Inleiding
Als onderwerp voor onze praktische opdracht hebben wij vergrijzing als onderwerp gekozen. De motivatie hiervoor is dat het een heel actueel onderwerp is en dat wij hier graag meer over wilde weten omdat nog niet alles duidelijk was.
We hebben geprobeerd verschillende invalshoeken te bekijken zowel de sociale als de economische. Bij het zoeken naar informatie kwamen wij erachter dat er veel meer informatie te vinden was over de economische invalshoek dan over de sociale invalshoek. De sociale- en economische invalshoeken botsen met elkaar omdat uit sociaal oogpunt er beter voor de ouderen gezorgd moet worden, maar vanuit economisch oogpunt is het voor ons voordeliger om te korten op de ouderen uitkeringen en zo het begrotingstekort te verkleinen.
Hoofdstuk 1 Omschrijving en verklaring van het maatschappelijk probleem
Wanneer spreken we van een maatschappelijk probleem?
We spreken van een maatschappelijk probleem wanneer het probleem;
1. Gevolgen heeft voor grote groepen mensen in de samenleving
2. Door maatschappelijke ontwikkeling wordt veroorzaakt.
3. Gemeenschappelijk opgelost moet worden.
4. Te maken heeft met tegengestelde belangen.
Hieronder zullen we deze vier punten kort behandelen.
Ons maatschappelijk probleem, de vergrijzing, heeft gevolgen voor de volgende groepen;
1
1. De burgers die binnen nu en 10 jaar met pensioen gaan.
2. Het deel van de beroepsbevolking dat binnen nu en 10 jaar belasting betaald of gaat betalen.
3. De regeringen die binnen nu en 10 jaar met vergrijzing te maken zullen krijgen.
2 1. Dit maatschappelijk probleem wordt veroorzaakt door de babyboom na de tweede
Wereldoorlog. Deze mensen zijn nu tussen de 55 en 60 jaar, dus binnen nu en 10 jaar
gaan die allemaal met pensioen.
2. Door de geboortebeperking
3. Door de verbeterde medische zorg en hygiëne.
4. Verbeterde leef- en werkomstandigheden.
3 Als niet iedereen zijn steentje bijdraagt aan de kosten van de vergrijzing zal de Nederlandse overheid de kosten niet meer kunnen betalen en zal er armoede komen. Op het moment betalen 5 werkende mensen voor de uitkering van 1 65+er. Als het overheidsbeleid zo door gaat zullen er over 5 jaar 2 mensen moeten betalen voor 1 65+er, en over 10 jaar is het misschien wel 1 werkende voor 1 65+er. Mogelijke oplossingen: - hoogopgeleide buitenlanders aantrekken - zorgen dat jongeren eerder in het arbeidsproces komen - mensen langer laten werken - de overheid moet het geld beter besteden
4
1. De burgers die met pensioen gaan: zij willen vervroegd ophouden met werken, maar toch 70% van hun bestaande loon uitgekeerd krijgen.
2. De burgers die belasting betalen; zij willen minder belasting betalen en niet opdraaien voor het welzijn van anderen.
3. De regeringen; zij moeten proberen iedereen tevreden te stellen en Nederland welvarend te houden.
Omschrijving van het maatschappelijk probleem.
Vergrijzing is een verschijnsel in onze samenleving waar iedereen mee te maken krijgt Van alle Europese landen groeit in Nederland het aantal 60 plussers het hardst: tussen 1995 en 2020 met 64%. Het hoogtepunt van de vergrijzing zal echter in 2040 zijn. Hierna neemt het percentage 65 plussers licht af, waarna de 65 plussers ongeveer 40% van de bevolking zullen innemen. Nog nooit waren er in ons land zoveel ouderen en zo weinig jongeren. Doordat Nederland een hele hoop sociale voorzieningen heeft, wordt het draagvlak daarvoor erg klein.
1. Door de vergrijzing ontstaat er een groot tekort aan passende woonruimte. Er zijn de laatste jaren niet genoeg bejaardenwoningen, aanleunwoningen en flats voor oudere beschikbaar. Vroeger zorgden de kinderen voor hun ouders. Tegenwoordig worden ze niet meer door hun familie verzorgd maar onder gebracht in bejaardentehuizen. Door het tekort aan personeel in de zorgsector is de zorg minder goed.
