Inleiding:
In dit werkstuk zullen de Deltawerken centraal staan. Ik ga wat vertellen over hoe deze werken tot stand zijn gekomen, wat het doel van de werken was/is en wat ze allemaal teweeg hebben gebracht. Mijn onderzoek zal zich enkel richten op de provincie Zeeland en dan voornamelijk op de Oosterschelde, maar af en toe zullen ook andere wateren aan bod komen.
De hoofdvraag bij mijn opdracht over de Deltawerken luidt: Wat zijn de effecten van de Deltawerken geweest op het gebied van veiligheid, het natuurlijk milieu en de recreatie?
De deelvragen die helpen antwoordt te geven op de netgenoemde hoofdvraag luiden als volgt: 1. Wat zijn de Deltawerken? 2. Wat was de aanleiding tot de bouw van de Deltawerken? 3. Wat zijn er met het oog op de bouw van de Deltawerken voor maatregelen genomen met betrekking tot het natuurlijk milieu? 4. Welke gevolgen hebben de Deltawerken gehad op het natuurlijk milieu? 5. Hoe is het met de recreatie gesteld sinds de Deltawerken, en in hoeverre heeft de recreatie effect gehad op het natuurlijk milieu?
Ik verwacht dat de deltawerken de veiligheid geboden hebben die we wensten, dat het natuurlijk milieu in sterke mate door de bouw maar ook door de voltooiing ervan is beïnvloed en dat de recreatie als gevolg van de grotere veiligheid en de betere bereikbaarheid van het getroffen gebied verder is ontwikkeld en waarschijnlijk door vervuiling negatief aan het natuurlijk milieu zijn bijdrage levert.
De deltawerken zijn door de overheid gebouwd om de bescherming van het deltagebied te vergroten. De aanleiding voor de bouw van de Deltawerken van de watersnoodramp van 1953. Ik denk dat er wel degelijk maatregelen genomen zijn om het natuurlijk milieu te beschermen, maar dat de gevolgen voor het natuurlijk milieu groots waren. De recreatie zal gegroeid zijn en als gevolg daarvan zal de natuur hiervan negatieve effecten ondervonden hebben.
Uiteraard zullen na de hoofdstukken mijn ervaringen aan bod komen in de vorm van een evaluatie en de gebruikte bronnen zullen vermeld worden in de bronvermelding. Voor de evaluatie zijn trouwens de antwoorden op de deelvragen en de hoofdvraag te lezen in de conclusie.
Hoofdstuk 1: De Deltawerken. De Deltawerken bestaan uit (zie ook atlaskaart 41C/Deltawerken) : - Stormvloedkering Hollandse IJssel (1954-1958) - Zandkreekdam (1957-1960) - Veerse Gatdam (1958-1961) - Grevelingendam (1958-1965) - Volkerakdam (1955-1977) - Haringvlietdam (1956-1972) - Brouwersdam (1963-1972) - Stormvloedkering Oosterschelde (1967-1986) Als gevolg van de bouw van de Stormvloedkering Oosterschelde moest de waterhuishouding achterin de Oosterschelde geregeld worden door een aantal dammen en sluizen: de Compartimenteringswerken. Hiertoe behoren: - Philipsdam (1976-1987) - Oesterdam (1977-1988) - Markiezaatskade (1980-1983) - Bathse Spuikanaal en Spuisluis (1980-1987) Enkele andere grote waterstaatkundige werken die tegelijkertijd met de Deltawerken werden uitgevoerd of als vervolg hierop werden en worden aangelegd zijn: - Schelde-Rijnverbinding (1967-1976) - Zeelandbrug (1963-1965) - Maeslantkering (1989-1997) - Westerscheldetunnel (1997-2002)
De Deltawerken zijn een stelsel van waterbouwkundige werken in Nederland gericht op de bescherming tegen stormvloeden en in de tweede plaats op verbetering van de waterhuishouding . De deltawerken vinden hun oorsprong in het Deltaplan. Het Deltaplan bestond uit het bouwen van nieuwe sluizen en dammen (zie boven), dit werd bedacht omdat de dijken in de dichtbevolkte gebieden rond de Rijn, da Maas en de Schelde niet genoeg verhoogd konden worden.
