Complete titelbeschrijving van de gelezen teksteditie: Klucht van de Koe; tekst en vertaling / G.A. Bredero ; [bewerkt en vertaald door H. Adema]. – Leeuwarden : Taal en Teken, Copyright 1986. – 63 pagina’s ; 21 centimeter. – (Vertaalde tekstuitgaven ; 1) Met literaire opgaven. ISBN 90-6620-026-X
Toneeltekst uit 1612
Samenvatting van het verhaal: Een slimme dief overnacht op weg naar Amsterdam bij een boer. De boer vertelt zijn gast uitvoerig over zijn zaken en biedt aan de dief aan hem de volgende dag naar Amsterdam te vergezellen. De verhalen van de boer hebben de dief op een idee gebracht. Hij steelt ‘s nachts de koe van de boer en gaat ermee op weg naar Amsterdam. Hij bindt het dier na een tijdje aan een hooiberg en gaat terug naar zijn bed. De boer heeft niets gemerkt. De volgende dag geen de boer en de dief op weg naar Amsterdam. De dief haalt onderweg de koe op en maakt de boer wijs dat hij hem als aanbetaling op een oude schuld heeft ontvangen. Hij krijgt de boer zelfs zover dat deze ermee instemt de koe voor hem op de markt te verkopen. Ze spreken af elkaar in de herberg in Amsterdam weer te ontmoeten. In de herberg wacht de dief in gezelschap van de waardin Giertje en een optrekker op de boer, hij vermaakt zich daar goed met dit duo. Als de boer na enige tijd in de herberg komt en de dief de opbrengst van de verkochte koe brengt biedt de dief de drie personen een maaltijd aan. Om het eten te halen leent hij e schotels van Giertje en een jas ven de optrekker. De dief vertrekt en komt niet meer terug. Wanneer de zoon ven de boer komt melden dat de koe weg is merken de drie het bedrog op. De dief heeft handig gebruik gemaakt van de goedgelovige van het drietal.
Plaats de tekst in (cultuur)historische context en doe dit aan de hand van de volgende begrippen: Over het verhaal in het algemeen: Het is een klucht, dus bedoeld voor de wat ‘simpelere’ mens. Het taalgebruik lijkt op spreektaal en is niet ingewikkeld. Politieke achtergronden spelen een niet erg grote rol in dit verhaal. Het gaat vooral over diefstal, oplichting en goedgelovigheid. Politieke motieven hebben daar niet zo veel mee te maken. Niet van toepassing op het verhaal zijn Hervorming, Komedie, Tragedie, Sonnet, Emblematiek, Analogiedenken, Kinderliteratuur, Opvoedkundig zedenroman, Spectoriaal tijdschrift, Sentimentalisme.
Wel van toepassing op het verhaal zijn de hieronder toegelichte begrippen • Humanisme: Door het humanisme kwamen menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan (14e, 15e eeuw). Dit komt terug aan het einde van het verhaal, de boer en de optrekker geven toe dat ze stom zijn geweest en de dief slim. Ze hebben hun lesje geleerd en ondergaan de consequenties van hun fouten. Eigenlijk kunnen ze de streken van de dief zelfs nog wel waarderen door de slimheid en doortraptheid ervan.
