Opstel
Het leven van Jezus van Nazareth
Jezus is 20 jaar. Hij gaat Pasen vieren samen met zijn neefje Johannes. Hij mag met zijn vader voor het eerst mee naar een tempel. Vrouwen mogen daar niet in. Daarna raakt Maria Jezus kwijt, en gaat ze overal zoeken. Jezus zit ergens verhalen uit de Bijbel voor te lezen. Dan vinden Jozef & Maria hem, Jozef is er niet zo blij mee dat hij dit doet. Ze lopen langs het kruisigingveld. Als jong kind ziet hij dit dus al.
Een tijd later wordt Jezus gedoopt. Er komt een groot natuurverschijnsel. God spreekt tot hem en zegt dat hij zijn zoon is. Twee mensen gaan naar Jezus’ huis, ze willen hem spreken. Ze wilden zijn volgeling worden. Maar hij is naar de woestijn gegaan (40 dagen lang) om na te denken over al die dingen die hij zo kort geleden had meegemaakt. Dan komt Jezus weer terug en Maria is heel blij dat ze hem weer ziet. Hij was wel flink verbrand in de woestijn. De twee mannen wachten nog steeds, en dan eindelijk kunnen ze met hem praten.
Dan geeft Maria hem de cadeaus die de drie koningen bij zijn geboorte kwamen geven, zoals wierook en mime.
Jezus en wat mannen gaan naar het meer van Galilea, om vis te vangen. Daar staan anderen mensen en de mannen zeggen dat dit Jezus is, maar ze nemen hen niet serieus. Toch proberen ze hen te overtuigen door te zeggen dat hij van water wijn maakte. Maar ze lachen alleen maar. Dan moeten ze van Jezus hun visnetten omhooghalen en… er zit veel vis in! Jezus heeft ze overtuigd. Er komen nog meer mensen kijken en met z’n allen gaan ze naar nog meer mensen en praten erover: dat is hem, de Messias…
Thomas, een ongelovige man, zegt dat het allemaal nonsens is. Jezus gaat de zieke zoon van iemand helpen, want die heeft geen benen. Hij spreekt tot hem, legt een doek over zijn lichaam en haalt hem weer weg. Opeens heeft hij weer benen. Jezus zegt dat hij op moet staan en weg moet gaan. De zoon staat gewoon op, omhelst Jezus en zegt dat hij de Messias is. Dan gaan vele mensen proberen Thomas te overtuigen dat Jezus de Messias is.
De Joden hebben er genoeg van. Een vrouw pleegt overspel (vreemdgaan) en wordt gearresteerd. Wordt naar Joodse leiders gebracht. En dan naar Jezus. Willen valse streek uithalen. Jezus kijkt haar aan, tekent wat, denkt na. Degene die geen zonden had, mocht de 1e steen gooien, (dat betekende dat de vrouw veroordeeld moest worden). Maar niemand gooit. Zo redt Jezus de vrouw. En hij blijft aan de wet.
Steeds meer mensen komen achter hem aan.
Daarom kiest hij 12 apostelen:
Petrus, de belangrijkste apostel
Andréas
Jakobus
Johannes
Filippus
Bartholoméüs
Thomas, de ongelovige
Jakobus
Thaddéüs
Simon
Judas
Mattheus
Hij gaat als volwassene naar een tempel in Jeruzalem om Pasen te vieren. Daar is het druk, het volk maakt ereboog voor hem en de apostelen.
Twee Romeinen proberen Judas om te praten om tegen Jezus te zijn. Leiders van de Joden praten over Jezus, omdat hij te veel macht krijgt, ze willen van hem af. Dan regelt Judas iets met de Romeinen.
Jezus voelt bij het laatste avondmaal dat hij afscheid moet nemen. Deelt brood, zegt dat het zijn lichaam is. En geeft wijn. Judas kijkt maar om zich heen. Jezus zegt dat dat hen aan hem zal herinneren. Hij vraagt of iemand hem wil opvolgen. Maar niemand wil.
Judas verlaat Jezus en de apostelen en gaat naar iemand van de Joden om te zeggen dat hij weet waar Jezus is. Jezus en de apostelen gaan naar een tuin, Getsemanée. Daar gaat Jezus bidden.
Judas komt samen met de Joden ook naar de tuin, en Judas geeft Jezus een kus, als aanwijzing dat hij Jezus is. Dan wordt Jezus gearresteerd. Hij wordt naar de Joodse leiders gebracht. Hij moet daarna naar de Romeinse rechter.
Maria & Maria Magdelena zijn bij elkaar. Ze voelen wat er gaat gebeuren. En troosten elkaar.
Jezus bij Pontius Pilatus. Pontius Pilatus wil de schuld niet krijgen van de arrestatie. Hij wil dat Jezus iets toegeeft waardoor hij hem kan veroordelen (dat hij koning of Messias is). Dan komt Jezus bij Herodus Antipas. De vrouw van Herodus komt erbij. Hij lacht en praat met Jezus, maar Jezus geeft geen antwoord.
Jezus loopt weer naar buiten. Een Romein houdt een toespraak. Hij zegt dat Jezus onschuldig is. Het volk mag kiezen wie ze vrij willen, Jezus of Barabas. Ze kiezen voor Barabas (heel veel mensen zijn omgepraat om verkeerd te stemmen, tegen Jezus). Jezus wordt met de zweep geslagen en geschopt. Ze slaan hem een doornenkrans op, om ermee te spotten dat hij de ‘koning van de Joden’ is. De Romeinen laten Barabas vrij. Zo is het niet schuld van koning, want het volk heeft zelf mogen kiezen. Bebloed moet Jezus zijn kruisweg lopen.
Petrus pakt Judas beet en spreekt hem toe over het verraden. Hij doet Judas pijn. Dan heeft Judas spijt. Maria & Maria Magdelena zijn er nog. Jezus komt op de berg. Hij wordt op het kruis gespijkerd. Schreeuwt het uit. Maria moet erg huilen. Jezus huilt ook. Het kruis wordt rechtop gezet. Er komt een natuurverschijnsel. Jezus sterft snel, hoeft zo niet lang te lijden. Hij gaat dood. God is kwaad en doet de grond trillen. Judas heeft zo’n erge spijt dat hij zichzelf ophangt en sterft.
Maria verzorgt Jezus en begraaft hem. Een paar dagen later gaat Maria Magdelena kijken en ziet dat de steen en Jezus weg zijn. Hij is opgestaan, zegt Johannes, de trouwste apostel. Petrus zegt van niet, hij is ‘gestolen’. Maria Magdalena gaat terug naar het graf, en dan komt Jezus opeens achter wat struiken tevoorschijn. Ze omhelzen elkaar. Ze rent naar het dorp en zegt dat ze Jezus gezien heeft. Thomas en nog iemand geloven haar niet. Maria probeert hen te overtuigen. Maar Thomas geloofd het niet. Jezus laat zich nog een keer zien, in het dorp. Iedereen rent naar hem toe. Dan gelooft Thomas het, en Jezus verdwijnt.
Het leven van Jezus van Nazareth
5.2
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden