Boksen en volleybal

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Opstel door een scholier
  • 4e klas havo | 1873 woorden
  • 21 april 2003
  • 192 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
192 keer beoordeeld

Boksen

Bij boksen probeer je de tegenstander te stoten met de vuist, die is voorzien van een handschoen. Het trefvlak is beperkt tot bepaalde delen van het bovenlichaam. Je bent de winnaar als je de meeste treffers hebt geplaatst en de minste hebt ontvangen. Er zijn verschillende stoten die je kunt gebruiken om door de verdediging van de tegenstander door te dringen.

Voordat je begint moet je altijd bokshandschoenen aandoen. Je kunt je daarmee beter verdedigen en je voorkomt handblessures. Als je op school hebt afgesproken dat je hoofd ook tot het trefvlak hoort moet je een hoofdbeschermer dragen.

Trefvlak en contactregels Het trefvlak bij professioneel boksen, is alles boven de gordel, maar niet op de nek, en nieren. Je mag ook niet met de rug van de hand, met de elleboog of met de binnenkant van de handschoen stoten. Op school spreken we af dat er niet in het gezicht wordt geslagen (behalve met toestemming en een hoofdbeschermer) en er mag ook niet volluit geslagen worden. Bij de echte boksers gebeurt dat natuurlijk wel, daardoor zijn ook veel profboksers gedood of ernstig gehandicapt geraakt. Met name de zware klappen op het hoofd kunnen ernstige en blijvend hersenletsel aanrichten. Hierop is dus de schoolregel gebaseerd. Het gaat er in de gym niet om de ander hard te raken. Veel belangrijker is het om op het juiste moment een aanval te plaatsen en zo door de verdediging van de tegenstander heen te dringen.

De uitgangshouding Bij het boksen is het belangrijk om het lichaamszwaartepunt heel bewust tussen je voeten te houden. Alleen op die manier kun je goed reageren op wat de tegenstander doet. Hoe doe je dat: - Ga als rechtshandige met je linkervoet voor staan en wijs met beide voeten in de richting van de tegenstander. - Houd je rechterhand te hoogte van je kin (voor verdediging van je hoofd) en je linkerhand voor de rechterhand (voor een snelle, onverwachte aanval). - Buig beide schouders naar voren, breng je ellebogen bij elkaar en naar beneden; in deze “fronthouding” is het trefvlak het kleinst - Verplaats je met kleine pasjes. Ga niet springen want als je in de lucht zweeft sta je niet stabiel en ben je dus kwetsbaar.

Bij boksen gaat het erom door te dringen bij de verdediging van de tegenstander en ervoor te zorgen dat de tegenstander dit bij jou niet voor elkaar krijgt. Daar heb je dus bepaalde aanvalstactieken en verdedigingstactieken voor. Je kan met verschillende stoten aanvallen en jezelf met bepaalde bewegingen verweren.

Aanvalstactiek Probeer de tegenstander te verrassen met onverwachte acties: - Stem de afstand ten opzichte van de tegenstander af op de stoot die je wilt plaatsen. - Zoek de zwakke plekken van de tegenstander op, b.v. als deze de handschoen wat laat zakken. - Maak met je voeten, romp en armen allerlei schijnbewegingen voordat je een aanval inzet. - Bedenk dat een lange bokser goed op afstand kan boksen, terwijl een kleine bokser dichtbij de tegenstander moet komen.

De directe stoot Hoe maak je de directe stoot: - Zorg dat de tegenstander niet verder dan een armlengte van je af staat, dit heet hele afstand. - Stoot je hand in een rechte lijn (direct) naar het trefvlak van je tegenstander. Afhankelijk van de hand waarmee je stoot wordt dit een linkse of een rechtse directe genoemd. - Breng bij het stoten beide schouders naar voren, laat je kin zakken achter de schouder van de slagarm - Ga na de stoot meteen weer in de uitgangshouding staan.

