Ontevreden volk nl rond 1780
Eenheid · Zelfde schrijftaal · Nationale identiteit
Verschil · Gereformeerde of Hervormde kerk (katholieken 2e rangs burgers) · Juridische ongelijkheid · Rijke burgers verdeelden ambten (regenten)
Ontstaan Republiek De Republiek was een statenbond, een bondgenootschap van 7 provincies die een verregaande autonomie (zelfstandigheid) hadden. De Republiek was ontstaan in de 80-jarige oorlog (1568-1648) tegen Spanje. De Spaanse koning was tot 1568 de hoogste heerser in de Nl, waartoe ook het huidige België en een deel van Noord Frankrijk behoorden. Ook toen waren de gewesten en steden al grotendeels zelfstandig. Maar de koning wilde die zelfstandigheid beperken. Ook trad hij op tegen de protestanten die zich v.d katholieke kerk hadden losgemaakt .In 1568 brak een opstand uit. In het zuiden werd die door spaanse troepen neergeslagen, maar de Noordelijke provincies vochten door tot Spanje in 1648 hun onafhankelijkheid erkende. De Noordelijke gewesten kozen geen nieuwe koning en werd dus een republiek.
Standpunten Patriotten · belang van het vaderland stond voorop · kritiek op de standhouder · eisten democratisering · gelijke rechten voor katholieken en andere godsdienstige minderheden · kwamen op voor een belangrijk deel uit de kleine burgerij · bestuurders moesten gekozen worden door burgers en verantwoording afleggen · moreel herstel · nationalisme · persvrijheid · burgers moesten altijd voor hun vaderland en burgerrechten paraat staan · enorm vertrouwen in het onderwijs
Verlichting 18e eeuw · Kennis en onderwijs leidt tot betere mensen +betere samenleving · Verstand centraal · Heel optimistisch · Kritisch tegenover de absolute macht van de koning
Rond 1780 nam niet alleen de weerstand tegen de stadhouder toe, ook op de bestaande situatie kwam steeds meer kritiek, gevolg van -->
1. Verval van de Republiek
2. Populariteit v.d verlichting
3. Amerikaanse revolutie
4. Desastreuze verloop van 4e Engelse zeeoorlog
Het Ideaal van de volksopvoeding leidde in 1784 tot oprichting van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Het nut stelde zich ten doel de hele bevolking tot de Verlichting te bekeren. Als het hele volk een verlichte opvoeding zou krijgen , zou vanzelf een beter samenleving ontstaan.
In cultureel-mentaal opzicht waren er 4 factoren die de eenheid tussen Nl en Belgie hadden kunnen bevorderen
- Taal
- Godsdienst --> Katholiek + Calv. Gelijk
Zwakte v/h Belgisch Nationale gevoel
Landbouwcrisis Rond 1880 landbouwcrisis è goedkoop graan uit VS è Nederlandse boeren = andere producten verbouwen --> overschot --> daling prijzen.
Gevolgen · Modernisering landbouw · Veel boeren naar de steden (urbanisatie) -> Industrie
Schoolwetten
- Schoolwet van 1806
1. Klassikaal les (hoofdelijk onderwijs verboden)
2. Onderscheid Openbaar + Bijzonder onderwijs
3. Onderwijs moest opvoeden tot alle maatschappelijke en Christelijke deugden
4. Onderwijzers moesten bevoegd zijn en daartoe examens afleggen
5. landelijke inspectie hield toezicht
6. schoolgeld bij openbaaronderwijs (armen kregen uitzondering)
- Schoolwet van 1857
1. Vrijheid van onderwijs ( bijzonder onderwijs kreeg geen subsidie)
2. Op gebied van leerstof werden hoge eisen gesteld
3. Minimumsalaris voor onderwijzers
4. Gemeenten kregen vrijheid om het openbaar onderwijs gratis te maken
- Schoolwet van 1878 (liberaal)
1. Kwaliteit eisen werden fors verhoogd, waardoor het onderwijs veel duurder werd
2. kosten Openbaar onderwijs werden gedeeld door gemeente 70% en de rijksoverheid 30%.
Grondwet van Thorbecke 1848 Nl werd een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. Vrijheden als de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van drukpers en de vrijheid van onderwijs werden vastgelegd.
Verzuiling rond 1900 – 1960/1965
1. katholieken
2. Protestanten
3. socialisten
4. liberalen
Ze hebben alleen hun eigen : Scholen, radio/tv zenders, kranten, vereniging, politieke partijen
Ontzuiling --> opnieuw verzuiling door zoeken van een houvast (eigen zuil vond je bescherming) Na de 2e WO.
