Tijd en decor
Er zijn twee milieus waarin de roman speelt. Het Nederland van de jaren waarin Henry is geëmigreerd. Het verhaal speelt dan voornamelijk in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Anna keert daarna terug naar Suriname om de geschiedenis van haar vader en grootvader op te tekenen. Het verschil zit hem natuurlijk ook in de cultuur die ze naspeurt. De omstandigheden in het Suriname van haar grootvader, o.a. de manier waarop hij met de moeder van zijn kind omgaat, de “buitenvrouwen”cultuur , het zijn allemaal andere manieren van leven dan in Nederland. Maar wanneer de vader van Anna na zijn pensioen naar Suriname terugkeert, merkt hij dat hij daar ook niet meer thuishoort. De tragiek is dan compleet. In 2002 overlijdt de vader van Tessa Leuwsha die model heeft gestaan voor de figuur van Henry Charmes.
Thematiek
De thematiek van de roman is ten eerste de cultuurverschillen tussen Nederland en Suriname en de aanpassingsproblemen die Surinamers ervoeren, toen ze op goed geluk naar Nederland kwamen om hun geluk te zoeken. Ze kwamen in een land dat niet zo vriendelijk was, maar het ontbrak hun aan het geld om terug te keren naar het moederland. De ellendige omstandigheden (door de slaven verwoord in hun bluesliederen) monden in Nederland uit in de vlucht in drugs (wiet en hasj) drank, liefde en jazzmuziek. Door de soms onverklaarbare handelwijze (onverwachte woede-uitbarstingen) van Henry Charmes wordt de roman ook een soort vader-dochterroman. Anna probeert de culturele achtergrond van haar vader te begrijpen door na zijn dood in zijn geboorteland te achterhalen hoe zijn “roots”zijn.
Mijn vader kwam begin jaren zestig met de boot naar Nederland. Die boot had hem thuisgebracht – ‘zo voelde dat’, zei hij. Als Anna na Henry\'s dood in Paramaribo naspeuringen doet naar de jeugd van haar vader, ontdekt ze dat hij van jongs af aan voor de reis heeft gespaard. ‘Geld brengt hem dichter bij Holland. Holland is het paradijs.’ De werkelijkheid valt tegen. Hoewel Henry, die zijn naam laat veranderen in Henk, zich redelijk aanpast, een blonde Hollandse vrouw trouwt en tot aan zijn vervroegde pensioen werkt bij de Stadsdrukkerij zal hij nooit helemaal en misschien zelfs wel helemaal níet aarden in het kille Nederland. ‘De kou speelde ook mijn vader parten. Zowel buiten als binnen. Buitenkou kon je zien. Die kringelde uit monden of bloemde op ramen. Maar binnenkou was onzichtbaar. Die lag vastgevroren in hoofden en harten, riep “stop” bij drempels en gooide deuren voor je dicht’.
Het tragische element voor de vader is natuurlijk wel dat hij na zijn pensioen van zijn werkgever een reis krijgt aangeboden om terug te keren naar zijn geboorteland, maar hij aardt niet meer in Suriname. Gedesillusioneerd keert hij terug om korte tijd daarna kanker te krijgen en te overlijden.
Een tweede thema in de roman is daarom de desillusie: mensen koesteren wensen die echter helemaal niet uitkomen. De droom naar Holland te gaan, wordt een desillusie. De wens om terug te keren naar Suriname wordt een even grote desillusie. Het is het lot van mensen die tussen twee culturen wonen.
Andere motieven in de roman zijn: discriminatie, vader-dochterverhouding, liefde (zie het motto), seksualiteit, (Henry’s vader in Suriname) de buitenvrouw (relatie buiten het huwelijk; in Suriname die vrij gewoon is) aanranding, ernstige ziekte, kanker, muziek, drugs- en alcoholgebruik. De laatste drie elementen zijn alle vormen van escapisme uit de grauwe ellende van de dagelijkse werkelijkheid.
Een verhaalmotief in engere zin is het voortdurend gehanteerde stijlmiddel van de antithese licht-donker door de gehele roman heen. Steeds wordt wit tegenover zwart gezet: bijv. de neger Henry die wit geworden is, de confrontatie van de zwarte neger met de blanke vrouw Van der Kolk, de film Orfoe Negro etc.
Samenvatting van de inhoud
De volgorde van de hoofdstukken speelt afwisselend in Nederland en Suriname af. De samenvatting wordt in twee delen uitgewerkt. Dus niet in de volgorde van de hoofdstukken.
De Surinaamse periode (de voorgeschiedenis)
Anna vertelt tijdens haar reis in Suriname over de voorgeschiedenis van de vader van Henry. Ze verneemt de feiten min of meer van Alfred Breedveld. Prince, zoals de vader heet, heeft een kind gemaakt bij moeder Heline. Maar na het maken van het kind verdwijnt hij weer om een seksuele relatie aan te gaan met een grote bosnegerin, die hem van zijn fysieke verlangens kan afhelpen. Toch gaat ook dat vervelen en regelmatig keert hij terug naar de hut van de moeder van Henry. Die bepaalt in dat geval heel economisch de prijs van een lichamelijk samenzijn voor Prince.
