Biologie Hoofdstuk 7 Erfelijkheid
7.1 Je bent uniek
Eigenschappen liggen vast in genen en chromosomen.
In een voetbalstadion zie je een enorme verscheidenheid aan mensen. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat mensen zich geslachtelijk voortplanten.
Door variatie in verdeling bij meiose 1 (223 mogelijkheden!) is de kans erg klein dat een man via twee verschillende zaadcellen precies dezelfde genencombinatie doorgeeft naar zijn kinderen.
Het herverdelen van erfelijke eigenschappen heet recombinatie.
Behalve recombinatie zijn er nog twee oorzaken van variatie in het erfelijk materiaal.
Tijdens profase 1, wanneer de homologe chromosomen dicht tegen elkaar aanliggen, kunnen chromatiden van homologe chromosomen elkaar kruisen: crossing-over.
de tweede oorzaak van variatie zijn mutaties in het DNA door bijvoorbeeld straling of chemische stoffen. Wanneer zo’n mutatie plaatsvindt in een cel waaruit een gameet wordt gevormd, zal daarmee extra variatie worden doorgegeven naar (alle cellen van) de nakomeling.
In genetisch opzicht verschillen mensen nauwelijks van elkaar: 95% van de genen van ieder mens zijn gelijk. Daardoor behoren alle mensen tot dezelfde soort: homo sapiens.
7.2 Wat je chromosomen je vertellen
Chromosomen zijn zichtbaar in een chromosomenportret: een karyogram.
Geslachtschromosomen zijn de chromosomen die aangeven welk geslacht je hebt : XX of XY
De andere chromosomen worden autosomen genoemd.
1 van de 2 X-chromosomen bij een vrouw is gespiraliseerd. Dit gespiraliseerde X-chromosoom wordt het lichaampje van Barr genoemd.
Een Y-chromosoom heeft het SRY-gen (seksdeterminating region Y). Dit gen activeert of remt een hele serie andere genen. Het bepaalt dat een embryo omstreeks de achtste week zaadballen ontwikkelt en zorgt dus dat een embryo een jongen wordt. Zonder dit gen, wordt het een meisje, ondanks de mannelijke chromosoomcombinatie.
Als een chromosoom ontbreekt dan spreek je van monosomie. Dit leidt vrijwel altijd tot een miskraam. Als er een extra chromosoom is, dan wordt het trisomie genoemd. Beide afwijkingen zijn het gevolg van een fout tijdens de meiose.
Kinderen met een extra chromosoom 21 in elke lichaamscel hebben het syndroom van Down. Deze kinderen ontwikkelen zich erg langzaam en hebben een geestelijke handicap. Ze worden ook wel ‘mongooltjes’ genoemd. Ze zijn vrijwel altijd lief, vriendelijk, vrolijk, coöperatief en aanhankelijk. Ze beleven vaak veel vreugde aan het horen en maken van muziek.
7.3 Een mens is meer dan zijn genen
Het is niet waarschijnlijk dat voor gedrag één gen verantwoordelijk kan zijn.
Fenotype: hoe je eruit ziet.
Genotype: je erfelijke informatie van je genen.
Je fenotype is het gevolg van een samenspel van je genotype en invloeden van buitenaf: het milieu.
Genotype + milieu => fenotype
Het fenotype dat je bij je geboorte hebt, is aangeboren.
Bij de meeste eigenschappen (bijvoorbeeld creativiteit, rekenvaardigheid, verlegenheid) is het niet zo duidelijk wat het aandeel is van de genen en wat van het milieu. Deze nature-nurture (genen-opvoeding) tegenstelling is al jarenlang onderwerp van onderzoek en leidt vaak tot heftige discussies.
7.4 Je genen geef je door
Homozygoot: bijvoorbeeld tt
Heterozygoot: bijvoorbeeld Tt
Heb je bijvoorbeeld Tt, dan ben je drager/draagster.
Intermediair fenotype krijg je als je bijv. een dominant van bruin en een dominant allel voor blond hebt, dan krijg je lichtbruin haar.
Bij de overerving van bloedgroepen is er sprake van co-dominantie. Dat wil zeggen: er is sprake van meer dan één dominant allel voor deze eigenschap. Bijvoorbeeld het allel voor bloedgroep A en voor bloedgroep B geeft AB. Van A en van B dus.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
Dankjewel, hij is erg nuttig!
13 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
Waar is §7.5??????? voor de rest goede samenvatting!!! :D
11 jaar geleden
Antwoorden