Inleiding: Wij hebben voor Johannes Calvijn gekozen, omdat het ons wel interessant leek om zijn leven eens te bekijken. Tevens hadden wij allebei wel het een en ander thuis liggen over Johannes Calvijn en dat is ook altijd wel handig. In hoofdstuk 1 zullen we iets vertellen over het leven van Johannes Calvijn, zodat we een wat beter zicht krijgen over wie deze persoon was. In hoofdstuk 2 zullen we wat vertellen over wat de godsdienst volgens Calvijn zou moeten zijn.
Hoofdstuk 1 Biografie van Calvijn (1509-1564)
Zijn jeugd: Hij werd geboren te Noyon op 10 juli 1509 onder de naam Jean Cauvin. Zijn moeder, Jeanne Lefranc was een vrome roomse vrouw, die hij maar kort heeft gekend, want ze stierf al vlak na zijn geboorte. Zijn vader was een zakelijk ingesteld persoon, die alle kansen aangreep om een goede carrière voor zijn zoon te bezorgen. Hij was fiscaal agent van de stad en secretaris van de bisschop Charles van Hangest. Door de invloed van zijn vader, werd Calvijn op twaalf jarige leeftijd kapelaan van de kathedraal van Noyon. Van het geld dat hij hiermee verdiende kon hij later gaan studeren. Zijn eerste onderwijs kreeg hij op het College des Capettes in Noyon. Ook kreeg hij bij de familie Hangest particulier onderwijs, waardoor hij al vroeg in aanraking kwam met de aristocratie.
Zijn verblijf in Parijs: Zijn vader had grote plannen met zijn zoon en stuurde hem samen met een paar van zijn vrienden naar Parijs. Het was de bedoeling dat hij later priester zou worden. Hij werd naar het Collège de la Marche in Parijs gestuurd. Calvijn studeerde daar Latijnse grammatica bij Mathurin Cordier en hij studeerde daar Frans. Hij beheerste deze twee talen heel goed. Daarna verbond hij zich formeel met het Collège de Montaigu. Hij studeerde daar letteren, met waarschijnlijk de bedoeling om na deze studie, theologie te gaan studeren. Daarna volgde Calvijn Latijn aan de colleges La Marche of Sainte-Barbe. In Parijs nam Calvijn de toenmalige gewoonte om zijn naam te veranderen in Johannes Calvinus. Calvijn studeerde hard en had in het jaar 1528 de graad van magister in de vrije kunsten behaald. In die periode kwam er een bericht van zijn vader die in conflict was geraakt met de geestelijke leiding in Noyon. Zijn vader wilde dat hij niet langer priester zou worden. Calvijn gehoorzaamde hieraan, omdat hij het zelf ook geen priester wilde worden en ook al interesse had in de reformatiebeweging die vanuit Duitsland steeds meer invloed kreeg.
Zijn verblijf in Orléans en zijn ontmoeting met het humanisme:
Omstreeks 1526-1528 verliet Calvijn Parijs, om in Orléans en later in Bourges, burgerlijk recht te gaan studeren. Een mogelijke reden waarom hij ergens anders ging studeren, kan de invloed van zijn vader zijn, de invloed van de toekomstige hervormer Pierre Olivétan of zijn groeiende teleurstelling in de theologie. De universiteit in Orléans was anders dan die in Parijs, omdat deze alleen uit de faculteit rechten bestond. In Orléans en later in Bourges komt hij in aanraking met een vorm van het humanisme, wat hem erg aansprak. Hij had wel door dat er dingen niet klopten in de kerk, maar kon der kerk niet loslaten. Na de dood van zijn vader keerde hij in 1531 terug naar Parijs, om met zijn humanistische studiën verder te gaan. Het leek alsof hij meer de kant op ging van het Humanisme, maar dit bleek niet waar te zijn, toen hij op de Allerheiligendag in 1533 duidelijk liet merken dat hij achter de Reformatie stond. Hij had toen samen met de rector van de universiteit in Parijs een rede gemaakt over: \"Zalig zijn de reinen van hart\". In die rede waren veel gedeelten die nogal wat stof deden opwaaien in de katholieke kringen. Calvijn en de rector moesten direct vluchten. Toen ze gepakt werden, werden ze verbannen door de Raad van de stad. Na deze rede kwam een ommekeer in zijn leven, dat eigenlijk het gevolg was van de rector, die hem had aangezet tot het maken van die rede.
