Hoofdstuk 1: de geschiedenis
· De oorsprong:
Ruim duizend jaar lang werden in Olympia (776 voor Chr. – 393 na Chr.) in de landstreek Elis om de vier jaar wedstrijden gehouden, die zijn uitgegroeid tot de bekendste sportgebeurtenis van de oudheid. De oude olympische spelen hebben meer dan duizend jaar bestaan totdat de Romeinse keizer Theodosius ze als een ‘heidense’ instelling verbood. De spelen waren voor de Grieken heel belangrijk en de herinnering aan de spelen leefde dan ook voort. De eeuw naderde haar einde toen in 1891 de eerste Panhelleense spelen gehouden werden, deze werden gebaseerd op de gedachte sportieve ontmoetingen tussen landen een ruimer en meer internationaal karakter te geven. En zo ontstonden de moderne olympische spelen. Deze is bij de zomerspelen drie keer afgelast en bij de winterspelen twee keer vanwege de eerste en tweede wereldoorlog. Terwijl bij de oude olympische spelen de oorlogen juist stop gezet werden zodat de deelnemers veilig konden reizen.
· De 2 belangrijkste symbolen:
- Het olympisch symbool wordt gevormd door de vijf verstrengelde ringen, die de verbondenheid van de vijf werelddelen aangeven ( en niet zoals veel mensen denken dar elke ring een werelddeel voorstelt) . De bovenste drie ringen zijn blauw, zwart en rood en de onderste twee geel en groen. Deze kleuren zijn gekozen met de gedachte dat in ieder geval een van deze kleuren terug te vinden is in de vlaggen van alle landen. De olympische vlag werd ontworpen door de stichter van de moderne olympische spelen; Pierre baron de Coubertin, en voor het eerst gebruikt bij de zomerspelen in 1920.
- Het olympisch vuur symboliseert de eeuwige strijd van de mens om tot eenheid en verbondenheid te komen. Het werd voor het eerst ontstoken bij de zomerspelen in Amsterdam in 1936. Het ontsteken van het olympisch vuur met zonnestralen en de daaropvolgende estafetteloop met de vlam naar de plaats waar de spelen gehouden worden, dateert van 1936.
· Landen van de winterspelen:
- 1924 Chamonix, Frankrijk; De eerste olympische winterspelen. Aan deze spelen deden geen Nederlanders mee.Er deden 16 landen aan mee, 258 atleten (waarvan 13 vrouwen en 245 mannen) en er waren 16 onderdelen. - 1928 St. Moritz, Zwitserland; voor het eerst werden de winterspelen in een ander land gehouden dan de zomerspelen. Ook deden er voor het eerst Nederlanders mee, 7 wel te verstaan. Er deden 25 landen mee en 464 atleten ( waarvan 26 vrouwen en 438 mannen) en er waren 14 onderdelen, waaronder 1 nieuwe: Skeleton. - 1932 Lake Placid, New York; 17 landen, 252 atleten ( waarvan 21 vrouwen en 231 mannen) en er waren 14 onderdelen. Ook deden er deze keer geen Nederlanders mee. - 1936 Garmisch- Partenkirchen, Duitsland; Er werd beslist dat ski-instructeurs niet mee mochten doen omdat die te professioneel waren. Er deden 28 landen mee, 668 atleten ( waarvan 80 vrouwen en 588 mannen) en er waren 17 onderdelen, waaronder 1 nieuwe: alpine Skiën. - 1940 en 1944; afgelast vanwege de tweede wereldoorlog. - 1948 St. Moritz,Zwitserland; Japan was eerste keus om de spelen daar te houden maar omdat ze in oorlog waren met China kon dit niet doorgaan. De tweede keus was Garmisch- Partenkirchen maar omdat de tweede wereldoorlog pas net afgelopen was, was dit ook geen goed idee. Dus kwamen ze weer uit op