Ma rochelle passée, Welkom Eldorado door Cynthia McLeod

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
Boekcover Ma rochelle passée, Welkom Eldorado
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 5001 woorden
  • 28 april 2001
  • 97 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
97 keer beoordeeld

Boekcover Ma rochelle passée, Welkom Eldorado
Shadow
Ma rochelle passée, Welkom Eldorado door Cynthia McLeod
Shadow

Auteur: Cyntia Mc Leod
Titel: Ma Rochelle Passee (Welkom El Dorado)

Plantage Ma Rochelle (1845)

Deze plantage werd beheerd door de familie Couderc. De grootvader was Jean Couderc. Hij zelf had rijke ouders en is geboren in Suriname. Hij is nu al 10 jaar weduwnaar. Zijn vrouw heette Marie Pichot. Zij was 5 jaar ouder en had uit haar eerste huwelijk 3 kinderen. Toen ze met Jean trouwde gingen 2 van Marie’s eerste kinderen dood en ook hun eerste dochtertje. Daarna kregen ze Etienne en Paulinne en twee andere baby’s die nog geen maand oud werden. Pauline huwde met een rijke plantage-eigenaar De la Croix op een van hun plantages aan de Cottica. Zij hadden 2 dochters: Lisette (15) en Marie (13). Etienne stierf op 35-jarige leeftijd en liet een vrouw (Constance) en 5 kinderen achter: Francine(19), Marguerita(15), Lucie ( ), Remi (9) en Etienne (5). Etienne werd geboren na zijn vaders dood en kreeg daarom de naam van zijn vader. Francine huwde met Pieter Hogenbosch. Hij was kaalhoofdig en was een belangrijk gouvernementsambtenaar. Voordat hij met Pauline ging was hij een weduwnaar. Men vond hem vervelend en betweterig (hij bleef maar kletsen over de slechte toestand waarin de kolonie zich bevond) en hij was iemand die altijd zijn zin moest hebben. Francine en Pieter hadden een dochtertje die genoemd was naar haar grootvader Jean: Jeane-Marie. Marguerite huwde met een gewone soldaat. Lucia was lief en gedwee: ze vond altijd alles goed wat men voor haar besliste. De familie gaat elk jaar in december naar de stad (Paramaribo) voor de oudejaarsfeesten. Ze hadden een groot huis aan de Gravenstraat. Hierin woonden Pieter en Francine omdat huisvesting in Suriname zo moeilijk was. In de stad gaf baron Reinier Frederik van Raders (de nieuwe gouverneur) eens een feestje waar Lisette voor het eerst een man kuste.

Enkele slaven bij de familie: Apollo (12): hij was de loopjongen.

Sylvia Kofi: grote slaaf die baas was in de boot als de fam. Couderc bezoeken te water aflegde. Huisslavin Gracia. Blank-officer: Derks. Hij was blank maar arm en dus geen goede partij voor een rijke plantendochter. Djani: hij was in Jean’s tijd de bootsman. (Etienne kreeg, nadat zijn grootvader was gestorven, van hem te horen dat hij aan zijn kinderen moest leren dat ze hun geest goed en zuiver moesten houden en ze moesten ervoor zorgen dat hun geest altijd van henzelf is).

Maart 1845
Het verhaal begint met de beschuldigingen van de 2 slavinnen Ngimba (15) en haar moeder Afi (kokkin). Ze worden beschuldigd van het vergiftigen van hun masra (meester) waar ze werkten op een plantage aan de Boven Suriname. Dat de masra was vergiftigd, werd vastgesteld door de wisiman (medicijnman). Ngimba en Afi werden tot bloedens toe afgeranseld met leren riemen waaraan stukjes lood zaten. Afi stierf en Ngimba werd 6 dagen opgesloten. Daarna werd ze in opdaracht van gouverneur Elias door 6 militairen ondervraagd (eveneens met de zweep, maar met een tamarindezweerp: minder erg dus). Deze gouverneur wilde nl. dat ook de slaven op een menswaardige manier werden behandeld. Het resultaat was dat Ngimba werd meegenomen door de militairen waar ze later door een van ze werd verkracht op de plantage. Hierna kwam ze in handen van Afina die een tijdje voor haar zorgde. Aan Ngimba’s enkel was er nl. een zware ijzeren bal bevestigd (die haar enkel bezeerde) om te voorkomen dat ze wegliep. De masra van deze plantage winde Ngimba bij het kaartspelen, dus moest ze weer werken als slavin (rietstengels tot bundels binden). ’s Nachts sliep ze bij 2 oude vrouwen. Een van de vrouwen heette Dada en zij was wel vriendelijk tegen Ngimba. Toen Ngimba in december met tegenzin moest bevallen, wilde ze het kind vermoorden. Ze werd echter tegengehouden door de andere slaven waaronder Akuba, die hielp bij het bevallen en Sylvia, die de zorg voor het kind op zich nam. Een week na dit voorval was Ngimba spoorloos, waardoor haar kind later een ‘wegloperskind’ werd genoemd.

Ma Rochelle 1846
Toen de famlie terugkwam, zagen ze Sylvia met de baby. Zij legde uit wat er allemaal was voorgevallen. De baby was een meisje en Etienne raakte er erg gehecht aan. Sylvia had op de misi (meesteres) gewacht om de baby een naam te geven. Zo kwam het dat Etienne na een keer Frank en een keer Robinson Crusoe, de baby Esthelle doopte. September 1853
Jean Couderc (64) verneemt dat er weer 2 slaven zijn overleden, waaronder een goede delver Kwassi. Holland stuurt nu Chinezen om het zware werk te doen. Er zijn geruchten dat de slavernij wordt afgeschaft. Volgens Jean worden de slaven hierdoor alleen maar stoutmoediger en brutaler. In 1851: gele-koorts epidemie. Hierbij vonden tientallen slaven de dood, maar ook in de familie zijn er doden gevallen: Margueritte’s man, Pierre (4): de zoon van Francine en Pieter en Jacques (14): de tweede zoon van Pauline. Etienne (14) was zo dol op Esthelle (7) dat hij niets anders deed dan haar vol te proppen met kennis. Esthelle’s taak was passen op misi Danielle. Zij was Jean’s achterkleinkind en ze was achterlijk. Lucie (18) was nu heel mooi. Ze hield van fantaseren en dromen over romannetjes en prinsjes die haar zouden komen halen. Ze moest trouwen met een rijk en voornaam man: een administrateur die wel 10 plantages beheerde en woonde in een groot huis in de Oranjestraat. Hij was ongeveer 2X ouder dan Lucie en heette Masra Brederoo Lodewijk. Hij had al een bruine concubine (een soort buitenvrouw) Beate met drie kinderen. Dit alles was echter geen bezwaar voor de familie Couderc, alhoewel Lucie wal even geprotesteerd had. Maar toen mama zei dat dit huwelijk wel verstandig was, deed Lucie zoals altijd wat er van haar verlangd werd. Toen ze merkte dat ze alleen mee moest met die vreemde man, werd Lucie verdrietig. Ze kreeg toen als troost haar moeder’s lijfslavin Gracia (25) mee (zonder naar Gracia’s eigen mening te vragen natuurlijk). De familie zou een reis naar de stad maken en daar verblijven. Ook een blije Esthelle mocht mee van haar moeder die ze Masylvie noemde om voor misi Daantje te zorgen. Masra Etienne bleef haar door onderwijzen en noemde haar zelfs ‘Knappe Esthelle’ of ‘Stelletje’. Tegen hem sprak Esthelle gewoon nederlands. Oktober 1853: Etienne verwende Esthelle met een stuk gebak en door zijn toedoen kon ze meegenieten van vuurwerk. Ze werd jammer genoeg ontdekt door Francine en kreeg van haar twee klappen.