De hoek Hoe doe je de hoek: - Zorg dat je zo dicht bij je tegenstander staat dat je jouw pols op zijn/haar schouder kunt leggen. Dit heet de halve afstand. - Laat je handschoen vertrekken op kinhoogte en houd een hoek van 90 graden tussen jou boven- en onderarm. - Stoot zo dat je hand eerst naar buiten gaat en dan pas naar binnen. De hoek is dus een indirecte stoot, zorg ervoor dat je hand steeds hoger blijft dan je elleboog. - Ga na de stoot meteen weer in de uitgangshouding staan.

Verdedigingstactiek Probeer de acties van de tegenstander in te schatten door goed te blijven kijken: - Bescherm je trefvlak zo goed mogelijk met je armen, ellebogen en handschoenen. - Blijf goed kijken naar de bewegingen van je tegenstander. - Houd rekening met de reikwijdte van je tegenstander (reach). Pas je afstand hier op aan.

Ontwijken (verdediging) De beste manier om je te verdedigen, is de stoot van de tegenstander te ontwijken. Dit kan op verschillende manieren. - Slippen: buig je bovenlijf naar de ene kant en je heupen naar de andere kant, maar laat je voeten staan. - Stappen: zet een zij- of achterwaartse stap waardoor je buiten het bereik van de tegenstander komt - Duiken of rollen: laat je onder de stoot van de tegenstander zakken, maar blijf kijken naar de tegenstander en laat je voeten staan.

Weren Bij het weren probeer je de richting van de stoot van de tegenstander met je handschoen te veranderen. Wacht met het weren tot de hand dichtbij je lichaam is.

De wedstrijd duurt een vooraf overeengekomen aantal ronden van drie minuten. De wedstrijd kan ook eerder zijn afgelopen als een bokser niet meer in staat is zich te verdedigen. De ander heeft dan gewonnen. Winnen kan ook als je de meeste treffers hebt uitgedeeld.

Volleybal

Het spel wordt gespeeld tussen twee partijen. Een lichte bal wordt heen en weer geslagen over een vrij hoog gespannen net, dat het speelveld in twee gelijke stukken verdeelt. Iedere partij mag de bal op zijn speelhelft een aantal keren (meestal drie maal) samenspelen, daarna zijn ze verplicht de bal naar de andere helft te slaan. De bal mag de grond niet raken. Iedere partij probeert de bal zo over het net te spelen, dat de tegenpartij de bal niet terug kan spelen. Er zijn verschillende technieken om een bal te slaan.

Het speelveld heeft een middellijn waar het net over is gespannen, dat net is voor mannen 2.43 meter hoog en voor de vrouwen 2.24 meter. Drie meter achter het net ligt de aanvalslijn. De totale afmetingen van het speelveld zijn 18 bij 9 meter en helemaal midden achterin het veld ligt de opslagplaats. Er wordt zes tegen zes met een lichte witte bal gespeeld. Er moet geserveerd worden vanuit de achterlijn en je hebt maar één poging. Pas na de opslag mogen spelers van positie veranderen. De tegenpartij mag de opslag niet blokkeren of in één keer terug smashen. Bij een opslag mag de bal het net niet raken, maar tijdens het spel is dit wel toegestaan. Je mag alleen maar over het net reiken als je blokt. In alle andere gevallen heet het stelen en mag dus niet. De bal is niet uit als hij de buitenste lijn raakt maar wel als deze over de lijn heen gaat. Er wordt nadat de ploeg de opslag heeft veroverd doorgedraaid, de spelers schuiven de een plaats naar rechts op. De speler die dan middenachter komt te staan moet opslaan. Je wint een set wanneer je 15 punten hebt gehaald. Er moet minimaal een verschil van 2 punten zijn. (b.v. 16-14). Er wordt de best of five gespeeld. Wie het eerste drie sets wint, heeft gewonnen. Deze regels zijn echte wedstrijdregels die wij op school ook gebruiken, alleen overal iets soepeler in zijn. En we gebruiken een andere puntentelling.

Bij het opslaan van de bal heb je de onderhandse opslag en de bovenhandse opslag. Op school leren we de onderhandse aan, deze is eenvoudiger te leren dan de bovenhandse. Door een opslag goed te plaatsen, maak je het de tegenstander erg moeilijk.