St. Moritz. Er deden 28 landen mee, 669 atleten ( waarvan 77 vrouwen en 592 mannen) en er waren 22 onderdelen. - 1952 Oslo, Noorwegen; 30 landen deden er mee, 694 atleten ( waarvan 109 vrouwen en 585 mannen) en er waren 22 onderdelen. Nederland viel voor het eerst inde prijzen: 3 zilveren. - 1956 Cortina d’Ampezzo, Italië; 32 landen, 820 atleten ( waarvan 132 vrouwen en 688 mannen) en er waren 24 onderdelen. - 1960 Squaw Valley, Amerika; het organisatieteam weigerde een bobsleebaan te maken omdat er te weinig landen deelnamen. Dit onderdeel deed deze keer dus niet mee. Er deden 30 landen mee, 665 atleten ( waarvan 143 vrouwen en 522 mannen) en er waren 27 onderdelen waaronder 1 nieuwe: biatlon voor mannen. - 1964 Innsbruck, Oostenrijk; er was veel te weinig sneeuw gevallen en het ijs was veel te dun. Het leger heeft meer dan 40.000 kubieke meter sneeuw en ijs vanaf de top van de bergen naar Innsbruck gebracht om de spelen door te laten gaan. Er deden 36 landen mee, 1091 atleten ( waarvan 200 vrouwen en 891 mannen) en er waren 34 onderdelen waaronder 1 nieuwe: rodelen. - 1968 Grenoble, Frankrijk; er deden 37 landen mee, 1158 atleten ( waarvan 211 vrouwen en 946 mannen) en er waren 35 onderdelen. - 1972 Sapporo, Japan; dit waren de eerst winterspelen buiten Europa of de VS. Er deden 35 landen mee, 1006 atleten ( waarvan 206 vrouwen en 800 mannen) en er waren 35 onderdelen. - 1976 Innsbruck, Oostenrijk; Denver was de eerst keus maar de bevolking had gestemd en vonden dat ze gebruikt werden om de spelen aan te moedigen, dus toen kwamen ze terecht bij Innsbruck. Er deden 37 landen mee, 1123 atleten ( waarvan 231 vrouwen en 892 mannen) en er waren 37 onderdelen waaronder 1 nieuwe: kunstrijden. - 1980 Lake Placid, New York; voor de tweede keer werden de spelen hier gehouden. Er deden 37 landen aan mee, 1072 atleten ( waarvan 233 vrouwen en 839 mannen) en er waren 38 onderdelen. - 1984 Sarajevo, Joegoslavië; voor de eerste en laatste keer werden de spelen in een socialistisch land gehouden. Er deden 49 landen aan mee, 1274 atleten ( waarvan 274 vrouwen en 1000 mannen) en er waren 39 onderdelen. - 1988 Galgary, Canada; voor het eerst duurden de spelen 16 dagen lang, inclusief 3 weekeinden. Er deden 57 landen mee, 1423 atleten ( 313 vrouwen en 1110 mannen) en er waren 46 onderdelen waaronder 4 nieuwe: alpine skiën werd uitgebreid met de reuze slalom en de combinatie voor mannen en vrouwen en noordse combinatie en het schansspringen werden uitgebreid met het skiën in groepen. - 1992 Albertville Frankrijk; er deden 64 landen mee, 1801 atleten ( waarvan 488 vrouwen en 1313 mannen) en er waren 57 onderdelen waarvan 3 nieuwe: freestyle skiën, shorttrack en biatlon voor vrouwen. Er werden maar 18 van de 57 onderdelen in Albertville zelf gehouden de rest dichtbij Albertville. - 1994 Lillehammer, Noorwegen; er zit nu opeens 2 jaar tussen de winterspelen. Het IOC vond dat de zomer en de winterspelen niet in hetzelfde jaar moesten zijn en dus werden de winterspelen 2 jaar vervroegd. Er deden 67 landen mee, 1739 atleten ( waarvan 522 vrouwen en 1217 mannen) en er waren 61 onderdelen. - 1998 Nagano Japan; 77 landen deden mee, 2302 atleten ( 814 vrouwen en 1488 mannen) en er waren 68 onderdelen waarvan 2 nieuwe; snowboarden en curling. - 2002 Salt Lake City VS.