De jonge Henry zelf negeert zijn vader volkomen, tot aan het arrogante toe. Prince gaat werken als tuinman bij een Nederlander Van der Kolk. Diens mooie, blonde vrouw Jeanne voelt zich fysiek aangetrokken tot de mooie neger en de seksuele spanning is tussen hen af te lezen. Natuurlijk komt het op een gegeven moment tot een soort aanranding. Henry ziet hoe de vrouw van Jeanne de neger uitdaagt: die kan zich niet langer beheersen en randt haar aan. Vanuit een mangoboom ziet Henry alles gebeuren. Hij is dan ook later de spilgetuige in de aanklacht die Jeanne tegen de neger indient. Prince wordt in voorarrest gehouden en terwijl Henry zijn vader verraadt, heeft Prince een moeilijke tijd in de gevangenis. Mijnheer Van der Kolk heeft echter in de gaten gehad dat zijn vrouw uitdagend is geweest en trekt de aanklacht weer in. Het echtpaar vertrekt weer naar Holland (Zierikzee) en Henry reist met hen mee. In feite is zijn aankomst in Nederland het begin van de roman.
De Amsterdamse periode
Henry Charmes is een zwarte Surinamer met een Nederlandse vrouw. Hij is naar Nederland gekomen (een grote droomwens van hem), maar voelt er zich niet lekker. “Hij leek op de ficus in zijn pot met aarde in een hoek van de bedrijfskantine: ontheemd en verwaarloosd, de tropische blaadjes verdord en geknakt.” (p.34)
Ook in zijn werk voelde hij zich niet goed: “Zijn verende tred werd in de gangen van de drukkerij zwaarvoetig sloffen. De witte manieren die hij zich had eigengemaakt, voelden aan als een slecht zittende jas.” (p.34) Zijn dochter, Anna Charmes, beschrijft haar papa terwijl hij voor zijn muziektoren zit. “Oude langspeelplaten leunen rijen dik tegen de muur. Zijn hand streelt de ruggen van de hoezen, zijn vingers wandelen over de platen totdat ze beet hebben. Hij bestudeert de hoes: Charlie Parker at Storyville. Met een brillendoekje poetst hij de zwarte schijf op en blaast een stofje weg.” (p.166)
De Amsterdamse periode
Henry Charmes is een zwarte Surinamer met een Nederlandse vrouw. Hij is naar Nederland gekomen (een grote droomwens van hem), maar voelt er zich niet lekker. “Hij leek op de ficus in zijn pot met aarde in een hoek van de bedrijfskantine: ontheemd en verwaarloosd, de tropische blaadjes verdord en geknakt.” (p.34)
Ook in zijn werk voelde hij zich niet goed: “Zijn verende tred werd in de gangen van de drukkerij zwaarvoetig sloffen. De witte manieren die hij zich had eigengemaakt, voelden aan als een slecht zittende jas.” (p.34) Zijn dochter, Anna Charmes, beschrijft haar papa terwijl hij voor zijn muziektoren zit. “Oude langspeelplaten leunen rijen dik tegen de muur. Zijn hand streelt de ruggen van de hoezen, zijn vingers wandelen over de platen totdat ze beet hebben. Hij bestudeert de hoes: Charlie Parker at Storyville. Met een brillendoekje poetst hij de zwarte schijf op en blaast een stofje weg.” (p.166)
Afwisselend gaan de hoofdstukken over Henry Charmes in Nederland, de problemen die hij heeft met de assimilatie, hoewel hij een Nederlandse vrouw heeft getrouwd en ogenschijnlijk ingeburgerd is. Anna beschrijft de perikelen die ze thuis meemaakt: het verzwijgen van de brandplek in de kurken wand die de vader met zoveel moeite heeft aangebracht, het verplicht moeten kijken naar de bokswedstrijd tussen Mohammed Ali en Joe Frazier (midden in de nacht). De droevige, melancholische buien van vader worden steevast verdronken in weed en drank en af en toe een bezoek van hem aan de prostituees. Ook is er het bezoek van de imposante moeder van Henry aan Nederland die zo’n groot stempel op het dagelijks leven in de familie drukt en haar eigen gangetje gaat. Zo wil de familie naar de bekende film Orfoe Negro ( De zwarte Orpheus) op televisie kijken, maar Henry wil graag naar een live voetbalwedstrijd kijken. Moeder Heline dwingt vader Henry op een bepaald moment de televisie op de film te zetten, wanneer hij wil overschakelen naar de voetbalwedstrijd waarbij net een doelpunt wordt gescoord. Gedwee geeft hij toe, neemt zijn hasj-trommeltje en verdwijnt naar boven. Ook vertelt ze over de schaamtegevoelens die zij en haar broertje hebben in de overwegend witte wijk waar ze wonen.
