. Er moet ook een stukje gebak overblijven dat pas bij de geboorte van het eerste kind of op de eerste huwelijksdag mag worden opgegeten. ’s Avonds begint het eigenlijke feest pas. Zijn voor overdag en de maaltijd de familie en enkele goede vrienden uitgenodigd, ’s avonds komt ook de buurt. Er was vroeger praktisch altijd muziek en men danste dat het een lieve lust was en er werden spelletjes gedaan. De eerste dans was altijd voor de bruid en bruidegom. Traditioneel dansten de bruid en de bruidegom ook de laatste dans samen, meestal een wals. De levenslopen werden gezongen of opgedragen en toneelstukjes met schuine teksten werden opgevoerd. Tegenwoordig is het voor het bruidspaar niet meer zo moeilijk om weg te gaan. Als ze op huwelijksreis of naar een bruidssuite in een hotel gaan, kunnen ze vertrekken wanneer ze willen, in ieder geval voor het feest is afgelopen. De gasten hebben dan al de auto versierd met pasgetrouwd erop en blikken erachteraan . Gaat het bruidspaar naar huis, dan staat ze daar nog een verrassing te wachten. Het komt ook steeds vaker voor dat de bruiloftsgasten voor hun vertrek nog een klein cadeautje meekrijgen als aandenken. Tot in de 18de eeuw vergezelden gasten en muzikanten het bruidspaar naar hun versierde huwelijksbed, waar de bruid werd beroofd van haar kroontje, sluier en kousenband. Dit was ook het moment waarop zij definitief afscheid nam van haar ouders. De bruidegom droeg zijn bruid over de drempel van haar nieuwe huis. Ze mocht er ook overheen springen. Erop stappen en vooral erover struikelen bracht het huwelijk ongeluk. Bijgelovig als de mensen waren, dachten ze dat onder de drempel huisgeesten woonden. Het over de drempel gaan stond ook voor het passeren van een grens: de bruid ruilde de ene wereld voor de andere. Na de eerste nacht heette het huwelijk geconsumeerd te zijn. De bruid had nu recht op wat haar in de huwelijksvoorwaarden beloofd was. Vaak gaf de bruidegom een geschenk aan zijn vrouw. Hoe zagen de wittebroodsweken er vroeger uit en wat is er langzamerhand veranderd? In de wittebroodsweken werd het bruidspaar bezocht door iedereen uit de familie en de buurt. Ook mocht de buurt ‘keuren’, een gebruik dat nog maar net aan het verdwijnen is. Men kwam dan langs om te kijken wat het bruidspaar bezat. Vrij opende men kasten, vergeleek alles met andere bruisparen en gaf zijn mening. Men hoefde in de wittebroodsweken, genoemd naar wittebrood (een lekkernij die alleen op feestdagen werd gegeten), nog niet meteen op volle kracht te werken. Als het enigszins kon, werd het bruidspaar in die 6 weken ontzien, want ze moesten aan elkaar en aan het samenleven met elkaar wennen, vond men. Na de wittebroodsweken hernam het gewone leven zijn loop en begon men aan het huwelijksleven. Ook nu nog doet men het rustig aan; bruidsparen gaan steeds vaker samen op huwelijksreis en proberen in exotische oorden bij te komen van alle beslommeringen rondom het huwelijk.
Conclusie
Tot op de dag van vandaag spelen de traditionele gewoonten en gebruiken rondom het huwelijk een hele belangrijke rol. Een aantal van de huwelijksgebruiken die ik besproken heb worden nu nog steeds in ere gehouden, zij het dat men er een eigentijdse draai aan heeft gegeven. Zo wordt het aanzoek voortaan door de aanstaande bruidegom (of bruid!) gedaan en is het ook heel normaal geworden dat beiden een verlovingsring dragen. Opvallend is dat elk bruidspaar dat ‘in stijl’ wil trouwen, waarde hecht aan traditionele gebruiken. Toch zijn er ook een aantal gewoonten en gebruiken helemaal verdwenen of nog maar onder een klein gedeelte van de Nederlandse bevolking bekend. Het gebruik van de bruidegomspijp is hier een voorbeeld van. Ik denk dat dat komt doordat Nederland steeds meer beïnvloed wordt door andere culturen, die ook weer andere gewoonten en gebruiken met zich meebrengen. Een voorbeeld hiervan is het gebruik met de kousenband uit Amerika. Verder zou dit misschien ook wel toegeschreven kunnen worden aan hetgeen dat we tegenwoordig wel eens wat anders willen en dus niet meer zo standvastig zijn. Iedereen probeert zo origineel mogelijk te zijn en wil graag anders zijn dan anderen. Een andere oorzaak hiervoor zou nog kunnen zijn dat de verschillen tussen arm en rijk in Nederland niet meer zo groot zijn. Er is om die reden bijna geen onderscheid meer te maken tussen een huwelijk van mensen uit de gegoede stand en dat van gewone burgers. Doordat er steeds weer nieuwe manieren gezocht worden om de mooiste dag van je leven zo speciaal mogelijk te maken, ontstaan er steeds weer nieuwe gewoonten en gebruiken, als anderen er tenminste zo van onder de indruk raken dat ze het gaan overnemen. Nu is het bijvoorbeeld heel normaal om direct na het huwelijksfeest op huwelijksreis te gaan, terwijl dat vroeger niet aan de orde was. Ook dit zou weer te maken kunnen hebben met de verkleining van de verschillen tussen arm en rijk. Literatuurlijst
· Trouwen in zeven ‘Nederlandse’ culturen / Sylvia Pessireron – Utrecht: Seram Press (1998) · Trouw-etiquette / Elisabeth Mollema – ’s Gravenhage: BZZTOH (1998, 6e druk) · Bruidssuikers & wittebroodsweken: gebruiken rond het huwelijk / Ineke Strouken – Utrecht: Kosmos-Z&K (1993) · Pharos themaboek VWO – Amsterdam: Meulenhoff Educatief bv (1998)
REACTIES
1 seconde geleden