November 1853: Lucie was nu een maand getrouwd en de hele kolonie sprak nog na over hun huwelijk. Lucie vond haar man echter verschrikkelijk. Elke avond had hij omgang met haar en hij deed haar vreselijk pijn. Hij had haar zelfs een keer verkracht toen hij dronken thuiskwam. Ze miste Gracia heel erg, want die was verkocht aan een vriend van Lodewijk: Jan Menkema (hij was vrolijk en wilde altijd van alles meemaken). Haar moeder adviseerde haar om zo snel mogelijk zwanger te raken. Gelukkig had Lodewijk door dat er iets mis was met Lucie. Hij bleef toen vaker bij Beate en als het aan hem zelf had gelegen was hij niet eens getrouwd. Maar om mee te tellen moest hij een blanke vrouw hebben om mee te pronken. Lucie vond het goed zo. Gracia mocht haar soms opzoeken en voor het huishouden werd zorg gedragen door de slavin Afiba. Lucie leefde weer in haar oude droom- en fantasiewereld, maar ze maakte niet veel vrolijks mee. Ze hoopte op een kind. Jeane-Marie was nu 9 jaar oud en zij hield ervan om Esthelle te commanderen. Esthelle was erg bang voor Pieter. Na oud- en nieuwjaar keerde de familie terug naar Ma Rochelle. Weliswaar zonder Etienne (14) tot grote teleurstelling van Esthelle (8). Hij zou na 10 weken terugkeren en gaf aan Esthelle een boek om zich tot dan bezig te houden. Hij besefte toen hoe belangrijk hij was voor dit kind. Oktober1859: Jean Couderc krijgt bezoek van de Hernhutters. Zijn zouden de slaven het Evangelie brengen wat Jean helemaal afkeurde. Na het bezoek kreeg Jean een beroerte en werd toch maar geholpen dor die Hernhutters. Na de aanval bleek dat Jean verlamd zou blijven. Constance vond het toen beter om te verhuizen naar het huis aan de Gravenstraat (omdat er vaker medicamenten nodig zouden zijn) tot grote onsteltenis van Pieter. Hij zei bij voorbaat al dat hij niet zou opdraaien voor geen enkele kosten. Etienne vond hem maar een ‘gierige bakra’. Twee weken voor het verhuizen stierf Jean en werd begraven naast zijn ouders en vrouw. Op zijn graf stond: “Hij vond zijn Eldorado” (hiermee werd bedoeld: de plantage Ma Rochelle). De familie zou voorgoed weggaan van de plantage Ma Rochelle en Sylvia en Esthelle zouden meegaan. Sylvia wilde daarom dat ze op waardige wijze afscheid moesten nemen van hun geboortegrond. Ze moesten de geesten om vergiffenis vragen en daarvoor was een goede wasi (een ritueel bad) en een dans bij de grote kankantrieboom nodig (de slaven hebben trouwens nog een traditionele nieuwjaarsdans). Constance installeerde zich in haar huis in de stad die Pieter geheel op zijn manier had ingedeeld. Esthelle (14) genoot in de stad. Ze had al gauw een goede vriendin Meta (18). Zij had al een zoontje. Van Meta kreeg Esthelle wat levenservaring mee en Esthelle op haar beurt vertelde prachtig over de boeken die zij had gelezen. Meta’s moeder was kokkin en zij had nog 2 zoons en een dochter (11). Kwassi was haar oudste zoon (15) en hij was de staljongen. Zijn broertje was 10.