Hoofdstuk 2: De onderdelen
· Bobsleeën: Deze sport doet mee aan de spelen sinds 1924. Er zijn 3 verschillende onderdelen: - 2 ( sinds 1932) en 4 ( sinds 1924) persoonsbob voor mannen; ze dalen 4 keer verdeeld over 2 dagen af. Wie de snelste tijd heeft is de winnaar. De 2 persoonsbobslee weegt max. 390 kg., is max. 2,70 m. lang en max. 0,67 m. breed. De 4 persoonsbobslee weegt max. 210 kg., is max. 3,80 m. lang en max. 0,67 m. breed. - 2 persoonsbob voor vrouwen ( sinds 2002); ze dalen 2 keer in 1 dag af. Wie de snelste tijd heeft is de winnaar. De bobslee weegt hetzelfde als bij de 2 persoonsbob voor mannen. Het onderdeel bobsleeën heeft 1 keer niet mee gedaan in 1960 omdat te weinig landen deelnamen aan dit onderdeel. PLAATJE BEMANNING
· Skeleton: Deze sport was een onderdeel van de winterspelen in 1928 en 1948 en werd de rest van de jaren verdrongen door het rodelen. In 2002 is het ook weer een onderdeel van de winterspelen. Er zijn 2 verschillende onderdelen: - individueel vrouwen; het max. gewicht is 35 kg. zonder een atleet erop en 92 kg. met een atleet erop. - individueel mannen; het max. gewicht is 43 kg. zonder de atleet erop en 115 kg. met de atleet erop. De atleet zijn bescherming bestaat tenminste uit elleboogbeschermers, een helm en ze hebben meestal een gestroomlijnd pak aan. De slee bestaat ui staal of fiberglas en heeft stalen handgrepen. De winnaar is degene die de snelste tijd heeft na 2 afdalingen. PLAATJE STARTTECHNIEK
· Biatlon: Deze sport doet mee aan de winterspelen sinds 1960. Het woord ‘biatlon’ komt uit het Grieks en betekent ‘twee wedstrijden’. In dit geval geweerschieten en langlaufen. Er zijn 8 onderdelen: - mannen: 10 km. sprint ( sinds 1960), 12.5 km. achtervolging ( sinds 2002), 20 km. individueel ( sinds 1980) en 4x 7.5 km. estafette ( sinds 1980). - vrouwen: 7.5 km. sprint ( 1992), 10 km. achtervolging ( 2002), 15 km. individueel (sinds 1992)en 4x 7,5 km. estafette ( sinds 1992). Tijdens de sprint stoppen de deelnemers 2 keer; 1 keer om staand te schieten. Bij deze stop moeten ze 5 kogels afvuren, voor elk doel dat gemist wordt moeten ze een extra ronde langlaufen van 150 m. En 1 keer om liggende te schieten. Ook bij deze stop moeten de deelnemers 5 kogels afvuren en voor elk gemist doel moeten ze een extra ronde langlaufen van 150 m. De 60 deelnemers met de beste tijd hebben zich gekwalificeerd voor de achtervolging. Bij de achtervolging stoppen de deelnemers 4 keer en moeten de 5 doelen raken. Voor elk gemist schot moeten ze ook weer een extra ronde langlaufen van 150 m. Bij het individueel langlaufen moeten de deelnemers 4 keer stoppen en bij elk schot 5 doelen raken. Ze schieten 2 keer staand en 2 keer liggend. Als ze een doel missen wordt er een minuut opgeteld toegevoegd aan de totale tijd. Dan heb je nog de estafette. Elk team heeft 4 deelnemers. Ieder moet 7.5 km. afleggen en tijdens die race moeten ze 2 keer schieten. Bij het afvuren van de kogels moeten ze 5 doelen raken. Als deze gemist worden moet er een extra ronde van 150 m. gelanglauft worden. De winnaar wordt bepaald aan de hand van de totale tijd van start tot finish, inclusief het schieten en de straftijd.
· Curling: Deze sport doet mee aan de winterspelen sinds 1924. Je hebt 2 onderdelen;
- mannen sinds 1924
- vrouwen sinds 1988
Bij curling zijn er 2 teams van 4 spelers die beurtelings de steen ( 11,4 cm. hoog en max. 29.09 cm. breed) richting het doel schuiven. Een wedstrijd bestaat uit 10 ronden. Elke ronde schuift iedere speler twee stenen. Voor elke steen die dichter bij het centrum ligt dan de steen van de tegenstander, scoort het team een punt. Het team dat heeft gescoord begint de volgende ronde. PLAATJE VAN DE BAAN
· Rodelen: Deze sport doet mee aan de winterspelen sinds 1964. Het is de enige sport van de winterspelen waarbij de tijd in milliseconden gemeten wordt. Er zijn 3 onderdelen: - individueel mannen - individueel vrouwen
De atleten dalen in totaal 4 keer af in 2 dagen. Vrouwen rodelen in dezelfde baan als mannen alleen vrouwen starten iets meer beneden. De vier tijden worden bij elkaar opgeteld en degen die het snelst is wint. - dubbel; hierbij rodelen ze in een team. In een team zitten 2 deelnemers, ze dalen samen op 1 slee af. Dit doen ze in totaal 2 keer op een dag en degene met de snelste tijd wint.
· IJshockey: Deze sport doet mee aan de winterspelen sinds 1924. Je hebt 2 verschillende onderdelen: - mannen; hierbij wordt er een competitie gespeeld met 14 landen. De sterkste 8 komen in de finaleronde in actie, de andere 8 landen spelen eerst poulewedstrijden. Een team bestaat uit 23 spelers waarvan 6 spelers in het veld staan: 1 doelverdediger, 2 verdedigers, 2 vleugelspelers en 1 aanvaller/center. - vrouwen; hierbij wordt een competitie gespeeld met 8 landen. IJshockey voor vrouwen doet mee aan de winterspelen sinds 1998. Een wedstrijd is verdeeld in 3 periodes van 20 minuten met ertussen een rust van 15 min. Na elke periode wisselen de teams van helft. Een speelveld is 61m x 30,5 m. Elke speler is tenminste uitgerust met een helm, schouder-en elleboogbeschermers en knie-en scheenbeschermers. De puck weegt 156-170 gr. en wordt meestal ingevroren voor de wedstrijd zodat hij beter handelbaar wordt.