2. Te weinig arbeidskrachten. Door de geboortebeperking van na de jaren 60 zijn er nu procentueel minder mensen actief op de arbeidsmarkt.
3. De oplopende kosten van de zorg- en welzijnsvoorzieningen. De AOW, Algemene Ouderdoms Wet, is een volksverzekering voor ouderen boven de 65 jaar die niet meer werken. Door de vergrijzing is het de vraag of de overheid die AOW-uitkering kan blijven bekostigen.
De meeste 55+ers gingen er logischerwijs van uit dat ze rond hun 57\\58 ste konden stoppen met werken (prepensioen), omdat ze altijd betaald hadden voor een prepensioen. Dat wil zeggen dat je elke maand een gedeelte van je loon inlevert, dit wordt opgespaard en als je 57 heb je genoeg geld om tot je 65e je loon te handhaven voordat je in de AOW komt. Maar nu blijkt dat het geld dat zij ingeleverd hebben is gebruikt voor de generatie die op dit moment 65+ is. Nu er zo weinig jongeren zijn zal de werkende beroepsbevolking krimpen, dit zal tot gevolg hebben dat ofwel de jongeren meer belasting moeten betalen ofwel dat de oudere generatie langer moet doorwerken. De regering denkt er nu zelfs over om de pensioen leeftijd op te hogen naar 67 jaar.
Waarom hebben wij dit onderwerp gekozen?
We kozen dit onderwerp omdat het op dit moment heel actueel is en wij er zelf veel mee te maken zullen krijgen in de toekomst en omdat onze ouders tot de generatie behoort die tussen nu en 10 jaar met pensioen willen gaan.
Toen we de opdracht kregen om een praktische opdracht te maken voor het vak maatschappijleer, piekerden wij over een onderwerp dat ons allen aansprak en waarover wij voldoende informatie konden vinden.
Na lang denken borrelde in ons hoofd de gedachte op het onderwerp vergrijzing te kiezen. We kwamen er al snel achter dat er veel informatie te vinden is op internet, in de bibliotheek en vooral in de kranten en de televisie, omdat dit onderwerp zo actueel is.
Hoofdstuk 2 Nadere analyse van het probleem de “vergrijzing”
Een historische schets
Vroeger was het zo, dat een mens zijn hele leven lang moest werken. Als je niet het geluk had dat je geboren was bij een adellijke familie, dan moest je in de vorige eeuw werken vanaf je kindertijd en ging je door tot je niet meer kon. Veel mensen haalden hun oude dag niet vanwege de barre omstandigheden: van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werken, slechte behuizing en belabberde hygiëne.
Maar ook al was je super gezond, je moest vaak doorwerken totdat je er letterlijk bij neerviel. Pensioenvoorzieningen waren er toen nog niet. Het enige wat je had was je nageslacht. Als je maar veel kinderen had was er altijd wel iemand die voor je kon zorgen op je oude dag.
In de achttiende eeuw kwamen de eerste voorlopers van de huidige pensioenregelingen. Militairen en ambtenaren konden toen rekenen op een bescheiden oudedagsvoorziening. Halverwege de vorige eeuw werden de eerste pensioenfondsen opgericht. Maar het duurde r tot de twintigste eeuw voordat één en ander wettelijk werd vastgelegd. In 1913 werd de invaliditeitswet ingevoerd. Die wed kon je zeer ruim opvatten: iedereen boven de 70 werd namelijk als invalide beschouwd, maar alleen mensen die in loondienst hadden gewerkt kwamen voor een uitkering in aanmerking.
In 1919 kwam er een ouderdomswet voor mensen die niet in loondienst hadden gewerkt. Deze wet kun je niet vergelijken met de tegenwoordige AOW. De bedragen die de mensen toen kregen waren absoluut ontoereikend om van te leven.
Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er langzaam verbeteringen in de sociale zekerheid. In 1947 voerde Drees zijn noodwet in, waardoor de uitdrukking “Trekken van Drees”ontstond. Tien jaar later, in 1957, volgde de Algemene Ouderdomswet de noodwet op (AOW).
