*JAPAN*
Tot het einde van de negentiende eeuw was Japan een klein, afgelegen eilandenrijk in de luwte van het Aziatische vasteland, waarvoor niemand veel belangstelling had en waarvan men in de rest van de wereld niets tot weinig wist. Het is echter uitgegroeid tot één van de meest welvarende en moderne landen van de wereld. Ondanks dit heeft het zijn cultuur kunnen behouden, waaronder ook de religie valt. In dit werkstuk worden de belangrijkste godsdiensten beschreven en uitgelegd. Ook wordt er aandacht besteed aan de organisatiestructuur en de kenmerken van het geloof in de samenleving.
In Japan heerst een door de grondwet gegarandeerde vrijheid van godsdienst. De belangrijkste godsdienst is het shintoïsme, dat ongeveer 130 sekten telt en sterk beïnvloed is door het boeddhisme. De meeste shintoїsten zijn ook aanhangers van het boeddhisme. Verder staan er meer dan 180.000 religieuze organisaties geregistreerd. Daarbij zitten nieuwe \"religies\" die gebaseerd kunnen zijn op het boeddhisme, maar ook op sciencefiction of zelfs stripverhalen. Ze lijken in veel gevallen op gewone ondernemingen die soms miljarden euro\'s omzetten. Zo heeft de boeddhistische religie/onderneming Soko-Gakkai 16 miljoen aanhangers en beheert o.a. scholen, musea en ziekenhuizen. Een klein deel van de bevolking is christen, waarvan de meeste protestant of rooms-katholiek zijn. Daarnaast zijn het taoïsme, het confucianisme en het zenboeddhisme ook belangrijke godsdiensten.
*SHINTOISME*
Shintoïsme is de belangrijkste godsdienst van Japan. Shintoïsme betekent letterlijk ‘de weg der Goden’.
In Shintoïsme worden zogeheten ‘kami’ oftewel natuurgeesten aanbeden. Sommige kami zijn plaatselijk, dat wil zeggen de geesten die bij een bepaalde plek horen, terwijl anderen vergeleken worden met grotere objecten en verschijnselen in de natuur. De bekendste natuurgod is Amaterasu; de Zonnegodin.
Het shintoïsme is aan de ene kant een sterk ontwikkelde natuurgodsdienst (animisme), die grote invloed heeft in de Japanse maatschappij. Maar het is ook een ideologie die nog niet zo lang geleden gebruikt werd om het vroegere Japanse militair regime te rechtvaardigen. Vanaf 1868 tot vlak na de Tweede Wereldoorlog was shintoïsme de staatsgodsdienst. Tevens heeft het shintoisme ook een sterke invloed op de zogeheten \"Nieuwe religies\" in Japan. Ten slotte is er altijd veel wederzijdse beïnvloeding geweest tussen het shintoïsme en het Boeddhisme.
Het hoofdkenmerk van het shintoïsme is de grote liefde en eerbied voor de natuur. Een waterval, de maan of slechts een apart gevormde steen kunnen voor een natuurgeest gehouden worden. Hetzelfde geldt voor vriendelijke personen, groei en vruchtbaarheid. Geleidelijk aan werden de oorspronkelijk natuurgodsdienstige aspecten van het shintoïsme minder duidelijk en namen de natuurgeesten meer menselijke vormen aan, waaraan veel mythen gekoppeld werden. De natuurgeesten wonen echter niet in een bovenaardse plaats, zoals de hemel, maar zij wonen op aarde.
Natuurgeesten worden vooral vereerd in openbare heiligdommen, maar ook wel in kleine privé heiligdommen, die soms slechts bestaan uit een hoge plank met enkele rituele objecten. In vergelijking tot bijvoorbeeld het christendom met zijn imposante kathedralen, met dure materialen, zijn de heiligdommen vaak erg eenvoudige houten gebouwen. Het gaat ook niet zozeer om het gebouw, dat eigenlijk vooral een bepaalde plaats aangeeft. Heiligdommen zijn meestal gebouwd op een verhoging en sommige zijn dan ook niet erg eenvoudig te bereiken. Meestal wordt de toegang tot het terrein gemarkeerd door een typische Japanse \"torii\"-poort, die bestaat uit twee palen met daarbovenop twee dwarsbalken. Het geheel is vaak rood geschilderd. Er zijn meer dan 100000 van deze heiligdommen in gebruik, elk onder het gezag van enkele priesters.
