Tim Krabbé – De Renner
Druk: juni 1978
Aantal bladzijden: 130
Jaar van uitgave: 1978
Korte inhoud: Het boek beschrijft een wielerwedstrijd voor amateurs waaraan de ik-figuur (Tim Krabbe) heeft deelgenomen, de Ronde van de Mont Aigoaul. Dit is een zware wedstrijd over 137 kilometer, met vier cols. Onderweg zal de Mont Aigoaul beklommen worden, de hoogste berg van de Cevennen, 1567 meter. Naast het verslag van deze wedstrijd vertelt de ‘ik’ over zijn sportcarrière en over wielrennen in het algemeen. Ik zal mij hier beperken tot een samenvatting van het koersverloop van de wedstrijd, en de persoon van de ik-figuur verder beschrijven bij personages. Meyrueis, Lozere, 26 juni 1977. Krabbe bereidt zich voor op de wedstrijd. Hij bekijkt de andere renners, stelt het eten voor onderweg samen en verkent de finish. Zijn verzorger is Stephan, wedstrijdleider is Roux. Direct na de start ontsnapt Despuech uit het peloton. De ‘ik’ weet dat dit een domme en kansloze poging is, maar zonder dat hij goed beseft wat er gebeurt, is hij opeens zelf gedemarreerd en denkt even dat het hem zal lukken om weg te blijven. Uiteraard wordt hij in korte tijd achterhaald. Na 25 kilometer is er een kopgroep van zeven man: Despuech, Sauveplane, Boutonnet, Sanchez, Tiessonniere, een renner van Cycles Goff en een renner met een molteni-trui. Krabbe rijdt in het peloton. Dan begint de klim naar de Causse Mejean, de hoogvlakte. Samen met een paar andere renners verlaat Krabbe het peloton en komt hij steeds dichter bij de kopgroep. Na 61 kilometer begint de afdaling op weg naar de eerste doorkomst in Meyrueis. Krabbe moet hier terrein prijsgeven, het dalen is niet zijn sterkste punt. Hij mist soepelheid en is alleen maar bang in het ravijn terecht te komen. Na de afdaling komt Krabbe weer terug. Als er 72 kilometer zijn afgelegd, rijdt de renner van Cycles Goff alleen op kop. Daarachter volgen Krabbe, Kleber, Lebusque, Reilhan, Barthelemy en Tiessonniere. Het peloton is kansloos. Krabbe ergert zich aan Barthelemy, die geen kopwerk wil doen. Hij laat een gat vallen, blijft met Barthelemy achter, demarreert dan, rijdt langs de achtervolgers en haalt in een keer de renner van Cycles Goff in. Na twee uur en 29 minuten koers is zijn voorwiel het eerste in de Ronde van Mont Aigoaul. Hij heeft echter geen zin om Barthelemy naar de finish te brengen en laat zich terug zakken. In de afdaling naar Treves gaat iedereen Krabbe weer voorbij. Teissonniere valt. Dan komen de grote beklimmingen: eerst 15 kilometer naar Camprieu, dan naar de top van de Mont Aigoaul. Het begint nu ook nog te regenen, en Krabbe ziet even de betrekkelijkheid van het hele wielergebeuren in. Kleber en Krabbe komen als eerste aan in Camprieu. Later voegt Reilhan zich bij hen. Na 111 kilometer besluit Krabbe te demarreren. Hij geeft alles en komt inderdaad weg, maar hoort even later de hijgende Kleber toch weer achter zich en ook Reilhan komt weer bij. Na 118 kilometer demarreert Kleber. Reilhan wil hem niet terughalen, en Krabbe heeft geen zin om Reilhan ‘in een zetel’ naar de finish te brengen, zodat Kleber voor blijft: ‘het thema van de dubbele zelfvernietiging’. Dan krijgt Krabbe een lekke band. Stephan, die hem de hele tijd in een auto volgt, monteert snel een reservewiel en duwt hem weer op weg. Krabbe krijgt nu met een zware inzinking te kampen. Alles doet pijn en hij ziet het helemaal niet meer zitten. Hij wordt ingehaald door Lebusque, die hem over zijn inzinking heen helpt en hem weer naar Reilhan en Kleber toebrengt. Met nog een paar kilometer te gaan demarreert Krabbe opnieuw. Kleber moet lossen. Dan volgt de sprint in Meyrueis. De hele wedstrijd door heeft Krabbe erover gedacht hoe hij dit zal aanpakken: moet hij als eerste de bocht voor de finish uitkomen, zal hij schakelen tijdens de sprint? Hij sprint vanaf kop en voert een doodsstrijd van 12 seconden: ‘sprinten is razernij’! Het wiel van Reilhan schuift echter centimeter voor centimeter langs hem heen: Reilhan wint de sprint, Krabbe wordt tweede. Na de finish praat hij nog even na met een paar mensen en eet hij wat. Dan stapt hij in zijn auto en rijdt weg. Bij Salvensac wordt hij ingehaald door Reilhan. Het boek eindigt met de beschrijving van het begin van Krabbe’s sportcarrière: op een schrijfmachine tikte hij alle getallen, te beginnen bij 1 en zo steeds hoger. Ieder getal was hoger dan het vorige. ‘mijn leven was een doorlopende recordverbetering’.