Zijn bekering: van humanist tot hervormer Calvijn bekeerde zich eigenlijk heel plotseling. Hij veranderde in één keer van katholiek, naar iemand die zich meer bij de Reformatie thuis voelde. Calvijn moet zich het moment van zijn plotselinge bekering nog goed hebben kunnen herinnerd, ook al vertelt hij geen bekeringsgeschiedenis over zijn eigen bekering. Zijn bekering vond dus eigenlijk plaats in de vele zwerftochten, die hij na zijn verbanning heeft gemaakt. In die tijd predikte hij voor de \"ondergrondse kerk\" in Frankrijk. Ook heeft hij in die tijd zijn \'Institutie\' geschreven en een boek \'over de zieleslaap\'. Hij schreef deze boeken omdat hij voelde dat er behoefte aan was. De Institutie was in 1536 uitgekomen. Hij legde de gereformeerde leer daar heel praktisch en op een eenvoudige manier uit. Veel protestanten deden dan ook grote moeite om dit boek in handen te krijgen, dat dan ook snel uitverkocht was. In datzelfde jaar werd er nog naar een tweede, uitgebreidere druk gevraagd. In de institutie zette hij de christelijke leer uiteen aan de hand van de 10 geboden, de geloofsartikelen en het onze vader. Hij voegde daar hoofdstukken toe over de doop en het avondmaal, de volgens hem valse sacramenten van de katholieke kerk en over de christelijke vrijheid.
Zijn eerste verblijf in Genève: Zijn eerste periode in de stad Genève duurde maar van 1536 tot 1538. In die tijd had Calvijn commentaar op het diaconaat, het vierde erkende kerkelijke ambt. Calvijn eiste dat het diakenambt een afzonderlijk ambt zou worden, met eigen functies en verantwoordelijkheden. Deze eis berust deels op zijn uitleg van het Nieuwe Testament, waarin het gaat over de apostolische verantwoordelijkheden om voor de armen te zorgen. Ook stelde hij een geloofsbelijdenis en een catechismus op. De mensen moesten immers weten wat het Hervormd-zijn inhield. In Genève was de Hervorming al een feit geworden, doordat alle burgers in 1536 tijdens een volksvergadering beloofd hadden, dat ze volgens het Evangelie en het Woord van God wilden leven. De prediker en geestelijk leider van Geneve was Farel. Iedereen in Geneve was Hervormd, maar toch klopte er volgens Farel nog veel niet en daarom moest volgens hem de Hervorming opnieuw worden opgebouwd. Alleen voelde hij zich daar zelf niet goed genoeg voor. Daarom vroeg hij toen hij hoorde dat Calvijn in de stad kwam, of hij deze taak op zich wilde nemen. Eigenlijk wilde Calvijn dit niet, want hij wilde gaan studeren, op de achtergrond blijven en schrijven. Toch wist Farel hem over te halen, waardoor Calvijn in Geneve bleef. Hij werd hier bepaald niet met open armen ontvangen. Genève had dan wel voor de Reformatie gekozen, maar toch was het geen hervormde stad, want er waren nog genoeg mensen die vrij wilden zijn van elk geloof. Ze wilden ook niet bij de Roomse kerk horen. Toch wilden ook de Hervormden niet altijd naar Gods Woord leven. Daarom werden er regels op gesteld, zoals verplichte zondagrust, die als typisch calvinistisch werden beschouwd. Hield men zich niet aan de regels, dan volgden er boetes. Toch betekende deze regels niet dat ze ook werden gehandhaafd, waardoor ook het verzet toenam. Het duurde toen ook maar twee jaar, voordat de Farel en Calvijn uit de stad verbannen werden. Het conflict tussen die twee spitste zich vooral op twee dingen: de verhoudingen van de staat en de kerk, en de handhaving van de kerkelijke tucht. Het eerste conflict kwam doordat de Raad van de stad niet alleen op burgerlijk terrein, maar ook op kerkelijk terrein alles wilde regelen. Calvijn vond dit niet goed, omdat hij vond dat de Raad van de stad zich niet met kerkelijke zaken bezig moest houden. Het tweede conflict ontstond door het algemeen Zwitserse model dat zei dat mensen zelf vrij waren om deel te nemen aan het heilig avondmaal en dat de kerk geen persoonlijke tucht mocht uitoefenen. Calvijn vond echter dat de kerk wel persoonlijke tucht mocht uitoefenen.