Het zijn allemaal flarden van herinneringen aan het leven van de vader in Nederland. In het begin wordt verteld dat Henry zijn vrouw Jolanda heeft versierd in het café waar ze als barjuffrouw werkte en hij met zijn biljartspel indruk op haar maakte. Hij werd later in de Jordaan ook geaccepteerd vanwege zijn voetbalcapaciteiten: hij was één van de eerste voetballende negers in Nederland. De moeder van Henry wordt later in een bejaardentehuis in Brede opgenomen, waar ze niet lang daarna sterft. Tijdens de begrafenis zijn er allerlei Surinaamse rituelen die de moeder van Anna, Jolanda, maar flauwekul vindt. Zo willen ze bijvoorbeeld de geest van haar niet begraven, wat tot een extra rondje om het kerkhof leidt.
Na zijn pensioen krijgt Henry een reis aangeboden om terug naar Suriname te gaan, maar als hij in zijn geboorteland is, valt alles hem vies tegen. In letterlijke zin ook, want hij vindt alles maar vies. Tegenover zijn jeugdvriend Alfred Beekveld schept hij op over zijn rijkdom in Nederland. Alfred is een armzalige badmeester in een toeristenhotel. Na terugkomst in Nederland krijgt Henry keelkanker. De familie wordt in het ziekenhuis bij de dokter geroepen en die vertelt hun het slechte nieuws. Henry zal spoedig sterven. Dat gebeurt inderdaad, maar hij is dan al weer thuis. Eén van zijn laatste daden is het eten van een mango, maar hij verbetert Jolanda door juist de Surinaamse naam van de vrucht te noemen. Vlak ervoor heeft hij haar gecorrigeerd als ze hem Henk noemt. Hij heet Henry. Met deze laatste twee feiten blijft hij wijzen op zijn Surinaamse afkomst.
Anna gaat naar Suriname na de dood van haar vader om de as van zijn lichaam in zijn geboorteland te verstrooien. Met de oude vriend van haar vader, Alfred Breedveld, gaat ze zijn as verstrooien. Hoewel ze de wind in de rug hebben, kreeg ze wat resten van de as in haar gezicht. Een laatste brasa (omhelzing). Het geeft ook symbolisch aan dat de dochter na de dood van haar vader toch aan hem verbonden zal blijven. De as waait terug naar haar lichaam, als een laatste kus. (Dat is tevens de slotzin van de roman)
Recensies
“De Parbo-blues is geen roman vóór of tegen immigratie, geen verhaal ook waarin compassie wordt gevraagd met zielige nieuwkomers en hun nazaten en geen anti-Nederlands of pro-Surinaams boek. Tessa Leuwsha laat in een trefzekere, nuchtere stijl zien hoe het is om je een vreemdeling te voelen en niet terug te kunnen naar waar je vandaan komt. Maar bovenal is het debuut van deze nieuwe Surinaams-Nederlandse schrijfster een monument voor een ontheemde, onhandelbare, niet al te geslaagde vader. Het is knap om daar zoveel begrip en liefde in te leggen.” Dit is de essentie van de bespreking van de recensie onder de titel “Pappa is geen Hollander” Elsbeth Etty in de NRC van 24 juni 2005.
In een interview met Bas de Hond in Trouw van 18 mei 2005 onder de titel “Je kon niet terug” legt Tessa Leuwsha uit hoe de situatie met haar vader in relatie met Nederland en Suriname was. Ze geeft toe dat Henry een literaire afsplitsing van haar vader is en hoe moeilijk de tijd was die hij in Nederland heeft doorgebracht. Vanwege de omstandigheden in Suriname kon je niet terug. Zelf is ze wel teruggegaan en ze woont nu met haar gezin in Paramaribo. Zij voelt zich wel thuis in Suriname.
Over de schrijver
Tessa Leuwsha werd geboren 1-11-1967 in Amsterdam. In 1996 emigreerde zij naar Suriname, het geboorteland van haar vader. Van 1996 tot 1998 werkte ze aan het opzetten van het tourbedrijf Wild Coast Expeditions (nu: Access Travel Suriname) en als reisgids voor uitstapjes naar het binnenland van Suriname. Sinds 1999 is zij werkzaam bij de Nederlandse Ambassade te Paramaribo, momenteel in de functie van gedetineerdenbegeleider. Zij is de schrijfster van het “Reishandboek Suriname” en een wekelijkse column in de Weekkrant Suriname. Recentelijk ontving zij de aanmoedigingsprijs van de Kwakoe literatuurprijs 2002.
Tessa Leuwsha woont samen in Paramaribo en heeft twee kinderen. “De Parbo-blues” is haar debuutroman.
REACTIES
1 seconde geleden