In de tussentijd, in 1952, is ook de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) ingevoerd. In de loop van de jaren zijn de AOW en de PSW enorm gewijzigd. De AOW is nog steeds de basis van het pensioenstelsel.
De AOW is bedoeld als basisvoorziening voor 65-plussers. Iedere 65-plusser heeft er recht op, hoeveel inkomsten of vermogen hij ook heeft. In de loop der jaren zijn binnen de AOW veranderingen gekomen. Vroeger kreeg alleen de man van een echtpaar een AOW-pensioen als hij 65 werd, tegenwoordig hebben man en vrouw ieder hun eigen recht op AOW-pensioen. De AOW werkt als volgt. Iedere inwoner van Nederland is verzekerd voor de AOW, of hij nu premie betaalt of niet. Ook iemand die nooit betaald werk heeft gedaan, kan dus een AOW-pensioen krijgen. Wel is het belangrijk dat degene die recht heeft op AOW 50 jaar lang verzekerd is geweest: van het 15de tot het 65ste jaar. Dat betekent dat er nu AOW’ers rondlopen die niet zo lang verzekerd zijn geweest, want toen bestond de AOW nog niet. Deze ouderen krijgen daarom onder bepaalde voorwaarden hun jaren, dat ze niet verzekerd waren, cadeau.
Het AOW-pensioen voorziet in een minimuminkomen, waarvan iedere 65-plusser zou moeten kunnen leven.
Op pensioengebied is nu een belangrijke verandering gaande. Vroeger waren werknemerspensioenen bedoeld als aanvulling op de pensioenen van de overheid. Maar de overheid trekt zich op het vlak van de sociale voorzieningen steeds verder terug. Langzaam maar zeker vindt er een verschuiving plaats van overheids- naar privé voorzieningen. Dat betekent dat de financiële situatie na de pensionering meer wordt overgelaten aan je eigen verantwoordelijkheid. Je moet dus nu al zelf beginnen met voorzieningen te treffen.
Mening van verschillende politieke partijen
We kunnen in dit werkstuk maar een beperkt aantal politieke partijen behandelen, daarom hebben wij gekozen voor de 3 grootste namelijk; PvdA, VVD en CDA.
PvdA (partij van de arbeid) De Partij van de Arbeid in een socialistische partij en hun hoofdstandpunt is dat de rijkeren moeten opkomen voor de sociaal zwakkeren. Ze vinden dat de uitkeringen aan de lonen gekoppeld moeten blijven. De PvdA komt op voor de sociaal zwakkeren en vindt dus dat het pre-pensioen en de VUT (vervroegde uittreding) bestaan moeten blijven.
CDA (Christen Democratisch Appèl)
Het Christen Democratisch Appèl is een confessionele partij. Hun standpunt is als volgt VUT en prepensioen worden niet \'afgeschaft\', het wordt alleen niet
meer gestimuleerd door de overheid. Dat is nodig omdat door de
toenemende vergrijzing een steeds kleiner deel van de bevolking werkzaam
zal zijn. Als we niet ingrijpen, wordt het huidige pensioenstelsel op
den duur onbetaalbaar. Jongere werknemers zouden nu moeten betalen voor
VUT- en prepensioenregelingen waar ze later zelf geen gebruik van kunnen
maken.
Opgebouwde rechten niet worden afgenomen. Als u op dit moment al premie hebt betaald voor prepensioen, dan blijft dat dus staan en kan daardoor niet worden afgenomen.
Het CDA beseft dat een overgangsregeling op basis van leeftijd alleen, dus zonder rekening te houden met het aantal gewerkte jaren, in de ogen van veel oudere werknemers die net buiten de boot vallen willekeurig en niet eerlijk is. Maar ergens moet een grens gelegd worden en dat betekent helaas dat er altijd mensen zijn die net niet aan de criteria voldoen.
Voor werknemers tussen de 50 en 55 jaar zijn de mogelijkheden om te sparen voor de levensloopregeling uitgebreid. Onder de normale voorwaarden hebben zij onvoldoende tijd om genoeg te sparen om eerder te kunnen stoppen met werken. Daarom bestaat voor hen de mogelijkheid om meer dan 12 procent van het loon belastingvrij opzij te zetten. De werkgever mag daar ook aan bijdragen.