Zijn verblijf in Straatsburg: Toen hij uit Genève was verbannen was vertrok hij na enige aarzeling naar Straatsburg. Hij verbleef daar van 1538 tot 1541. Hij beleefde hier de gelukkigste jaren van zijn leven. Hij wilde zich daar bezig gaan houden om een tweede druk van zijn Institutie te schrijven. Maar daar kwam eerst niet veel van terecht, omdat hij daar predikant werd van een Franse vluchtelingengemeente, waar hij zich thuis voelde en waar de mensen naar hem luisterden. Deze gemeente was de eerste die de kerkelijke tucht aanvaarde. Doordat het hier zo goed verliep, kon hij zelfs tijd vrij maken voor het schrijven van de tweede druk van de Institutie. Hij is toen ook begonnen met het samenstellen van de psalmberijming en het schrijven van commentaren op de Bijbel. Ook werkte hij in die tijd veel met wederdopers en Luthersen. Hij ontmoette hier Martin Bucer, de hervormer van Straatsburg, maar ook ontmoette hij hier de weduwe Idelette van Buren, waarmee hij later trouwde. Tijdens zijn tijd in Straatsburg ging het in Geneve nog steeds de verkeerde kant op. Het gevolg van de situatie in Geneve was, dat Calvijn terug werd geroepen om weer in Geneve te gaan werken. Eerst wilde hij niet meer terug keren naar Geneve, omdat hij zich hier in Straatsburg thuis voelde en omdat hij er niet veel voor voelde om weer opnieuw terug te keren naar Geneve waar hij alleen nog maar ellende heeft meegemaakt. Opnieuw moest Farel Calvijn overhalen en ook dit keer lukte dat, zodat Calvijn weer naar Geneve ging.
Zijn tweede verblijf in Genève: Zijn tweede verblijf in Genève duurde van 1541 tot 1564. Voor zijn terugkeer had hij wel een voorwaarde vatgesteld. Hij wilde namelijk de kerkelijke tucht weer instellen. Daarom begon hij direct met het schrijven van de kerkorde. Ook moest er een onafhankelijke kerkenraad worden aangesteld. Dit vond de Raad van de stad niet zo prettig, omdat ze het liefst alles zelf regelden. Hierdoor gebeurde het nogal eens dat het stadsbestuur onder druk kwam te staan. Met name de libertijnen zorgden nogal eens voor wat tegenwerking. Deze groep wilde wel gereformeerd zijn, maar ze wilden verder zo vrij mogelijk gelaten worden. Toch kwam de stad, door de toevloed van de Franse vluchtelingen uit Straatsburg en de strenge tucht, tot bloei. Tijdens de Reformatietijd wemelde het van de apologieën, die volgens Calvijn behoren tot het beste van wat er op dit gebied gepresteerd is. Die apologieën waren een soort pleidooien die voornamelijk gericht waren op de vorsten en autoriteiten, maar ook op het publiek. In 1535 had Calvijn een Voorrede geschreven in de vertaling van de Bijbel, die was vertaald door Olivètan in het Frans. Deze vertaling gebruikte hij als grondslag voor zijn verbeterde Geneefse vertaling. Ook heeft Calvijn een Geneefse Cathechismus geschreven. Ook ging hij hier natuurlijk weer verder met het uitleggen van de Bijbel. Tijdens zijn tweede tijd in Genève heeft hij ook veel commentaren geschreven op de bijbelboeken, uitgezonderd het bijbelboek Openbaringen. In 1559 sticht hij een Theologische Universiteit, met als eerste rector Theodorus Beza. Op 27 mei 1564 stierf Calvijn geheel uitgeput door talloze ziekten. Beza werd zijn opvolger.
Hoofdstuk 2
Welke invloed heeft Calvijn gehad? Calvijn heeft een grote invloed gehad op het geloof en op de wijze hoe de mensen leefden en soms nog leven. Door zijn theologie en vooral door zijn boek de institutie ontstond het calvinisme. Binnen het calvinisme staat de zonde van de mens centraal. Door te leven naar het woord van god kan de mens genade ontvangen en in de hemel komen. Op dit principe zijn de protestantse kerken in vooral Nederland gebaseerd. Binnen deze kerken zijn nog veel verschillende afsplitsingen, maar als basis hebben ze het calvinisme. Om een beeld te krijgen van wat dit nu allemaal inhoudt, hebben wij nog enkele onderdelen en gevolgen van zijn leer hieronder nog uitgewerkt.