· Schaatsen: Deze sport doet mee aan de winterspelen sinds 1924. Je hebt 3 verschillende onderdelen: - Kunstschaatsen; dit onderdeel bestaat uit 4 onderdelen en doet mee aan de winterspelen sinds 1924. 1.+2: Solo voor mannen en vrouwen; Dit onderdeel bestaat uit 2 delen; de korte kür en de vrije kür. Bij de korte kür moeten de atleten 8 sprongen maken en bij de vrije kür is het de bedoeling dat de atleten sprongen, pirouettes en spins maken op muziek die ze zelf hebben uitgekozen. 3: Paren; Ook dit onderdeel bestaat uit 2 delen; de korte kür en de vrije kür. Hier is bij de korte kür het uitvoeren van liften, zij aan zij solo springen en de spins belangrijk. Bij de vrije kür zij de timing en de samenwerking het belangrijkst. 4: IJsdansen; Bij dit onderdeel staan het muziek en danspatroon vast en is het muziekritme voorgeschreven. Ook hier heb je de vrije kür waarbij de nadruk ligt op ritme, muziekinterpretatie en nauwkeurigheid. In totaal beoordelen 9 juryleden de wedstrijd per onderdeel met een cijfer van 0 tot 6. Ze letten o.a. op snelheid, hoogte en lengte van sprongen en het uitbeelden van de muziek. - Shorttrack; dit onderdeel doet mee aan de winterspelen sinds 1992 en heeft in totaal 8 onderdelen: 1 t/m 6: 1000, 1500 en 500 m. mannen en vrouwen individueel. Bij deze onderdelen zijn er 32 deelnemers waarvan er steeds 4 per race meedoen. De 2 deelnemers die als eerste de finish passeren gaan door naar de volgende ronde. 7 + 8: 3000 m. estafette voor vrouwen en 5000 m. estafette voor mannen. Hier doen in totaal 8 teams mee, 4 teams van 4 schaatsers per race. De laatste 2 ronden moeten door 1 schaatser worden gereden. De race wordt verdeeld over 2 dagen. Een ronde is 111,12 meter. - Langebaanschaatsen; Dit onderdeel doet mee aan de winterspelen sinds 1924 voor de mannen en sinds 1960 voor de vrouwen. Het bestaat uit 10 onderdelen: 1 t/m 5: 10000,5000,1500,1000 en de 500 m. mannen. 6 t/m 10 : 5000,3000,1500,1000 en de 500 m. vrouwen. Alle onderdelen worden 1 keer geschaatst behalve de 500 m. deze 2 keer. De winnaar is degene met de snelste tijd.
· Skiën: Dit onderdeel doet mee aan de winterspelen sinds 1924. Er zijn in totaal 12 onderdelen ( 6 voor mannen en 6 voor vouwen): - Alpine skiën; er zijn 2 snelheidsonderdelen: 1. Afdaling (sinds 1948) langste baan met de hoogst behaalde snelheden. Er zijn zoveel poortjes als voor de veiligheid nodig is en de atleten dalen 1 keer af. Degene met de snelste tijd is de winnaar. 2. Super-G ( sinds 1988): Het is een combinatie van snel afdalen en zo nauwkeurig mogelijk door de poortjes gaan. Bij de mannen zijn er min. 35 poortjes en bij de vrouwen min. 30. Elk poortje staat 4-8 m. uit elkaar en wordt 10 m. van elkaar geplaatst. Elke deelnemer daalt 1 keer af en degen met de snelste tijd is de winnaar. Dan heb je nog een onderdeel waar het om snelheid en techniek gaat: 3. Combinatie( sinds 2002): Dit onderdeel bestaat uit een afdaling met daarachteraan 2 slaloms. De winnaar is degen met de snelste totaaltijd van de afdaling en 2 slaloms. Bij deze 3 onderdelen is een helm verplicht, zijn de stokken gebogen om wondweerstand te verminderen, is de skilengte tussen 208-215 cm. en is de afstand tussen de onderkant van de schoen en de onderkant van de hak max. 50 mm. Dan heb je ook nog 2 onderdelen waarbij het gaat om techniek: 4. Slalom ( sinds 1948): Deze baan is het kortst en heeft de snelste bochten. Bij de mannen zijn er 55-75 poortjes en bij de vrouwen 45-65. Ze staan 4-6 m. uit elkaar en de afstand tot het volgende poortje is 0,75-15m. De atleten dalen 2 keer af en de winnaar is degene met de snelste tijd na 2 afdalingen. De 2 afdalingen worden in 1 dag geskied. 5. Reuzenslalom (sinds 1952): De poortjes staan 4-8 m. uit elkaar en de afstand tot de volgende is min. 10 m. Elke deelnemer daalt 2 keer af op dezelfde dag en de winnaar is degene met de snelste totaaltijd na 2 afdalingen. Bij de laatste 2 onderdelen dragen de atleten een helm met kinbeschermer en scheenbeschermers.
