Hfdst 3 Renaissance en Barok
Tijdsbeeld: In de Renaissance wilde de mensen de Griekse en Romeinse cultuur opnieuw terug brengen. Hierdoor kwam de moderne mens: humanist. Dat was een actief levend mens, die intensief met de cultuur bezig was. De nieuwe renaissancekunst en humanisme ontwikkelde zich in de 14e eeuw in Noord- Italië. Op de leiders van de kerk werd steeds meer kritiek geleverd. Ze hadden namelijk een rijk leven. Luther zorgde ervoor dat de mensen de bijbel zelf konden lezen en uitleggen en daardoor kreeg hij veel aanhang. Calvijn is de andere belangrijke hervormer. De renaissance is de periode van Reformatie.
Kunst: De kunst had een veel individueler karakter dan de middeleeuwse kunst. Uit de klassieke literatuur werden de gedachte dat kunst en poëzie het hoogste was waaraan een mens zich kan wijden.
Beeldende kunst: In de beeldhouwkunst werden naar klassiek voorbeeld mooie, goedgevormde mensen levensgroot in marmer afgebeeld. In de schilderkunst werd de mens ook centraal gesteld. Kunst en techniek waren nauw met elkaar verbonden. Onder invloed van de godsdienststrijd werd de protestantse kunst soberder. Ze verboden de heiligenbeelden.
Bouwkunst: In de 17e eeuw wilden de heersers hun macht illustreren met uiterlijk vertoon. Dit leidde tot de Barok. De Barok is de stijl van de Katholieken. De Barok- schilderkunst kenmerkt zich door de sterke licht- schaduwcontrasten.
Muziek: Vanaf de 14e eeuw ontwikkelde zich naast de kerkelijke muziek de wereldmuziek. Men streefde naar uitdrukkingsmiddelen die groots en indrukwekkend waren. In Zuidelijk Europa ontstond de opera. In Frankrijk kwam er ballet. In Noord Europa ontwikkelde zich vooral de godsdienstige orgelmuziek
Literatuur: De literatuur van de Renaissance had een individueler karakter dan die van de Middeleeuwen. Ook in de literatuur werden de Grieken en de Romeinen als voorbeeld gebruikt.
Proza: Schrijven raakte uit de mode. In de 17e eeuw ontstonden nieuwe helden. Hier werd wel over geschreven, maar in reisverhalen. Het waren mensen die eropuit trokken.
Poëzie: De inspiratiebron is terug te vinden in Italië. Door dichter Petrarca kreeg het liefdesgevoel een andere vorm. De nieuwste vorm was het sonnet. Typerend zijn de gelegenheidsgedichten.
Toneel: Bij echte schrijvers kon je spreken van Poëzie in toneelvorm. De toneelschrijvers sloten zich aan bij de klassieke toneelvormen van de Grieken en Romeinen: tragedie en komedie.
REACTIES
1 seconde geleden