De leer van Calvijn “De leer van Calvijn was een belijdenis die alle lagen van de bevolking, van adel tot proletariaat, aansprak, en die richtlijnen voor het dagelijkse leven bevatte. Net als Luther beleed Calvijn de rechtvaardiging door het geloof alleen. De gelovige is geroepen Gods soevereiniteit te verwerkelijken in het openbare leven. De staat is er om de Kerk te beschermen en wanneer zij hierin tekort schiet, mogen de lagere overheden in opstand komen tegen de vorst. In tegenstelling tot Luther vindt Calvijn echter dat het christendom de staat moet christianiseren tot een religieuse commune. De Kerk wordt daarbij geleid door uitverkorenen die vrij zijn om anderen regels op te leggen. Calvinisten weigeren immers te geloven dat autoriteit alleen bij bisschoppen of koningen ligt.”(encarta ’98)
Algemene richtlijnen Volgens Calvijn behoorde de kerk richtlijnen te geven voor het godsdienstige en het maatschappelijke leven. Ook moest de overheid de richtlijnen van de kerk volgen en met haar gezag het geloof in God bevorderen. Bij het opstellen van de richtlijnen wilde Calvijn, dat het leven weer zou worden als in de eerste tijd van de Christenheid. Het was hem er om te doen, dat de beginselen van de Bijbel door de mensen , in hun dagelijkse manier van leven zou worden gevolgd. Een belangrijk punt in de leer van Calvijn is dat de mensen in zonde zijn geboren en dat ze zich tot God moeten richten om behouden te worden. Leven volgens de richtlijnen van God en de bijbel is daarom zeer belangrijk. Tevens bevatte Calvijns richtlijnen nog aanwijzingen voor de bediening van doop en avondmaal, de huwelijksinzegening, de begrafenis en het bezoeken van zieken en gevangenen De kerk speelde bij dit alles een belangrijke rol.
De kerk Volgens Calvijn is de kerk de plaats waar Gods woord verkondigt wordt. Belangrijk vond hij ook dat de kerk op een bepaalde manier was georganiseerd. Daarom benoemde hij in de kerkorde 4 ambten: Predikanten, Doctoren of Leraars, Ouderlingen, Diakenen
De predikanten bedienen het Woord en de Sacramenten. Met het tweede ambt bedoelde Calvijn de leraren in de scholen en later degenen die werkten aan de opleiding van de predikanten. De ouderling vormt voor hem het derde ambt. Volgens Calvijns ambtsopvatting bekleedt de ouderling de centrale plaats in de regering van de kerk. Aan deze ambtsdrager is het opzicht over de levenswandel van de leden van de gemeente toevertrouwd. De ouderling gaat, om dit opzicht uit te oefenen, op huisbezoek. Vindt hij dat de mensen niet volgens de leer van kerk leven, dan kan hij via de kerk de mensen ter verantwoording roepen
Het vierde ambt is dat van de diakenen. Calvijn kende twee soorten diakenen: de beheerders van de kerkelijke fondsen en de verzorgers van zieken en behoeftige.
Vandaar dat men vroeger de armenzorg en ziekenzorg vanuit de kerken had. (bijvoorbeeld diaconessehuizen)
Het onderwijs Calvijn heeft ook enorme betekenis gehad voor de ontwikkeling van het onderwijs. In het jaar 1556 bezocht Calvijn Straatsburg, om zich te laten adviseren door Johannes Storm, die aan het hoofd stond van een beroemde, gymnasiale academie. Toen bestond er ook al een Latijnse School in Geneve ( het Collège de la Rive), die onder leiding stond van Castellio. Nu moest er als vervolg op deze opleiding een theologische faculteit voor de opleiding van predikanten komen, waarbij Calvijn niet alleen aan Geneve dacht, maar ook aan de kerken in het buitenland. Ook moest er een juridische faculteit komen, waar men opgeleid kon worden voor allerlei staatsambten. Ten slotte moest er ook nog een medische faculteit komen, omdat de lijdende mensheid niet verstoken zou blijven van goede geneesheren. Hierbij dacht Calvijn weer aan de betekenis van de kerk voor het geheel van de samenleving. Wetenschappelijk gevormde dienaren van het Woord waren volgens Calvijns opvatting voor de kerk onmisbaar. De theologie wordt de “motor” van alle verdere wetenschappelijke ontwikkelingen genoemd, die ten dienste van de samenleving moeten staan. De academie van Calvijn is er gekomen, door een algemene geldinzameling waaraan iedereen bijdroeg. In de academie was er een scheiding tussen de “schola privata”, waarin de Latijnse school voortgezet werd en de “schola publica”, waarin de colleges werden gegeven in de verschillende faculteiten en vakken. Calvijn zelf gaf theologische colleges en de eerste rector van de nieuwe opleiding werd Beza.
Afronding Met dit verslag hebben wij een beeld willen geven van het leven van Calvijn en de gevolgen van zijn leer voor de mensen en de maatschappij. Wij hopen dat dit gelukt is.
REACTIES
1 seconde geleden