- Freestyle skiën: Dit onderdeel doet mee aan de winterspelen 1988. Er zijn 4 onderdelen: 1.+2. Kunstspringen voor mannen en vrouwen; Bij dit onderdeel bepalen skiërs zelf hoe lang de aanloop is en hoe hoog de schans is ( max. 4 m. ). De skiërs kunnen max. 10 punten krijgen: 5 punten voor de vorm, 2 punten voor de lengte/hoogte en 3 punten voor de landing. 3.+4. Buckels voor mannen er vrouwen; Bij dit onderdeel is het de bedoeling dat de skiër zo snel mogelijk over de buckels afdaalt en onderweg 2 sprongen maakt. De buckels zijn gemiddeld 1 meter hoog en liggen 3,5 meter uit elkaar. De schansen liggen op 50 meter vanaf de bodem en de top. De skiërs kunnen max. 10 punten halen: 5 punten voor de kwaliteit van het buckeldraaien, 2.5 punten voor de sprongen en 2,5 punten voor de snelheid.
- Langlaufen: Dit onderdeel doet mee aan de winterspelen sinds 1924 voor de mannen en sinds 1952 voor de vrouwen. In totaal zijn er 12 onderdelen ( 6 voor de mannen en 6 voor de vrouwen): Bij langlaufen zijn er 2 verschillende stijlen. De klassieke stijl en de vrije stijl. 1. 1,5 km. sprint in vrije stijl (voor mannen en vrouwen); hierbij mogen alle technieken gebruikt worden. 2. 10 + 30 km. klassiek voor mannen en 5 + 15 km. klassiek voor vrouwen; hierbij moeten de ski’s parallel en in voorgetrokken spoor blijven en mogen ze alleen bij bochten en hellingen er vanaf wijken. 3. 15 km. vrije stijl achtervolging voor mannen en de 10 km. voor vrouwen. Hierbij mogen alle technieken gebruikt worden. 4. 50 km. vrije stijl voor mannen en de 30 km. voor vrouwen; hierbij mogen ook weer alle technieken gebruikt worden. 5. 4 x 10 km. estafette voor mannen en de 4 x 5 km. voor de vrouwen; hierbij zijn de eerste 2 rondes in klassieke stijl en de laatste 2 in vrije stijl. Bij al deze onderdelen zijn de stokken bijna net zo lang als de skiër en zijn de ski’s langer en smaller dan bij alpine-ski’s. Bij de vrije stijl zijn de schoenen stevig om de enkel te beschermen en bij de klassieke stijl zijn ze flexibel om te kunnen ‘rennen’.
- Noordse combinatie: Dit is een onderdeel van de winterspelen sinds 1924. Het sprintonderdeel is er sinds 2002. Het onderdeel is een combinatie van schansspringen en langlaufen. Er zijn 3 onderdelen, deze zijn alleen voor mannen.
1. Individueel: dit onderdeel wordt verdeel over 2 dagen. De eerste dag maken de atleten 2 sprongen, met een schanslengte van 90 meter. De totaalscore van beide sprongen wordt omgerekend naar de starttijd van de tweede dag. De tweede dag gaan de atleten langlaufen over 15 km. in vrije stijl, ze mogen dus alle technieken gebruiken. 2. Sprint: Dit onderdeel is hetzelfde als individueel alleen is de schans 120 meter. En de afstand die ze moeten langlaufen 7,5 km. 3. Team: Elk team heeft 4 deelnemers. Elke deelnemer springt 2 keer. Het totale aantal sprongen (8) bepalen de starttijd bij het langlaufen. Net zoals bij de andere onderdelen. De afstand die ze moeten langlaufen is 4 x 5 km. estafette. - Schansspringen: Dit onderdeel doet mee sinds 1924. Er zijn in totaal 3 onderdelen, deze onderdelen zijn er alleen voor mannen. 1. 120 m. individueel; Elke deelnemer maakt 2 sprongen, degene met de beste totaalscore is de winnaar. 2. 90 m. individueel; Dit is hetzelfde als de 120 m. alleen is de schans korter. 3. 120 m. team: Elk team heeft 4 deelnemers. Elke deelnemer springt 2 keer en het team met de beste totaalscore is de winnaar. De punten worden als volgt bepaald: 1. Voor de uitvoering; 5 juryleden geven max. 20 punten. De hoogste en de laagste score worden niet in totaal meegerekend. 2. Voor de afstand: 60 punten als de deelnemer op het minst haalbare punt komt (K- punt) en elke meter meer of minder ver scheelt de deelnemer 2 punten bij de 90 meter schans en 1,8 punten bij de 120 m. schans.