Januari 1862: de traditionele nieuwjaarsfeesten van de slaven werden georganiseerd. Gracia zou zo een Doe-feest organiseren (onder de naam ‘Opo Rosu’ [bloeiende roos]) en ze wilde dat een vroegere kennis van haar, Flora, jaloers zou worden op haar. Flora organiseert ook feesten onder de naam: ‘Geduld is een schone zaak’. Gracia is getrouwd met Jan Menkema en ze hadden mooie kinderen. Er is bij dit soort feesten een afrankeer (hoofddanseres) nodig. Dat was altijd Winanda, maar zij was nu in verwachting. Dus de nieuwe hoofddanseres zou dan Esthelle zijn. Wat was zij blij! Op de avond van de dans was Esthelle gekleed als een bloeiende roos en toen ze onder het dansen Etienne zag zitten die een knipoogje voor haar maakte dacht ze bij zichzelf dat ze zoy dansen tot ze erbij neerviel: voor masra Etienne.het werd een groot succes. Eindelijk kreeg Lucie een lichtpuntje in haar leven: Otto. Hij werkte als klerk bij Lodewijk en als hij wat stukken moest afleveren, zag hij soms kans om Lucie te ontmoeten. Door toedoen van Gracia kwam Lucie te weten dat Otto de oudste zoon was van Lodewijk was. Hij had Otto verwekt bij een slavin en Otto bleef een slavenkind tot zijn moeder stierf toen hij 6 jaar oud was. Nadat Lodewijk hem had vrijgekocht, zorgde zijn pleegmoeder (een mestiezin = kind van mulat en ¾ blank of indiaan en ¾ blank) voor hem. Lodewijk had nu 5 kinderen met Beate. Beate was een mooie, goed verzorgde bruine vrouw. Ze had mooie kinderen: een jongen van 15, drie meisjes van 13,12,11 en de kleine Freddy (5). Juli 1862: het was nu de beurt van Jeane-Marie om te trouwen met een jonge ambtenaar die naar Suriname was gezonden voor de voorbereidingen voor de afschaffing van de slavernij. Er was een slavenopstand op de plantage Rac a Rac. Natuurlijk was Pieter weer aan en hij zei dat hij zou vertrekken naar Nederland zodra de emancipatie een feit is. Esthelle zou helpen met bedienen en kreeg even bezoek van Etienne. Ze streelden elkaar en gaven elkaar een lange omhelzing. Etienne zei tegen haar dat ze zijn schoonheid voor hem alleen moest bewaren en bij haar bloeide de gedachte dat masra Etienne van haar zou houden! September 1862: Esthelle las uit de krant voor aan de andere slaven dat er op 1 juli 1863 de slavernij zou worden afgeschaft. Natuurlijk vonden de andere slaven dat allemaal leugens. Toen Esthelle ze niet kon ovetuigen, vroeg ze het aan masra Etienne. Die gaf haar gelijk en zei dat er zelfs een nieuwe gouverneur zou worden benoemd om dit alles te bevestigen. De planters zouden van Nederland een schadeloosstelling krijgen. Natuurlijk was Pieter erg boos, want hij had nooit geld uitgegeven om ook maar een slaaf te kopen. Maar Pieter kon het toch zodanig klaarspelen dat hij schadeloos werd gesteld. En zijn advies was: geld ontvangen en wegwezen. Masra De la Croix werd ernstig ziek en liet een grote erfenis achter. Natuurlijk wilde Pieter zogenaamd zijn oude vriend ook gaan bezoeken toen eenmaal bekend was dat deze zeker zou sterven. Na zijn dood wilde Pieter niets anders dan een familieberaad: het verdelen van de familiebezit => slaven, gebouwen, plantages, alles. Hij wilde helemaal geen geld investeren in de plantages zoals de anderen dat wilden doen. Al het geld dat Francine toebehoorde, was voor hem. Het bleek dat Danielle de rijkste aandelen had en toen wilde Pieter wel het achterlijk kindje, dat hij anders nooit wilde zien, bij zich houden. Etienne stak daar echter een stokje voor. Toen de familie op bezoek was, beleefden Etienne en Esthelle hartstochtelijke liefdesavonturen, en zelfs na het overleden van masra De la Croix in de stad gingen de liefdesspelletjes door. Totdat Esthelle op een dag vaststelde dat ze zwanger was. Het was Etienne’s wens dat hun kind na de afschaffing van de slavernij werd geboren. Hij zou dan een vrij mens zijn. Toen Esthelle op een dag weer de krant las, stelde ze vast dat de slaven na de afschaffing van de slavernij op 1 juli, voor nog een periode van 10 jaar op de plantages zouden moeten werken tegen betaling: het Staatstoezicht. Dit tot grote onsteltenis van de andere slaven.