Meer dan 12 procent opzij leggen klinkt voor veel werknemers onhaalbaar, maar doordat werkgevers kunnen bijdragen en doordat minder premies betaald hoeven worden voor VUT en prepensioen (komen voor tot 10 procent), is dit toch mogelijk.
Voor jongere werknemers geldt dat zij bewust kunnen investeren in hun eigen levensloopregeling. Iedereen kan dus op zijn eigen manier sparen voor en profiteren van levensloopregelingen.
VVD (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie)
De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie is een liberale partij. De VVD wil dat de volgende maatregelen getroffen worden wat betreft de economie;
1. Het arbeidsvoorwaardenbeleid; De Nederlandse salarissen zijn de afgelopen jaren te veel gestegen met als gevolg dat de Nederlandse concurrentiepositie is uitgehold. 2. Bevordering van de arbeidsparticipatie; Door het minder aantrekkelijk te maken een uitkering aan te vragen. Daarom wijzing van de AOW aanscherpen van de WW en decentralisatie van Bijstand en Reïntegratiebudgetten, en verhoging van de arbeidskorting zodat werken meer lonend wordt. 3. Afschaffing van fiscale prikkels op het gebied van VUT en pre-pensioen, die mensen stimuleren vroegtijdig te stoppen met werken. Het blijft altijd mogelijk eerder te stoppen met werken, maar de overheid subsidieert dit niet meer. 4. Beperking van de bureaucratie door meer efficiency, bezuinigingen op subsidies met schrappen van administratieve lasten. 5. Besparing bij de zorg door ziekenfondspakketverkleining, meer efficiency en de introductie van eigen risico en eigen bijdrage. 6. Stijging van de accijns op tabakswaren. Zoveel mogelijk is afgezien van algemene lastenverzwaringen.
De VVD fractie stelt de volgende dingen voor m.b.t de ouderenzorg:
1. Keuzevrijheid in zorgaanbieding. Voldoende en diverse zorgaanbod is essentieel om überhaupt keuzes te kunnen maken.
2. Een voor de VVD belangrijk onderdeel van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) is het persoonsgebonden budget (PGB). Het PGB is een goede manier om de zorg vorm te geven, zoals patiënten\\consumenten dit zelf graag willen.
3. Keuzevrijheid in wonen
4. De context waarin de zorg wordt geboden mag wel verschillen. De VVD vindt het van groot belang dat waar de zorg ook wordt geleverd de kwaliteit van de medische noodzakelijke zorg goed moet zijn.
5. Keuzevrijheid in verzekeren
6. Een kritische houding van ouderen.
Oorzaken van vergrijzing
Er zijn meerdere oorzaken voor de vergrijzing.
1. Geboortebeperking
De mensen gingen voorbehoedsmiddelen gebruiken om te zorgen dat de vrouw niet zwanger werd. Voor de Tweede Wereldoorlog verbood de Katholieke kerk geboortebeperking. Je was een goede christen als je veel kinderen kreeg. Vroeger waren de leefomstandigheden slecht. Bijna evenveel kinderen stierven als dat er geboren werden. Daardoor werd op een natuurlijke manier het aantal opgroeiende kinderen beperkt. Door betere levensomstandigheden stierven er minder kinderen en nam de gemiddelde leeftijd toe. Met als gevolg een bevolkingsexplosie. Wetenschappers voorspelden dat als deze voortdurende bevolkingsgroei bleef doorgaan, de leefomstandigheden weer slechter zouden worden. Men adviseerde om het aantal geboorteen te beperken. Eerst gebeurde dit door onthouding maar later door het gebruik van voorbehoedsmiddelen zoals de pil en het condoom. Ook de vrouwen zelf, wilde niet meer zo’n kinderrijke gezinnen hebben. Tegenwoordig is het heel normaal als een gezin uit twee kinderen bestaat.
