Mozes doodde een Egyptenaar die een Hebreeuwer mishandelde. Toen de koning dit hoorde moest Mozes vluchten. Mozes vluchtte naar Median. Daar hiep hij een paar vrouwen die een kudde wou laten drinken. Deze vrouwen werden belaagd door een paar herders. Mozes hielp hun en gaf ze water. Hij werd hij hun uitgenodigd om mee te eten. Mozes ontmoette hij Sippora. Ze trouwen met elkaar.
Na een lange tijd stief de koning van Egypte. Voor de slaven veranderde niet veel. In de tijd dat Mozes in Median woonde werd hij herder. Hij liep met de kudde van zijn schoonvader Jethro.
Op een dag liep hij in de buurt van een berg. Daar zag hij dat een boom in brand stond maar dat hij niet veraste. Mozes liep er heen en hoorde plots een stem. Mozes wou dichterbij komen maar de stem riep: Stop. De stem vertelde Mozes dat hij op heilige grond stond en daarom zijn schoenen uit moest. Het was de stem van God. God vertelde Mozes dat hij het Joodse volk moest gaan redden. Hij ging naar Egypte en vertelde aan het volk van Israël wat er moest gaan gebeuren. Hij ging naar de koning en vroeg om de slaven te laten gaan in de naam van god. De koning liet het niet toe. De slaven moesten nog harder werken dan daarvoor. Mozes vroeg aan god waarom hij niks deed. God stuurde Mozes terug en liet hem zeggen dat het Egyptische land veel te verduren zou krijgen als hij de slaven niet vrij liet. De koning weigerde en het land werd getreiterd door 10 plagen:
Eerst wordt het water veranderd in bloed. Dan werd Egypte geteisterd door heel veel kikkers. Toen kwam er een sprinkhanenplaag. Daarna stierf iedere egyptenaar door de pest. Toen werden alle Egyptenaren, hun huizen en land belaagd door hagel. En bij de tiende en laatste plaag komt er in alle Egyptische families groot verdriet vanwege de dood van de oudste zoon van de farao.
Na deze plagen mocht Mozes zijn volk meenemen. God wees hun de weg. Toen de Israëlieten weg waren kreeg hij al spijt en liet hij zijn leger de slaven terug halen. Mozes en zijn volk waren al bij de Rode Zee aangekomen. Ze zagen de Egyptenaren achter hun aan komen. Iedereen raakte in paniek. Alleen Mozes niet. Hij wist wat hij moest doen. Mozes stak zijn staf uit over het water. Het water week uiteen zodat er een droog pad over de bodem van de zee kwam. Toen hun op het land waren en de Egyptenaren over de bodem liepen stak Mozes opnieuw zijn staf uit over het water en het pad verdween. Alle Egyptenaren die daar waren werden bedolven onder het water en verdronken. Vreemd genoeg waren de joden helemaal niet blij, totdat Mozes iets tegen hun zegt, dan barstten ze in een luid gejuich los.
Het eten was op, de joden verhongerden. Dan maakt Mozes brand, om de joden te overtuigen dat ze hem kunnen vertrouwen. Mozes bidde voor eten en ja hoor, de volgende dag kwam er uit de lucht gedwarreld: manna. Ze mogen het alleen voor de dag zelf verzamelen, niet voor de volgende dagne, want dan komt het ook gewoon weer uit de lucht vallen, dus ze hóeven het niet eens te bewaren. Alleen op vrijdag mogen de joden het eten voor twee dagen verzamelen, want zaterdag is de rustdag, de sjabbat.Maar de joden hebben ook vlees nodig, dat komt door middel van uitgeputte vogels die zij lekker konden oppeuzelen.
Dan komen ze bij de berg Sinai, waar Mozes God voor het eerst heeft gesproken. De berg wordt dan ook gezien als het huis van God. Jethro, zijn schoonvader komt daar ook, Mozes put zichzelf uit met het oplossen van de problemen van de joden, Jethro vind dat hij daar maar een paar mensen voor moet gaan zoeken, anders gaat Mozes eraan onderdoor. Hij kiest als eerste Aaron, zijn broer.
Dan mag Israel, het joodse volk, God spreken. Ze moeten wel eerst hun kleren wassen en de mannen en vrouwen mogen 3 nachten niet bij elkaar slapen. De dag is aangebroken: Israel hoort Gods aanwezigheid door middel van wind, veel wind. Mozes geniet maar Israel vind het vooral angstig. Maar dan horen sommige joden God ook en ze noemen met z\'n allen de 10 geboden op en \'the Lord has spoken\'.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
waarom is het werkstuk maar voor de helft?
12 jaar geleden
Antwoorden