- Snowboarden: Dit onderdeel doet mee aan de winterspelen sinds 1998. Er zijn 4 onderdelen ( 2 voor mannen en 2 voor vrouwen):
1. Parallel-reuzenslalom: Bij dit onderdeel blijven na de eerste kwalificatie met tijdmeting 16 deelnemers over, deze deelnemers nemen het tegen elkaar op in een parallelafvalrace. Bij deze afvalrace is het te bedoeling dat 2 deelnemers het tegen elkaar opnemen in een slalom waar de poortjes 7-15 m. van elkaar staan. Het materiaal bij dit onderdeel is een 8-20 cm. breed en 134-158 cm. lang snowboard. De schoen is hard. 2. Halfpipe: Hierbij is het snowboard 24 cm. breed en 134-158 cm. lang. De schoen is flexibel.
Hoofdstuk 3: Blessures
Sporten is erg leuk en gezond, maar het brengt helaas ook veel blessures met zich mee, waardoor sporters tijdelijk, en soms ook voorgoed, moeten stoppen met hun sportieve bezigheden. En dit gebeurt uiteraard ook bij de Olympische Winterspelen. In 1997/1998 is uit onderzoek van NOC*NSF gebleken van de 7,3 miljoen sportende Nederlands per jaar meer dan 2 miljoen blessures oplopen! De meeste blessures ontstaan bij de sporten voetbal, volleybal, turnen, hockey en zwemmen, en omdat er steeds meer mensen gaan sporten in vergelijking met een paar jaar terug (bijvoorbeeld in \'92/\'93 toen NOC*NSF ook een onderzoek had afgenomen) neemt het aantal blessures ook gestaag toe. Er is ook goed te zien dat de interesse van verschillende sporttakken heel erg veranderd is: in \'92/93 stond de fitness/conditietraining erg hoog, maar dit is 5 jaar later helemaal uit de top 20 verdwenen, maar bijvoorbeeld veldvoetbal blijft op nr. 1 staan. Blessures in de sporten tennis, badminton en in de paardensport zijn zeer toegenomen. Gemiddeld zijn 4 op de 10 blessures zodanig, dat er medische hulp ingeschakeld moet worden. Skiën staat bovenaan als het gaat om risicovolle sporten en de knieën staan bekend als meest aangetaste gewrichten. De helft van alle blessures ontstaat door contact met een medespeler/tegenstander of door aanraking met sport -en spelmateriaal. Bij 40% is de oorzaak vallen of struikelen bij het lopen.
Verschillende soorten blessures
· Polsblessures: dit kan 2 op manieren voorkomen: - polsverzwikking: dit is meestal het gevolg van een val of botsing, waardoor de banden van de pols zijn opgerekt en het kraakbeen soms beschadigd wordt. Hierdoor kan er een zwelling ontstaan van vocht en bloed in het weefsel dat beschadig is, en een druk op de pols kan pijn veroorzaken. - overbelasting: dit wordt veroorzaakt door langdurige irritatie van het bindweefsel, de banden, pezen en spieren rondom de pols, waarbij de belasting hoger is dan de belastbaarheid. De pijn bevindt zich meestal aan de binnenzijde van de pols. De belasting kan bijvoorbeeld zijn: - te moeilijke en zware oefeningen - vele herhalingen van bepaalde bewegingen - overstrekking v/d pols bij steun op de handen of overmatige trekkracht bij hangbelasting of iets dergelijks
· Scheenbeenirritatie: dit wordt ook wel ‘shinsplints’, ‘beenvliesontsteking’, ‘springschenen’ of ‘tibiaal stress syndroom’ genoemd. Het komt erg veel voor en het is een overbelastingsblessure.