Reeds in 1958 was de eerste stormvloedkering klaar. Door de realisatie van het Deltaplan is de kustlijn van ± 700km verkleind tot ± 25km . De Deltawerken zijn gerealiseerd voor een bedrag van 12 miljard gulden ( ≈ € 5,45 miljard), tweederde van dit bedrag werd besteedt aan de Oosterscheldewerken. De Oosterscheldekering is onderdeel van de Oosterscheldewerken en kostte ruim 5 miljard gulden ( ≈ € 2,27 miljard). De Oosterscheldekering is een stormvloedkering en wordt alleen bij te hoog water gesloten. De al bestaande zee- en rivierdijken werden verhoogd tot 5 meter + NAP (Normaal Amsterdams Peil). De geschiedenis van de dijkbouw in Zeeland beslaat een periode van eeuwen. De eerste bedijkingen waren gedurfde pogingen van de mens zich tegen het water te beschermen(zie ook atlaskaart 40A/ landaanwinning), nu tekenen de Deltawerken de menselijke macht ten opzichte van het water, desondanks moeten we ook nu nog waakzaam blijven .
Hoofdstuk 2: Het besluit tot bouwen. Nederland is een land dat door de eeuwen heen geteisterd is door overstromingen. Dit komt natuurlijk doordat een groot deel van Nederland onder de zeespiegel ligt (zie atlaskaart 29A/ Nederland zonder dijken). Dit wordt nog eens versterkt doordat de kleibodems en de veenbodems steeds verder inklinken. Ieder jaar zakt de bodem met zo’ n 20cm ten opzichte van de zeespiegel.
Bij studies in 1939 door Rijkswaterstaat werd vastgesteld dat de beveiliging tegen uitzonderlijk hoge waterstanden, zoals die zich gemiddeld éénmaal per enkele eeuwen voordoen, niet voldoende was . Toen al werd een soort Deltaplan ontwikkeld, maar vanwege de grote omvang van de te bouwen werken en de nog aanwezige grote technische problemen werd aan een zeer geleidelijke uitvoering van het plan gedacht.
De watersnoodramp van 1953 veranderde deze gedachte, Zuidwest Nederland moest zo snel mogelijk op een goede manier beveiligd worden tegen het water. De watersnoodramp deed zich voor in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Het water overstroomde vele polders, ongeveer 200000 hectare vruchtbaar bouwland kwam onder water te staan evenals vele steden en dorpen. In de dijken ontstonden grote gaten. De gevolgen van de ramp waren reusachtig, 1835 mensen lieten het leven en ruim 72000 werden geëvacueerd.
De oorzaak van de ramp was het samenvallen van het springtij (een extra hoge vloed die wordt veroorzaakt door een bepaalde stand van de maan ten opzichte van de aarde) en een zeer heftige noordwesterstorm (er heerste een onafgebroken windkracht 12). Hierbij ontstonden de ongekend hoge waterstanden van 4 tot wel 5 meter boven NAP.
Na de ramp werd de Deltacommissie opgericht, deze diende de Minister van Verkeer en Waterstaat te adviseren over de te nemen maatregelen. Binnen vier maanden bracht de commissie haar eerste advies aan de regering uit, voorgesteld werd de zeedijk van het meest bedreigde eiland (Schouwen) tot 5 meter boven NAP te verhogen en om in de monding van de Hollandse IJssel, bij Krimpen aan de IJssel, een stormvloedkering te bouwen .De regering volgde de adviezen gelijk op. Een jaar na de ramp kwam het belangrijkste rapport op tafel, het Deltaplan . In het Deltaplan stond dat in de mondingen van vier grote zeearmen, de monden van Haringvliet, het Brouwershavense Gat, het Veerse Gat, en de Oosterschelde grote afsluitdammen moesten worden gebouwd.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
hallo een heel goed werkstuk hooooooooooooooooor!!!!
11 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
Mooi.
6 jaar geleden
Antwoorden