Allard Pierson museum, dionysus sarcofaag

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 784 woorden
  • 29 november 2004
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
55 keer beoordeeld

Grieks verslag over het Allard Pierson museum.

Geschiedenis over de Dionysus sarcofaag. De sarcofaag (doodskist) is aan het eind van de 2de eeuw na Christus waarschijnlijk in Rome gemaakt. De sarcofaag was vroeger van marmer. Er zat veel versiering op de sarcofaag, dus waarschijnlijk was de sarcofaag van een vooraanstaand persoon (dat lag ook aan het voormaat). Ze denken dat de sarcofaag op bestelling is gekocht. Nadat hij eeuwen in de grond heeft gelegen is de sarcofaag in de 15de eeuw opgegraven in Italië. Daarna is de sarcofaag diverse malen nagetekend. Oorspronkelijk stond de kist op de vloer. De leeuwenpoten dateren uit de tijd van de heropstelling van Rome. De deksel is verloren gegaan. In het begin van de 20ste eeuw is de sarcofaag naar Engeland verhuisd, waar hij in de tuin van het Hever kasteel kwam te staan. Door weer en wind is de sarcofaag verder gesleten. In 1983 werd de kist aangekocht door de vereniging van Rembrand, door hen is de sarcofaag aan het Allard Pierson museum geschonken ter gelegenheid van diens vijftig jaren bestaan (in 1984)

Hoe ziet de sarcofaag eruit. De sarcofaag is rondom versierd met een Dionysische voorstelling. De Satyr (mythische wezens, half mens half dier) en de Maenade (de vrouwelijke volgelingen van Dionysus) nemen een belangrijke plaats in. Op de sarcofaag is Dionysus ook aangetroffen. Zoals de god van de wijn symbolisch in de druiven wordt vertrapt en daarna wordt herboren in de nieuwe wijn, zo wordt de mens vertrapt door de dood om herboren te worden in het hiernamaals.

De voorkant (foto A). Op de voorzijde staat Dionysus, de god van de wijn, levenloos en dronken. Hij steunt op de Satir rechts van hem. Er staan dansende Maenaden op de voorkant van de sarcofaag. De leeuwen koppen die ooit ringen in een bek droegen, die er nu niet meer zijn, zijn imitaties van de bronzen handvatten bij een houten kist. Ze denken dat de sculptuur waarschijnlijk beschilder is geweest, maar dat weten ze niet zeker.

De achterkant (foto B). Op de achterkant offert een Maenade een bokkenkop. Ook hier dansen er Maenaden, een hiervan bespeelt een tamboerijn een andere maakt met cimbalen muziek. Opmerkelijk is de figuur met een bellentuig. Er springt een man naar rechts en die houdt een bokje in zijn arm en in zijn rechterhand een slang. Het gaat om een assistent van de priester die voor de goede gang van zaken moest zorgen bij de eredienst van Dionysus. De man wordt: “Hippos” genoemd. Aan het kostuum van de Hippos waren bellen bevestigd, om aan het begin van de eredienst of de verschijning van Dionysus aan te kondigen.

Portretten van de Romeinen in steen. Aanzienlijke Romeinen lieten bij het overlijden van het hoofd van de familie een wasdruk van zijn gezicht maken. De maskers werden in het atrium opgesteld. De Romeinen kende het Klassieke en Hellenistische Griekse portret waarbij individuele kenmerken minder belangrijk zijn. De meeste portretten zijn een onderdeel geweest van standbeelden die veelal in serie werden vervaardigd. Nadat een keizer de troon had bestegen, verspreidde hij kopieën van zijn portret over het gehele rijk. Deze werden als propaganda gebruikt. Ze werden geïdealiseerd weergegeven zodat iedereen een goed beeld van de keizer zou krijgen. De haardracht van de Romeinen is vaak kort en krullend. De neus is vaak afgebroken, waarschijnlijk omdat deze heel kwetsbaar is. Pas vanaf 117 na Christus worden pupillen weergegeven en keizers kregen vaak een baardje.

De beeldenzolder. We hebben bijna geen informatie over de beelden zolder, omdat we nog maar heel weinig tijd hadden en die meneer heel erg snel praten.

Je had drie verschillende periodes: 1. De archaïsche periode: Dat was van de 6de tot de 7de eeuw voor Christus. Alle beelden zien eruit als planken, er zit helemaal geen beweging in. De haren zagen eruit als een pruik en de ogen waren net amandelen. Ook lachen alle beelden en ze zijn allemaal vel van kleur. (zie foto 1.)

2. De klassieke periode: Dat was van de 5de tot de 4de eeuw voor Christus. Er komt al iets meer beweging in de beelden. De beelden hebben niet meer zo’n felle kleur, de ogen lijken niet meer op amandelen en het lijkt niet meer of de beelden pruiken op hebben. Ze vonden in de klassieke periode dat schoonheid en maat bij elkaar hoorden. Als ze bijvoorbeeld een mooi hoofd hadden, was dat ook groter dan de rest. (foto 2.)

3. De hellenistische periode: Dat was van de 3de tot 1ste eeuw voor Christus. De beelden hadden nu goede verhoudingen en er werden nu ook mensen nagemaakt waarmee iets mis was, bijvoorbeeld met een halve arm. De kinderen en oudere mensen mochten nu ook worden afgebeeld. De emoties werden nu ook goed weergegeven. (foto 3.)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.