“...Wel, wie hoorde ooit dat ergens zo’n slimmigheid werd bedreven? Hij heeft het niet gestolen, we hebben het hem alle drie gegeven... ...Maar ja, boontje komt om zijn loontje, zo is ’t nu eenmaal altijd...” (Bladzijde 63)
• Stedelijke gedragscode: In de tekst komen beschrijvingen naar voren van gedrag dat ongewenst is. In de streek wonen vooral boeren en zij gedragen zich ook boers en onbeschoft, dit komt in de hele tekst naar voren en geeft een zeer negatief beeld. De stedelijke bevolking moest afschuw krijgen van dit gedrag en zich hiervan afzetten. Ook worden er voorbeelden gegeven van mensen die zich volgens de hoofdpersonages’ normen verkeerd gedragen. Een voorbeeld hiervan staat op bladzijde 35, de gauwdief vertelt over een bepaald soort mensen uit Amsterdam en beschrijft een (ongewenste) karaktereigenschap van hen:
“…Daar lopen een hele hoop van die oude schrapers rond. Want, die mensen trouwen niet, dus blijven ze nog lang gezond. O man, ze zijn zo met zichzelf ingenomen, ’t is ongehoord, En een aantal van hen is bovendien behoorlijk gestoord…”
• Renaissance: Het verhaal vindt plaats in de Renaissance. In de Renaissance stond de herleving van de klassieke cultuur centraal. Op bladzijde 17 van het boek wordt door de gauwdief verwezen naar een of andere wet uit het oude Griekenland waar hij weleens van gehoord had. • Rederijkers: De enige verbanden tussen de tekst en de rederijkers zijn, dat de gauwdief vertelt dat hij een keer een rederijkerskamer heeft bestolen en het verhaal is in traditionele rederijkersversregels-stijl geschreven (ongelijkheid in lengte van regels, dubbelrijm en middenrijm). • Tachtig Jarige Oorlog: Er wordt in een passage een keer gezegd dat de zaken van de boer niet meer zo goed gaan sinds het Twaaljarige bestand, omdat er nu geen voorname mensen meer langs komen, maar meer ambachts- en sjouwerslui. Voorheen, toen het nog oorlog was, kwamen er misschien nog wel eens legerofficieren langs. • Lering en vermaak-utile et dulci: Dit verhaal bevat lering en vermaak, men moet inzien dat het laten leiden door primaire levensdriften als vreten, vrijen en zuipen verkeerd zijn; boers gedrag. Ook moet men leren dat hebberigheid een verkeerde eigenschap is en dat je op moet passen met wie je vertrouwt. Je zou ook nog toe kunnen voegen dat de wijze les is dat je op je intuitie moet vertrouwen. De boer geeft immers in het verhaal al aan dat hij denkt dat hij zijn eigen koe aan het verkopen is maar hij schenkt geen aandacht aan deze gedachte. • Petrarkisme: Van deze term is zeker geen sprake in het verhaal. Het pertrarkisme gaat uit van een platonische liefdesopvatting: de geestelijke, zuivere liefde zegeviert over de puur lichamelijke en zinnelijke liefde. Het verhaal is verweven met seksistische opmerkingen als: “…Kom, Giertje, laat ons een half uurtje uit de kleren gaan…” (bladzijde 49). • Stedelijke functie van toneel: De stedelijke bevolking kwam naar toneelspel kijken ter vermaak en om er iets van te leren. • Etnisch-didactisch doel: Dit toneel had een duidelijk doel: de lezer leren dat uiterlijke schijn bedriegt (zie ook Lering en vermaak-utile et dulci) • Klucht: “De klucht van de koe” van Bredero is een van de bekendste kluchten. Een klucht was veel korter dan een blijspel en toonde grappige situaties waarbij de auteur zijn personages (vaak afkomstig uit de laagste sociale mileus of zelfkant van de samenleving: boeren, dieven, hoerenlopers enzovoort) liet leiden door primaire levensdriften als eten, vrijen en zuipen. • Rationalisme, emperisme, verlichting, imaginair reisverhaal: Al deze begrippen hebben met elkaar te maken. In de Verlichting wilden verlichtingsfilosofen kennis verschaffen, voorlichting geven, mondig maken en vooroordelen die de mens onmondig hield bestrijden. De mens moest zichzelf ontwikkelen, wijzer en beter worden. Om de mensen te bereiken maakten de filosofen graag gebruik van aantrekkelijke vormen van literatuur om hun ideeen te uiten. Romans, essays of imaginaire reisverhalen zijn vormen van literatuur die veelal aangewend werden. Dit alles kwam ongeveer in de 18e eeuw tot stand. En alhoewel er door de personages in het verhaal iets geleerd wordt en ze tot zelfontplooiing kwamen zijn deze begrippen dus toch door het verschil in tijd niet van toepassing op het verhaal.
Voor welk publiek was deze tekst (toneelspel) bedoeld? Wat wilde de schrijver ermee bereiken? G.A. Bredero was een dichter/toneelschrijver die vooral voor burgerlijk publiek schreef. Hij schreef vooral met de bedoeling de mensen een morele spiegel voor te houden. Mensen moesten zich fatsoenlijk gedragen en een gematigd leven leiden, dus geen boers gedrag vertonen. Om mensen te laten zien wat ongewenst gedrag was, werden er vaak kluchten vertoont. Zo wilde men bereiken dat de stedelijke bevolking een juiste morele instelling kreeg en zich correct ging gedragen. De personages uit “De klucht van de koe” geven zich allen over aan lust, drank, heb- en vreetzucht en dat wordt bestraft. Hieruit moesten de toeschouwers een lering trekken.
REACTIES
1 seconde geleden