Ontzuiling --> het ging economisch beter , meer geld, meer scholing , tv, reizen etc.
Liberalen De progressieve liberalen waren voor overheidsingrijpen. Ze maakte zich sterk voor leerplicht, sociale wetgeving en uitbreiding van het kiesrecht. De conservatieve liberalen daarentegen aarzelden over de leerplicht, wezen sociale wetgeving af en waren tegen ruimer kiesrecht.
Rond 1900 3 grote problemen
1. Kiesrecht
2. Schoolstrijd
3. Sociale kwestie
1. Kiesrechtstrijd, De strijd om uitbreiding v/h kiesrecht ( 1870-1919) 2. Schoolstrijd (tot 1917) gaat om de vrijheid en de financiering v/h bijzonder onderwijs. Nadat de vrijheid van onderwijs in de grondwet van 1848 was opgenomen, ging de strijd om de financiering v/h bijzonder onderwijs. In 1889 kregen bijzondere scholen voor het 1st subsidie. Daarna duur het tot 1917 tot openbaar en bijzonder onderwijs financieel gelijk gesteld werden. 3. Sociale kwestie,( rond 1870) het vraagstuk van de armoede en de slechte werkomstandigheden van de arbeidersklasse, en van de integratie van de arbeiders in de samenleving.
Oplossing: Pacificatie van 1917
1917 Kiesrecht mannen
1919 voor vrouwen.
Kinderarbeid In de 19e eeuw was het nog gebruikelijk dat kinderen uit de volksklasse werkten om het gezinsinkomen aan te vullen. Voor kinderen waren werkdagen van 10 tot 12 uur vrij normaal – zelfs dagen van 14,15 of 16 uur kwamen voor. In de landbouw en huisnijverheid kon het werk vaak nog redelijk met school worden gecombineerd. In de oogsttijd bleven ze wel thuis. Maar in de fabrieken werd het hele jaar gewerkt en lagen de werktijden vast.
Onder koning Willem 1. werd kinderarbeid nog als zegen beschouw. Met regeringssteun werden werk verschaffingprojecten opgezet waarbij arme kinderen van 10 tot 12 uur werkten en daarnaast 1 of enkele uurtjes school kregen. Zo raakte de kinderen gewend aan arbeid en discipline . Anders zouden ze maar rondhangen, bedelen en stelen.
Pas in 1850 kwamen de protesten. En met de definitieve doorbraak van de stoommachine in de 1860’s namen die verder toe. Fabriekswerk werd veel meer dan ander werk in verband gebracht met uitbuiting en gezondheidsrisico’s. Medici, onderwijzers en ondernemers wezen op de gevaren. Bv.slecht beveiligde machines --> kinderen veel slachtoffers en het werk is eentonig en geestdodend.
Industrialisatie meer kinderarbeid: Stoommachines maakte het werk lichter , waardoor vrouwen en kinderen makkelijker konden worden ingezet. En omdat die voor lage lonen werkten, maakten textielfabrikanten daar op grote schaal gebruik van.
Industrialisatie minder kinderarbeid: (andere sectoren ) De machines vereisten discipline en een vast arbeidsritme; daarvoor waren kinderen te speels en onbetrouwbaar. Vooruitstrevende ondernemers meenden bovendien dat ze door de moderne technieken meer haalden aan geschoolde arbeiders. ( machines werden geavanceerder dus zelfs in de textiel nam op den duur kinderarbeid af.)
Beweging tegen kinderarbeid Fabrikanten speelden verrassend genoeg een hoofdrol in de beweging tegen kinderarbeid. Ze waarschuwden dat fabriekswerk de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling van kinderen ondermijnde. Dat was economisch ook slecht, want de moderne technologie vroeg om geschoolde en gezonde werkkrachten. Zolang er geen verbod was bleven ondernemers kinderen inzetten. Hun concurrenten hadden namelijk ook zulke goedkope arbeiders in dienst.
Reden Tegen wet kinderarbeid · ouders konden inkomen van het kind niet missen · kinderen waren onmisbaar voor sommige delen van het productie proces · Vrees meer staatsbemoeienis · Anders gingen kinderen rondhangen + bedelen op straat (arme)
1873 voorstel liberaal Samuel van Houten --> Totaal verbod om kinderen onder de 12 jaar in dienst te nemen,. Gemeenten moesten de mogelijkheid krijgen voor kinderen van 8 tot 12 lokaal een leerplicht in te stellen. è kamerlieden waren t daar niet mee eens omdat dat een inbreuk is op het recht van de ouders.