2. De verbeterde medische zorg en hygiëne
Door terugdringing van de kinderziekten, verbetering van de hygiëne, schoon drinkwater, riolering en betere huisvesting is de levensverwachting van de Nederlandse bevolking verdubbeld. Van 40 jaar in 1900 tot 78 jaar een eeuw later. In Nederland worden mannen gemiddeld 75,9 en vrouwen 80,7 jaar oud. De individuele levensverwachting varieert tussen 0 en meer dan 100 jaar. De oudste vrouw tot nu toe, Jeanne Calment, was 122 jaar toen ze in 1997 overleed. Vroeger waren er geen badkamers of fatsoenlijke toiletten. Rotzooi werd gewoon op straat gegooid daar kwamen ratten en allerlei andere ongedierte op af, er waren openbare toiletten. Dieren verspreiden allerlei ziekten en bacteriën. Dodelijke ziekten zoals de pest, tyfus en cholera heersten toen erg. Door de slechte hygiënische toestand stierven veel mensen aan infecties. Door de medische technologie, gespecialiseerde opleidingen van artsen en nieuwe geneesmiddelen, neemt de levensverwachting toe
3. De veranderde leef- en werkomstandigheden
In de tijd van de industriële revolutie had men geen tijd voor huisnijverheid. Mensen moesten meer dan 12 uur in de fabriek werken ook kinderen werkten mee in de fabrieken. De kinderarbeid was dan ook een wereldwijd probleem. Kinderen moesten vaker meer dan 16 uur in de fabriek werken. De omstandigheden in de fabrieken waren slecht en gevaarlijk. Voor de lange dagen die ze maakten kregen ze maar een laag loon. Door de sterke bevolkingsgroei in de buurt van mijnen en fabrieken raakte de steden overvol. Er werden steeds meer huizen rond de stad gebouwd, deze waren voor de welvarende mensen. De stadscentra waren voor de armen. Vanwege hun lage lonen konden ze zich vaak maar een kamer permitteren. Door de opgehoopte mensen waren de omstandigheden erbarmelijk. De overheid zag in dat dit niet kon en men begon met de bouw van fatsoenlijke woningen. De vraag naar huizen was groot maar men kon genoeg huizen bouwen om de mensen onderdak te bieden.
Oplossing voor de vergrijzing
1. hoogopgeleide buitenlanders aantrekken omdat deze mensen vacatures opvullen en zo voor meer belastingsinkomen zorgen
2. zorgen dat jongeren eerder in het arbeidsproces komen d.w.z oudere er eerder uitmoeten en jongeren gestimuleerd moeten worden om vroeger hoge functies op te pakken.
3. oudere langer laten werken zodat ze een groter vermogen opbouwen zodat ze op hogere leeftijd financieel onafhankelijk zijn.
4. de overheid moet het geld beter besteden. Er moet minder geld besteed worden aan miljoenen projecten zoals de Betuwelijn
Deze oplossingen kunnen niet tegelijkertijd ten uitvoer gebracht worden maar er moet een keuze gemaakt worden. Deze keuze hangt af van het kabinet.
Interview
Voor het werkstuk hebben wij een interview gedaan met Kiona Huntjens, medewerkster in zorgcentrum de Wilgenhof, te Bunde. Hieronder volgt het verslag van het interview.
Het is duidelijk dat de vergrijzing enorm is toegenomen, er zijn veel meer oudere mensen in verhouding tot jongeren. Merkt u hierdoor verschil in uw werk?
Het werk zelf is niet veel veranderd, maar de werkdruk is duidelijk toegenomen
Er zijn meer oudere mensen die naar het bejaardentehuis komen, vroeger waren er al veel mensen die met 65 jaar al naar het bejaardentehuis gingen, maar nu wachten velen tot ze echt hulpbehoevend zijn, waardoor ons werk intensiever wordt.
Welke opleiding heeft u gedaan om dit werk te kunnen doen?
Allereerst heb ik VBO gedaan op de middelbare school en daarna heb ik de opleiding tot verzorgende IG gedaan op het Leeuwenborg college.
Toen u met deze opleiding begon, had u toen een idee van het werk dat u zou gaan doen?