Vertelsituatie: Er is een ik-vertelsituatie met een ik-als-hoofdpersoon, de schrijver/wielrenner/schaker Tim Krabbe. Uit sommige passages in de tekst blijkt dat hij bezig is dit boek te maken en spreekt hij als het ware de lezer vanaf zijn schrijftafel toe: ‘Hier heb ik een foto van Koblet (…)’ (blz. 15) Structuur: Het boek is verdeeld in beschrijvingen van kilometer tot kilometer en daartussen door belangrijke gebeurtenissen in de wielerwereld en in de wielercarriere van Krabbe. Er zijn geen echte hoofdstukken aan te wijzen het zijn eerder geledingen in het verhaal. Waardoor het boek makkelijk leest en je er ook snel doorheen leest. De spanning in het boek zijn zo ingedeeld dat er steeds een moment van pauze tussen zit. Namelijk de stukjes tekst waarin hij iets verteld over zijn eigen carriere of relevante wielergebeurtenissen.
Tijd: Het verhaal is niet-chronologisch verteld; er zijn veel onderbrekingen in de tijd. In het tijdsverloop zijn twee constanten aan te wijzen: de beschrijving van het koersverloop van de Ronde van de Mont Aigoaul op 26 juni 1977 en de beschrijving van de sportcarriere van de ik-figuur. Deze verhalen over zijn sportcarrière gaan steeds verder terug in de tijd: het eerste verhaal, over de eerste van de ‘ik’ als wieleramateur, speelt zich af in 1973 (blz. 22) en het laatste verhaal in 1948 (blz. 130). Hier tussendoor staan de verschillende wieleranekdotes en het ‘Klein wieleralfabet’. De anekdotes spelen zich zowel voor als na 26 juni 1977 af, zie bijvoorbeeld het verhaal over Knetemann op blz. 29. De totale vertelde tijd is 30 jaar (1948-1977), de wedstrijd zelf duurt viereneenhalf uur. Het tijdsperspectief is vision par derriere; de ‘ik’ blikt vanaf 1978 terug op zijn wielercarriere. Je zou kunnen zeggen dat het tijdsperspectief in het verhaal over de wedstrijd zelf vision avec´is; de lezer weet immers niet wie er zal gaan winnen. Dit levert een vreemd effect op; het lijkt of de wielrenner Tim Krabbe met pen en papier op zijn fiets zit om dit boek te schrijven. De donkere lucht boven de Mont Aigaoul is een vooruitwijzing naar de regenbui later in het boek. Het verhaal over de wielerkoers is verteld in de tegenwoordige tijd, de flashbacks in de verleden tijd.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
E.
E.
Onder het verslag staat commentaar op een recensie van Dhr. Nico Scheepmaker maar hier ontbreken heel veel punten en komma's, dit maakt het lezen heel erg moeilijk en vermoeiend.
17 jaar geleden
AntwoordenG.
G.
Beste nico
Ik ben een hele grote fan van alle wielerboeken... Ik ben nu bezig aan mijn literatuur scriptie Nederlands.. Ik zit in de 5de en ik vroeg me af of jij nog meer van deze meesterwerken hebt gemaakt over wielerboeken.. Ik gebruik ze dan enkel om mijn geheugen op te frissen, want ik heb bijna ieder Nederlands geschreven wielerboek gelezen.
Hartelijk bedankt in ieder geval
groeten
Göran
20 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Okee
11 jaar geleden
Antwoorden