Er zijn 5 verschillende stadia, waarin de pijnklachten ingedeeld kunnen worden:
1) Lichte pijn en stijfheid na de sportbelasting
2) Startpijn bij de sportbelasting, dit verdwijnt na de warming-up, maar zodra je stopt met het sporten, komen de pijn en stijfheid weer langdurig terug
3) Pijn tijdens het sporten, maar ook erna en tijdens het slapen. Alleen na lange rust houdt de pijn op
4) En verergering van stadium 3, want het prestatievermogen lijdt er nu ook onder
5) Aanhoudende pijn, die niet wil ophouden, zelfs niet na langdurige rust
Scheenbeenirritatie wordt veroorzaakt door overbelasting van de buigspieren van de voet en tenen, omdat deze spieren erg belangrijk zijn bij de evenwichtscontrole van het lichaam. De belangrijkste factoren voor deze overbelasting zijn: - teveel en te vaak lopen en springen in korte tijd - lopen op een harde ondergrond, zonder goede schokopvangende schoenen - aangeboren afwijkingen zoals beenlengteverschil en standafwijkingen, waardoor er aanleg is voor deze belasting. Maar met gecorrigeerde schoenen kan de kans op deze blessure worden weggenomen - geen evenwichtige spieropbouw, dit betekent dat er een slecht balans is tussen de buig -en strekspieren van de voet - spierverkortingen, vooral bij de kuitspieren
· Achillespeesblessures: dit is een overbelastingsblessures die plaatsvindt tussen de hiel en
1 dm daarboven, en dit kan op 3 plaatsen:
- aanhechting v/d pees op de hiel
- pees met omringend weefsel
- slijmbeurs in de diepte a/d voorkant v/d pees
Meestal wordt dit veroorzaakt door een telkens herhaalde belasting door hardlopen en springen. Als de pees opgezwollen is of als de pijn aan het einden van de inspanning weer terug komt, betekent, dit meestal een zware blessure.
Enkele symptomen zijn bijvoorbeeld roodheid en een knisperend geluid als je de pees aanraakt of de voet beweegt. Je hebt vaak last van startproblemen en ochtendstijfheid en soms kan de achillespees ineens scheuren. Er is meestal ook een deuk voelbaar op de plek van de pees. Deze klachten lijken op die van de zweepslag, maar dan in de achillespees. Ook bij achillespeesblessures heb je verschillende stadia, die overeenkomen met die van de scheenbeenirritatie.
· Enkelverzwikking/verstuiking: dit is de meest voorkomende sportblessure: 15% van alle sportblessures. Een verstuiking (of verzwikking) is als de banden rondom het gewricht uitrekken of scheuren. Er zijn 3 graden, waarin de verzwikking kan voorkomen: - Graad 1: Lichte oprekking en geringe scheuring van hoogstens 1gewrichtsband. - Graad 2: Twee banden en de gewrichtskapel zijn zo gescheurd, dat er teveel speling is in het enkelgewricht. - Graad 3: De schade is zo groot dat het enkelgewricht helemaal instabiel is en alledrie de enkelbanden zijn gescheurd. Vaak gaat de verstuiking samen met een zwelling, verkleuring, pijn of het niet goed kunnen strekken of buigen van het enkelgewricht.
· Hamstringblessure: dit betekent dat er een spierbeschadiging is aan de achterkant v/h
Bovenbeen, de hamstrings dus. Dit kan bijvoorbeeld een verrekking zijn ( een heel klein scheurtje van een paar spiervezels) of een scheuring van de spier.
Een scheuring kan men oplopen doordat er een rare, ongecontroleerde beweging wordt gemaakt. Hamstringblessures ontstaan dus meestal aan het begin van de wedstrijd of training, doordat er geen goede, of helemaal geen warming-up is uitgevoerd. Het kan ook voorkomen dat deze blessure ontstaat, doordat er aan het einde van de wedstrijd of zware training een onverwachte beweging wordt gemaakt en dan scheurt de spier omdat hij vermoeid is. Een spierscheuring is te herkennen aan:
- plotselinge pijn met een kramperig gevoel, lijkt op een zweepslag.
Aantal Olympische blessures:
- Alpine skiën: 8 februari Chileense skiër Grob breekt been
2 februari Sleutelbeenbreuk voor Petra Haltmayr
- Bobslee enz: 20 februari Glas heeft geen last meer van rugblessure 18 februari Jurg kampt met rug- en nekproblemen
- Freestyle skiën: 13 februari: Onderzoek naar vele knieblessures op buckels
- Langlaufen: 23 januari: Drie Olympische biatleten gewond
- Kunstschaatsen: 6 februari: Abitbol geopereerd aan achillespees
- Schaatsen: 24 februari: Gretha Smit scheurt kruisband 14 februari: Val heeft voor Söndral geen zware gevolgen
- Short track: 14 februari: Zuid-Koreaan verlaat 5000 meter per brancard
Zo is maar weer te zien, wat voor verschillende blessures er opgelopen kunnen worden tijdens een sportevenement, en dit is nog maar een fractie van wat er in totaal gebeurt…
Hoofdstuk 4: Het doel en de organisatie
Het doel
Volgens Pierre Coubertin, is het doel van de Olympische Beweging het bevorderen van het bouwen van een vredige en betere wereld door de jeugd te leren een sport te beoefenen zonder enkele discriminatie, en daarvoor is het nodig een goede vriendschap op te bouwen met solidariteit en eerlijk spel.
