Thema 3 Verbranding en ademhaling

Let op: dit verslag bevat alleen Basisstof 1, 2, 3 & een gedeelte van 4

B1
Opdracht1:
1) De vlam dooft
2) Tegen de binnenkant komt condens
3) De bodem is warm en er zit roet op

Opdracht2:
Wat neem je waar?
gekookt water + kalkwater = niet troebel
spa rood + kalkwater = wel troebel

Welke conclusie kun je trekken?
1) Het helder kalkwater word troebel.
2) Door helder kalkwater bij spa rood te doen.

Opdracht3:
1) Ik verwacht dat het water troebel wordt.
2) Als je 1 jampotje gebruikt kan je niet zien of het proefje wel echt waar is . als je er 2 gebruikt kun je kijken of er verschil is tussen de proefjes.
3) Ja, Helder
4) Ja, Nee

1) In het afgesloten potje.
2) Bij verbranding ontstaat koolstofdioxide

Opdracht4:
Kaarsvet + zuurstof > Water + koolstofdioxide + energie ( licht en warmte )
onder kaarsvet: Brandstof

B2
Opdracht 6
ingeademde lucht » wel troebel
uitgeademde lucht » niet troebel

Conclusie:
Uitgeademde lucht bevat meer koolstofdioxide dan ingeademde lucht.

Opdracht7:
1) Dan komt er Waterdamp ( condens ) tegen de ruit.
2) uitgeademde lucht
3) Uitgeademde lucht
4) Zuurstof
5) Koolstofdioxide
6) Van Stikstof en Van Edelgassen
7) Nee
8) Ja

B3
Opdracht 8:
Glucose + zuurstof = water + koolstofdioxide + energie.

Opdracht 9:
1) snelheid waarmee je ademt gaat sneller.
2) Door lichaamsinspanning krijg je het warmer
3) De snelheid waarmee je hart klopt gaat sneller

Opdracht 10:
1) Meer
2) Alle organen harder moeten werken voor zuurstof
3) Je cellen in je lichaam meer verbranden krijg je het warmer
4) je Bloed brengt zuurstof naar je organen, dit bloed kan alleen lopen doordat je hart klopt, bij lichamelijke inspanning heb je meer zuurstof nodig en daarom gaat je hart ook sneller kloppen.

B4 ( alleen opdracht 11 )
opdracht 11: ( van boven naar beneden )
Neusholte
Mondholte
Keelholte
Strottenhoof
Luchtpijp
Bronchie
Long
Longblaasje