Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Vliegen vangen door Simon Carmiggelt

Beoordeling 10
Foto van een scholier
Boekcover Vliegen vangen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 1651 woorden
  • 9 januari 2013
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

Boekcover Vliegen vangen
Shadow
Vliegen vangen door Simon Carmiggelt
Shadow

Gegevens van het boek

Auteur: Simon Carmiggelt (1913 – 1987)

Titel: Vliegen vangen

Voor het eerst gepubliceerd in: 1955

Omslagillustratie: Charles Boost

Uitgever: ABC-Boeken, Amsterdam, 1965, 10e druk, ABC Pocket 184

Aantal pagina’s: 148

Genre: korte verhalen (“kronkels”)

 

Samenvatting van het boek

In “Een huis vol” treft Carmiggelt ’s-ochtends na het ontwaken een grote groep Noren in zijn huis aan. Hij raakt hierdoor enigszins van slag, vooral ook omdat ze geen van allen iets anders dan Noors spreken. Gelukkig treft hij op een gegeven moment zijn vrouw buiten aan die het raadsel oplost. De Noren bivakkeerden buiten voor de deur en zijn vrouw nodigde hen toen maar uit om even binnen bij te komen.

 

In “Het hogere” komt Carmiggelt tot de conclusie, dat hij vlak voor het slapen gaan vaak tot heldere inzichten komt. Hij heeft dan meestal echter geen zin meer om zijn bed weer uit te gaan om zijn gedachten op te schrijven. Op een keer laat hij zich echter door een inwendig stemmetje overhalen. De volgende morgen leest hij wat hij opgeschreven heeft (“Eekhoorntje op lange weg”). Helaas ontgaat de diepere gedachte daarachter hem dan volledig.

 

In “Groen” lift Carmiggelt mee met een vriendin die niet zo goed kan autorijden. Carmiggelt beleeft enkele angstige momenten in de auto wanneer bijvoorbeeld fietsers gesneden worden. Ook heeft de vriendin de neiging voor groen licht te blijven stilstaan, iets dat aan het einde van het verhaaltje een agent op de fiets de onsterfelijke opmerking ontlokt: “Zeg dame, nóg groener hebben we niet”.

 

In “Hanen” krijgt een vriend van Carmiggelt zes jonge kuikens die opgroeien tot grote hanen. Omdat de vriend een vrouw en kinderen heeft en ook niet zo groot behuisd is, worden er op een gegeven moment twee geslacht en in de maaltijd verwerkt. De vraag is hoe de kinderen hierop zullen reageren. Het jongste kind blijkt hiermee nog het meest pragmatisch om te gaan. Aan het eind van de maaltijd bedankt hij de lieve haantjes voor de heerlijke maaltijd…

 

In “Gevoel” wordt een man gebeld door een net weduwe geworden vriendin. De man probeert meelevend te zijn, hoewel hij daar eigenlijk niet zo heel veel zin in heeft. Aan het einde van het gesprek gaat de man echter de fout in. Hij is moe geworden en sluit af met de groet “En doe de groeten aan je man”.

 

In “Zorgen” lift Carmiggelt mee met zijn overbuurman. De man klaagt vervolgens over de belastingen en de overheidsbemoeienis. Als hij een bekeuring krijgt, gaat hij met de agent in discussie. Hij zegt, dat hij zorgen heeft en dat hij daarom per ongeluk door rood gereden is. De agent antwoordt, dat hij ook zorgen heeft. Zijn vrouw is er van door gegaan. Uiteindelijk lukt het de overbuurman niet van zijn bekeuring af te komen.

    

In “Weerzien” loopt een Kamerlid na het geven van een lezing in een kleine stad naar de bus. Dan herkent hij een huis. Daar heeft hij in de oorlog namelijk ondergedoken gezeten. Hij belt aan en ontmoet de oude bewoonster. Zij herkent hem onmiddellijk. Ze praten vervolgens bij.

 

In “Italianissimo” verblijven Carmiggelt en zijn vrouw in Italië. Hun hotel is eenvoudig en ligt direct aan het spoor. Ze genieten van de zee en het zangerige Italiaans. Ze bezoeken een kermisvoorstelling en raken vertederd door een klein jongetje, Jego geheten, dat iedereen weet te charmeren, maar ook vervelend kan zijn als hem dat zo uitkomt.

 

In “Eerste prijs” gaat Carmiggelt op bezoek bij een mijnwerkersvrouw in Heerlen. Zij heeft namelijk de eerste prijs gewonnen bij een roomboterprijsvraag. De vrouw en haar echtgenoot zijn er beduusd van. De man denkt er nu aan om te stoppen met het werken in de mijn. Hij is al wat op leeftijd en werkt alleen nog maar voor het eventuele weduwepensioen van zijn vrouw.

 

In “Klap” vertelt een goede vriendin van Carmiggelt hem, dat haar iets ergs overkomen is. Zij zelf is altijd een vrijgevochten vrouw geweest. Trouwen deed zij op een koopje. Niks geen receptie. Haar kleren waren altijd vormeloos. En nu gaat haar dochter zich verloven en wil ze dat op de klassieke wijze doen met een ring en kaartjes versturen. Dat is voor de vriendin wel even een klap. Vooral ook omdat haar dochter wél een receptie wil.

 

In “Het bankwezen” gaat Carmiggelt een cheque innen bij een bank. Hij wordt van loket zus naar loket zo gestuurd en vraagt zich af wat al die mensen nou eigenlijk aan het doen zijn in die bank. Uiteindelijk kan hij zijn geld incasseren. De loketbediende herkent Carmiggelt als schrijver en praat daarover wat met hem. Carmiggelt is echter blij als hij kan vertrekken. Hij zal het bankwezen nooit begrijpen.