Onderhandse opslag Hoe maak je een onderhandse opslag: - Zet je linkervoet voor (bij rechtshandige), je staat dan in de schredestand - Neem de bal in je linkerhand en buig je lichaam licht voorover. - Houd je rechterarm laag gestrekt achterwaarts en beweeg de arm recht naar voren. - Sla de bal uit de linkerhand, beweeg je linkerhand mee in de slagrichting (dit doet minder pijn). - Raak de bal met een platte vuist, zo heb je een breder raakvlak. - Probeer je arm in ongeveer 45° ten opzichte van het lichaam te raken, dan gaat de bal namelijk schuin omhoog (over het net en niet tegen het plafon). Sla niet te hard.

De ballen die je toegespeeld krijgt moet je op andere manieren, in de gewenste richting, wegslaan. Ballen die hoog aangespeeld worden moet je met de bovenhandse techniek, een
set-up, gebruiken en ballen die laag gespeeld worden met de onderhandse techniek, een pass.

Onderhandse techniek Hoe maak je een pass: - Verplaats je op tijd in de richting waar de bal zal neerkomen. Kom recht achter de bal met je lichaam gericht naar de spelverdeler. - Houd je knieën licht gebogen en je armen gestrekt, je linkerhand ligt in de rechterhand en beide handen wijzen schuin naar beneden. - Draai je armen ver naar buiten, gebruik het zachte gedeelte van de onderarmen dan kun je de bal beter afremmen, preciezer spelen en het doet minder pijn. - Probeer in balans te staan op het moment dat je de bal speelt - Zorg dat je handen onder schouderhoogte blijven, speel vanuit je benen.

Bovenhandse techniek Hoe maak je een set-up
Verplaats je snel in de richting van de bal, zodat je onder de bal komt te staan. - Maak van je duimen en wijsvingers een driehoekje en vorm met je handen een kommetje. Houd je polsen achterover. - Houd je handen schuin boven je hoofd en draai je ellebogen naar buiten. - Houd je knieën en ellebogen licht gebogen, speel vanuit je benen en sta stil. - Speel de bal met tien vingertoppen met een kort nauwelijks hoorbaar contact. - Wijs je bal met je vingers na, je armen zijn daarbij gestrekt.

Niet alleen met deze manieren kun je op een bepaalde bal reageren. Na een goede set-up kan de aanval afgerond worden met een smash. Dat is de meest spectaculaire actie van het volleybal. - Loop schuin naar het net (van buiten naar binnen). Voor rechtshandige is de aanloop als volgt: links, rechts (grote rempas), links (aansluitpas). - Zet met twee voeten af en zwaai beide armen omhoog. Spring niet te veel naar voren in verband met net- en of voetfouten (veiligheid). - Wijs met de linkerarm nar de bal, de rechterarm gaan naar achteren. - Sla, op het hoogste punt, de bal met één hand vanuit je pols naar beneden (polsactie).

Als je de aanval van een smash wilt tegenhouden kun je dat doen met een blok. Als die netverdediging (het blok) niet lukt, is er ook nog altijd een tweede verdediging, de veldverdediging.

Het blok Hoe maak je een blok: - Kijk eerst naar de aanvaller en dan pas naar de bal. - Houd je handen op hoofd hoogte en je voeten op schouderbreedte. Ga op ongeveer een halve meter van het net af staan. - Spring net iets na de aanvaller recht omhoog op, zet vol af vanuit de benen. - Spreid je vingers en span ze aan. - Probeer de bal in het veld van de tegenspelers te duwen, pas op voor netfouten. - Land op twee voeten en veer door je knieën bij het landen.

REACTIES

M.

M.

hey hey ik heb een paar dingen uit je werkstuk gehaald en vind dat je hetbest wle goed gemaakt hebt ik heb er leuke en goeie dingen uit kunnen halen en wilde je er even voor bedanken heheh zonder jouwn wekrstuk had ik mijn werkstuk nu nogniet klaar gehad dank je welll
d0ei d0ei groetjes marieke

17 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.