Ja, ik wist al heel vroeg dat ik iets in de verzorging wilde gaan doen, maar ik wist toen nog niet zo goed of ik met bejaarden wilde werken of liever met kinderen of met gehandicapten, want ook dat is allemaal mogelijk met mijn opleiding.
Had u deze baan ook genomen als u wist dat de vergrijzing zo zou toenemen? En bent u van plan om dit werkt te blijven doen als de werkdruk nog toeneemt?
Ik wilde sowieso iets in de zorg gaan doen, maar het maakte mij eigenlijk niet zoveel uit in welke tak van de verzorging, deze baan diende zich voor in de buurt en ik ben nog steeds heel tevreden hier, dus ik heb nog lang geen plannen om weg te gaan.
Denkt u dat er nu minder mensen voor dit beroep kiezen, nu de werkdruk groter word?
Ik denk dat er voor een aantal mensen gewoon geen mogelijkheid is om voor dit beroep te kiezen, omdat de studie voor hen te duur is. Ook zullen er wel jongeren zijn die niet meer voor een baan in de ouderenzorg kiezen omdat er een hogere werkdruk komt door de bezuinigingen.
Is er sprake van vereenzaming bij ouderen? Krijgen de mensen veel bezoek van bijvoorbeeld kinderen? Zijn er nog mensen die hun ouders in huis nemen?
Er is zeker weten sprake van vereenzaming, er zijn al meerdere ouderen in dit huis die geen kinderen hebben, en als er al kinderen zijn is het vaak druk,druk,druk en is er maar weinig tijd om pap of mam op te zoeken. Er zijn niet veel mensen die zelf hun ouders in huis nemen, omdat ze vaak te veel hulp nodig hebben, en dat is niet mogelijk in een gezin waar twee mensen werken. Vroeger zag je dat wel meer, maar sinds meer vrouwen gaan werken, is het niet meer mogeljk genoeg ondersteuning te geven, en bovendien is het dan ook vaak te duur, omdat er bijvoorbeeld domicura(thuiszorg) of tafeltje-dek-je nodig is.
Als uw eigen ouders er aan toe waren om in een bejaardentehuis te gaan wonen, zou u dan tevreden zijn met de zorg die ze hier krijgen, of zou u voor een andere oplossing zoeken?
Gedeeltelijk zou ik de zorg goed vinden, maar voor bepaalde dingen zou ik liever een andere oplossing zoeken. Bijvoorbeeld de douchebeurt; hier worden de mensen maar 1x per week gedoucht. Ik denk dat ik zelf dan nog wel een keer extra zou komen om mijn ouders te verzorgen.
Heeft u in dit bejaardentehuis veel hulp van vrijwilligers, en welke taken verrichten zij?
Er zijn wel een aantal vrijwilligers, maar in de zorg zelf kunnen zij toch niet veel doen omdat ze geen diploma hebben. De meeste vrijwilligers die hier helpen werken in het winkeltje in de grote zaal of ze werken aan de koffiebar.
Vind u de aanpak van dit kabinet; bezuinigen, goed, of zou u een andere oplossing bedenken?
Ik vind niet dat dit kabinet zoveel moet bezuinigen op de zorg. De bezuinigingen werken niet alleen aan de kant van de ouderen, ook de medewerkers hebben er last van. Er is een hoge werkdruk, waardoor er misschien minder mensen voor dit beroep zullen kiezen, en zo hebben de ouderen er weer last van.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Lieve Yudith, Hartelijk dank voor deze werkstuk. Ik heb er heel veel steun aan gehad. Wil je niet doorvertellen dat ik hem letterlijk heb overgenomen, ik hoop niet dat je t erg vind,.. naja andersmoest je hem r maar niet op zetten he ;). hihi nou doeiiiii (L)kusss
17 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
Bedankt voor dit werkstuk, heel handig.
15 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Hele goede PO, maar het zou handig zijn als je de vragen er ook bij zet. en misschien een bronvermelding. Nou zal je dat wel niet doen, maar tip voor als je het er de volgende keer opzet.
15 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
HEjj ja goeiie diing hor hepp er ekt Veell aawnn, Dnkjj xxo''
12 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Ik ben opzoek naar de bronnen die je hebt gebruikt?
7 jaar geleden
Antwoorden