 

In “Kleine romance” spreekt een onbekende jongeman een meisje aan die net uit de bioscoop komt. De man is eenzaam en wil graag contact. Daartoe is hij - zonder succes - een paar meisjes gevolgd. Hij hoopt nu beet te hebben. Hij trakteert het meisje op een kopje thee, hoewel ze eigenlijk niet mee wil naar het café. Als ze weer buiten komen, constateert het meisje, dat haar fiets gestolen is. Ze baalt daar behoorlijk van. De man geeft haar een tientje en verdwijnt dan.

 

In “Oranje boven” denkt Carmiggelt terug aan zijn kindertijd. Bij hem thuis werd Koninginnedag om principiële redenen niet gevierd. Carmiggelt mocht dan van zijn vader ook niet naar buiten en moest maar binnen spelen. Dat begon Carmiggelt natuurlijk al gauw de keel uit te hangen. Van zijn moeder mocht hij ’s-middags toch stiekem naar buiten gaan. Zo kon Carmiggelt alsnog aan de feestelijkheden deelnemen.

 

In “Laat” krijgt Carmiggelt een discussie met zijn vrouw over een onderstreping in een boek. Het boek is van zijn vrouw en zij herinnert zich, dat ze het boek vroeger van een zeer verlegen klasgenoot gekregen heeft. Als Carmiggelt de onderstreping voorleest, beseffen ze, dat die jongen vroeger dus verliefd was op de vrouw van Carmiggelt.

 

In “De vaklui” heeft Carmiggelt een nieuwe woning gekregen. Het is een oud pand in Amsterdam. Omdat daar het nodige aan gerenoveerd moet worden, krijgt Carmiggelt te maken met allerlei vaklieden. Zij spreken allemaal hun eigen vaktaal en Carmiggelt heeft daar moeite mee, omdat hij zelf niet technisch aangelegd is. Hij snapt dus niet veel van wat ze zeggen. Zo heeft een van de vaklieden het over “het groeien van poes in het benedenprivaat”. Uiteindelijk blijkt dat te betekenen, dat er een pluizige klimplant op de muur van het toilet groeit.

 

Beoordeling van het boek

Carmiggelt was een bekende Nederlandse journalist en schrijver van met name korte stukjes in de krant. Zo schreef hij jarenlang onder het pseudoniem Kronkel zijn bekende “kronkels” - want zo werden deze stukjes in de krant in de volksmond al gauw genoemd - in Het Parool. Carmiggelt werd geboren in Den Haag, waar hij ook opgroeide. Zijn ouders waren kleine middenstanders en sterk socialistisch georiënteerd. Dit is bijvoorbeeld ook duidelijk te lezen in het in deze bundel opgenomen verhaal “Oranje boven”. In de Tweede Wereldoorlog was Carmiggelt actief in het verzet. Na de oorlog ging hij bij Het Parool werken. In totaal schreef Carmiggelt tot aan zijn dood ongeveer tienduizend “kronkels”.

 

Carmiggelt was een scherp waarnemer. Hij doorzag mensen al gauw en kende hun zwakheden. Van deze waarnemingen wist hij altijd een mooi verhaaltje te maken. Hij deed zijn inspiratie overal op. Of hij nu door de stad liep of thuis op de bank zat, altijd was er wel iets waar Carmiggelt wat mee kon doen. Hij kon van een gedeelte van een conversatie op straat bijvoorbeeld een prachtig verhaal maken. Ook autobiografische elementen ontbreken in zijn stukjes niet. Mede daardoor is zijn humor en oordeel waarschijnlijk ook zo mild.

 

In deze bundel zijn tweeëndertig “kronkels” opgenomen. Uiteraard heb ik hiervan slechts een selectie samengevat die mij op de een of andere manier aansprak. Het aardige van deze stukjes is, dat ze allemaal uit het leven gegrepen zijn. Ze zijn allemaal heel herkenbaar, omdat ze alledaagse situaties schetsen die iedereen wel een keer meemaakt. Het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat deze stukjes in hun tijd erg populair waren. Het zijn lichte stukjes met weinig pretenties, maar hier en daar zit er zeker een diepere en rake ondertoon in die je even aan het denken zet. Het zijn dus zeker geen “domme” stukjes.

 

Ik heb erg van deze stukjes genoten. Ze zijn vlot geschreven en lezen erg gemakkelijk. Hier en daar zijn ze erg geestig en meestal krijg je er wel een glimlach van om je lippen. Bij het verhaal “Groen” (het derde verhaal in deze bundel) moest ik zelfs aan de grote Brits-Amerikaanse schrijver van humoristische verhalen P.G. Wodehouse (1881 – 1975) denken. Wodehouse is een fenomeen op dit vlak en wordt hier terecht om geroemd. Ik vond het genoemde stukje erg Wodehousiaans. Vooral daar waar Carmiggelt het heeft over het snijden door de vriendin van een fietser die haar vervolgens nakeek met een blik die honden ook hebben als ze de winkel van een slager in kijken. Dat is een vreselijk geestige opmerking die Wodehouse ook gemaakt zou kunnen hebben.

 

De omslagtekening op dit boekje is van de hand van de tekenaar Charles Boost (1907 – 1990). Hij was een veelzijdig kunstenaar, want naast tekenen was hij ook auteur, filmrecensent en ontwerper van boekbanden. Zijn carrière startte hij overigens als tekenleraar. Zijn jongere broer - Wim Boost (1918 – 2005) - was eveneens tekenaar en illustrator.

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.