1874 Kinderwet van houten verbood alleen het in dienst nemen van kinderen onder de 12 jaar in fabrieken en werkplaatsen è In praktijk veranderde niet veel, ondernemers in overtreding maar er was nauwelijks controle.
1886 parlementaire enquête naar werking van de kinderwet en de toestanden in de fabrieken in het algemeen. Uit het raport bleek dat: · kinderarbeid nauwelijks afgenomen , · school bezoek nauwelijks toegenomen
Gevolg è 1889 arbeidswet è verbood n8arbeid voor vrouwen en 12- tot 16 jarige en beperkte hun werkdag tot max. 11 uur. En er was controle van de landelijke inspectie. ( kinderarbeid in de landbouw en de huisnijverheid bleef opnieuw buiten schot)
Leerplicht en het schoolverzuim De wet op de leerplicht kwam (met maar 1 stem meer) Die wet verplichte ouders hun kinderen gedurende 6 jaar onafgebroken naar school te laten gaan. De gemeenten moesten toezien op naleving van de wet en overtreders straffen. Schoolverzuim daalde tussen 1860-1900 van 30 naar 90%. Wel verzuimden in de oogsttijd nog veel plattelands kinderen. Maar alleen asociale en de onderste lagen van de arbeidersklasse , hielden hun kinderen thuis.
Belangrijke rollen daling schoolverzuim · mechanisatie · steeds meer ouders zagen het nut van onderwijs in. · Het onderwijs werd beter en steeds meer werkgevers verlangden dat hun personeel kon lezen , schrijven en rekenen. · Voor meisjes speelde mee dat ze vanaf 1878 het vak nuttige handwerken kregen, waarbij ze vaardigheden leerden die ze konden gebruiken in het huishouden · De druk van de overheid en van maatschappelijke groeperingen was groot · Er kwamen steeds meer bijzondere scholen en dat maakte het voor gelovigen ook aantrekkelijker hun kinderen naar school te sturen.
Onderwijs Door de massale toestroom van minvermogenden nam in de 2e helft van de 19e eeuw het schoolbezoek sterk toe. De armenscholen en de steden groeiden als kool. Omdat de schoolwetten van 1857 en vooral 1878 ook nog eens kleine klassen eisten, konden veel scholen de groei nauwelijks aan. Na 1878 --> Nieuwe scholen, kweekscholen, hulponderwijzers.
Door de invoering van nuttige handwerken kregen veel vrouwen een vaste positie in het onderwijs niet alleen als werkjuf maar ze namen steeds vaker lagere klassen voor hun rekening.
Na 1900 verdween grotendeels het analfabetisme. Afkomst werd minder belangrijk , capaciteiten gingen tellen.
Thorbecke bracht in 1863 de wet op middelbaar onderwijs tot stand. --> oprichting HBS (hogere burgerschool ) --> draaide om nuttige vakken.
Vormen van onderwijs Voorheen: Strenge onderwijzers, stilte en discipline. Er werden feiten en rijtjes gestampt . (slaan werd in 1901 wettelijk verboden maar orde en tucht werden op autoritaire wijze gehandhaafd.)
Later: Moraliserende toon in het onderwijs verdween. Modernlesmateriaal --> doel was niet meer kinderen gehoorzaamheid en standbesef bij te brengen maar ze goed te leren lezen. Er kwamen leerleesboekjes die hun lezen op een hoger niveau konden brengen en tegelijk hun kennis van de zaakvakken konden vergroten.
Beste lesmethode --> Aanschouwelijk onderwijs --> gebruik zintuigen. Na 1900 leesplankje van Hoogeveen, letterdoosje, leesboekjes van ot en sien.
REACTIES
1 seconde geleden
F.
F.
Hoi, ik wilde alleen even zeggen dat je samenvatting echt extreem goed is!! Ik heb er echt veel aan gehad. Ik had ook een samenvatting gemaakt, maar twijfel altijd of ik wel alle informatie die echt belangrijk is heb genoteerd. En sommige dingen stonden dus inderdaad in jouw samenvatting en niet in de mijne. Dus onbewust heb je mij geholpen, bedankt!! xxx
18 jaar geleden
Antwoorden