Kenmerken van het shintoisme in de samenleving
Natuurgeesten worden betrokken bij belangrijke gebeurtenissen zoals huwelijken, toelating tot de universiteit en het neerzetten van gebouwen.
Er wordt vaak gebeden om aardse zaken, zoals een kind, een promotie of een gelukkiger leven. Tijdens begrafenissen zijn daarentegen vooral de meer Boeddhistische aspecten van het shintoïsme belangrijk. De aanbidding van de natuurgeesten word gevierd gedurende de vele Shinto-festivals. De meest aanbeden natuurgeest is de zonnegodin Amaterasu. Haar belangrijkste heiligdom staat in Ise. In deze en de vele andere aan haar gewijde heiligdommen wordt ze vaak gesymboliseerd door een spiegel, maar het binnenste van het heiligdom kan ook leeg zijn.
Tot vlak na de Tweede Wereldoorlog geloofde men dat de keizer afstamde van Amaterasu, en daarom zelf een natuurgeest was, namelijk een ikigami; een \"levende natuurgeest\". Militaire leiders (Shogun) hadden weliswaar vaak een groot deel van de macht in handen, maar de keizer werd altijd als de echte heerser gezien, al was het alleen maar in naam. Keizer Hirohito deed in 1946 onder druk van de Amerikanen afstand van deze goddelijke status, maar desondanks blijft de keizerlijke familie sterk betrokken bij de Shinto-rituelen die de eenheid van Japan symboliseren.
Reinigingsrituelen vormen een belangrijk onderdeel van het shintoisme. Deze dienen bijvoorbeeld om natuurgeesten gunstiger te stemmen als hun heiligdom verplaatst moet worden. Een meer persoonlijk reinigingsritueel is het waterritueel, dat bijvoorbeeld gehouden wordt onder een waterval of in zee. Een andere vorm van reiniging is het taboe. Zo mochten vrouwen tot 1868 de berg Fuji niet beklimmen. Deze vorm van reiniging is geleidelijk minder belangrijk geworden, maar nog steeds gaat een religieuze Japanner die kort geleden iemand verloren heeft niet naar een bruiloft. Door veel Japanners wordt het shintoisme niet of niet alleen gezien als een religie, maar als iets wat bij de Japanse manier van leven en tradities hoort.
De invloed van het shintoïsme op de Japanse cultuur is dus erg groot. De natuuraanbidding komt terug bij onder andere het bloemschikken, de origami, de Japanse architectuur en tuinontwerpen. Bij het sumo-worstelen is de invloed nog duidelijker: voor een gevecht moeten vele rituelen uitgevoerd worden, waaronder het strooien van zout om de arena te reinigen van kwade natuurgeesten.
*BOEDDHISME*
Het oorspronkelijke boeddhisme is ontstaan in de 5e eeuw voor Christus in India. De grondlegger was de koningszoon Siddhartha Gautama die door de Japanners Amida Butsu wordt genoemd. Uitgangspunt van het boeddhisme is dat het leven lijden is, waar ziekte, ouderdom en dood onlosmakelijk mee verbonden zijn. Het hechten aan het leven en begeerte zijn de oorzaken van het lijden. De enige manier om aan de kringloop van het lijden te ontsnappen is jezelf volkomen losmaken van begeertes. Hiermee wordt het ‘Nirvana’; het heilige niets, bereikt. In de 6e eeuw kwam het boeddhisme via China en Korea naar Japan. Door deze lange reis was er onder invloed van onder andere het hindoeïsme, het taoïsme en het confucianisme, van de oorspronkelijke leer niet zoveel meer overgebleven. De nieuwe boeddhistische leer sloot goed aan bij het shintoïsme. Er vond dan ook een soort versmelting plaats tussen het shintoïsme en het boeddhisme. In de 7e eeuw werd het boeddhisme tot staatsgodsdienst verheven en werden er vele tempels opgericht. Bij Nara werd in 607 de Horyu-ji gebouwd, het oudste nog in gebruik zijnde religieuze bouwwerk en tevens het oudste houten gebouw ter wereld. De boeddhistische leer breidde zich in die tijd uit tot alle lagen van de bevolking, Meer dan 80 miljoen Japanners gaf bij de laatste volkstelling aan tot een boeddhistische sekte te behoren. Tevens rekenden meer dan 83 miljoen Japanners zich tot aanhangers van het shintoïsme. Hieruit blijkt dat het merendeel van de bevolking zowel shintoïst als boeddhist is.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Ik vind dit niet leuk
13 jaar geleden
Antwoorden