Uitspraak: “The goal of the Olypism is to place everywhere sport at the service of the harmonious development of man, with a view to encouraging the establishment of a peaceful society concerned with the preservation of human dignity.” Olympic Charter, Fundamental Principles, paragraph 3
De Olympische Spelen zijn competities tussen de atleten individueel of in teams, maar niet tussen de landen. Het NOC (Nationaal Olympisch Comité) brengt alleen wel de atleten samen uit hun eigen land, bij wie de prestaties wel moeten zijn goedgekeurd door het IOC. Het IOC bevordert de gelijkheid in sport en heeft vele pogingen gedaan tot het stoppen van apartheid: - 15 mei \'70: het IOC verbant het Zuid-Afrikaanse Comité - 21 juni \'88: er wordt een conferentie gehouden tegen apartheid in sport in Lausanne - 9 juli \'91: het Zuid-Afrikaanse Comité wordt weer geaccepteerd door het IOC - 22 mei \'92: het bezoek van Nelson Mandela in het hoofdkwartier in Lausanne bij het IOC - 1992: een multicultureel team uit Zuid-Afrika doet mee met de Olympiade in Barcelona
Uitspraak: “The apartheid policy violates the fundamental principles of the Olympic Charter, which governs the entire Olympic Movement and it cannot be tolerated in any form whatsoever.” Juan Antonio Samaranch, 1988. President van het IOC 1980-2001.
Het IOC promoot ook zoveel mogelijk dat de vrouwen meedoen met de Olympische Spelen. Elk jaar organiseert het IOC de mogelijkheden voor zoveel mogelijk vrouwelijk werk, zoals trainers, coaches enz.. Ze willen ook dat vrouwen een grotere invloed krijgen op het bestuur en de sportorganisaties, omdat ze daar nog steeds een erg kleine rol spelen.
De organisatie Het IOC (Internationaal Olympisch Comité) organiseert de Olympische Spelen, na het bestuderen van de interesse per sport, per land. Het IOC laat de voorbereidingen door een speciale commissie doen: het OCOG (Organisation Committee of the Olympic Games). Hierbij wordt ook de stad gekozen waar de Spelen worden gehouden en deze uitgekozen stad krijgt een grote som aan geld om de mogelijkheden aan sportevenementen en infrastructuren beter te maken. De Olympische Spelen bestaan uit de Olympiade en de Winterspelen, en ze vinden beiden plaats om de 4 jaar, 2 jaar na elkaar. De eerste Spelen waren in 1924, maar toen waren de beide onderdelen nog in hetzelfde jaar. Pas vanaf 1994 worden de Winterspelen 2 jaar later dan de Zomerspelen gehouden.
De activiteiten Het IOC doet er veel aan om de atleten te beschermen, door middel van de volgende acties: - In 1981 wordt er een Atleten Commissie opgericht. Deze commissie presenteert de activiteiten aan de andere commissies van het IOC en is ook betrokken bij de keuze van de gast-stad waar de Spelen gehouden worden. - In de 1983wordt Court of Arbitration for Sport (CAS) opgericht. Deze rechtbank behandelt alle legale problemen die betrekking hebben op de atleten. De procedures zijn snel, simpel, flexibel, overal op toepasbaar en goedkoop. - In 1999 wordt het World Anti-Doping Agency (WADA) opgericht, om het gebruik van doping onder de atleten tegen te gaan en voor hun gezondheid. Het is een volledig onafhankelijke organisatie, maar het IOC betaalde $25 miljoen voor het opbouwen ervan. - In 1995 wordt het World Olympians Association (WOA) opgericht, om de relatie tussen de atleten de promoten en dit te verspreiden.
Het IOC doet ook veel werk door goede doelen organisaties te steunen. Het werkt samen met organisaties in landen zoals Nepal, Ghana, Kenia en Guatemala. Ook steunt het IOC organisaties tegen armoede, ze bevorderen de intergratie tussen verschillenden landen en vechten tegen de verspreiding van AIDS/HIV. Uitspraak: “In a world like ours today, which watches with horror the armed conflicts, ethnic cleansing, terrorism and drug trafficking closely linked with hard-to-solve problems like hunger, unemployment and repeated violations of human rights, sport must transform itself into a tool to help resolve these problems.” Ana Maria Ramirez, Deputy Permanent Representative of Argentina, November 1999
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
bedankt dat je je verslag op scholieren hebt gezet!!! ik heb er erg veel aangehad voor mijn verslag voor gymnastiek!
22 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
ziet er goed uit
7 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
het is best handig, ik heb er veel aan gehad
7 jaar geleden
Antwoorden