Juni 1863: Otto was nu erg belangrijk voor Lucie geworden. Als Lucie nu droomde over een prins die haar komt ophalen, zag ze steeds meer het bruine gezicht van Otto. Elke keer als Lodewijk bij Beate was, kwam Otto Lucie opzoeken. Zij bood hem versnaperingen aan. Ze waren beiden verliefd op elkaar, maar er bestond het grote probleem van de kleur: zij was wit en hij was zwart. Het was dus onmogelijk om iets te beginnen met elkaar. Dit was de oorzaak dat Otto vaker in een tweestrijd verkeerde. Toen Lodewijk eens na een week thuis kwam, stelde de dokter vast dat hij bronchites had. Hij moest dus heel voorzichtig zijn en Lucie vond het natuurlijk geen bezwaar dat Lodewijk bezoek kreeg van zjn kinderen met Beate. Ze hield zelfs van Freddy. Het gezin van Pieter en Francine is vertrokken tot grote blijdschap van de rest die in het huis aan de Gravenstraat woonde. Etienne zou boven blijven met Esthelle en zijn moeder zou beneden wonen. De slaven kregen voor 1 juli elk 60 gulden en van Etienne kregen ze nog een verrassing: witte stof voor de nieuwe kleding die ze zouden moeten dragen op de dag dat ze zouden worden vrijverklaard.

1 juli 1863: 33.000 slaven werden vrije mensen en dit ging gepaard met 21 kanonschoten. De slaven moesten zich wel bekeren tot het christendom en alle andere ‘afgoderijen’ zouden worden bestraft bij wet. De slaven moesten nu namen krijgen. Bij sommige werd dat hun gewone naam met de functie de ze hadden; bij andere was dat met hun plantage waarop ze werkten erachter; weer anderen kregen de achternaam van hun eigenaar; sommigen mochten een eigen naam kiezen; als je werkzaam was op een plantage dat de maken had met een rozentuin, dan had je naam iets met Rozen…; werkte je op Berg en Dal, dan kreeg je een achternaam die eindigde op Berg; de slaven aan de Para-rivier kregen een familienaam die begon met de letter P. Nadat Esthelle een vrije vrouw was, mocht ze haar man geen masra Etienne meer roepen van hem. Ze moest gewoon Etienne zegeen. Dat was wel wennen hoor. Hun kind werd geboren op 3 juli. Het werd een dochter en ze werd Liliane Esther Couderc gedoopt. Etienne was vader en doopgetuige.

September 1863: Etienne zou over 2 weken naar Holland vertrekken om daar een drukkerij te beginnen en een krant uit te gaan geven. Hij zou daar naartoe gaan met het geld dat hij had gekregen van de schadeloosstelling. Remi zou het volgend voorjaar met zijn gezin naar Holland gaan en van daaruit naar Frankrijk: het land waar de voorouders van hem en zijn vrouw vandaan kwamen.

Februari 1864: het gezin van Remi zou vertrekken en Lucie ging op bezoek. Ze zag Liliane en ze stelde zich al voor hoe het zou zijn om een kind met Otto te krijgen. Maar o nee…. Dat kon niet! Dat mocht niet! Zij zou uit de kolonie worden verbannen en Otto zou worden gedood. Gelukkig kon ze niet zwanger raken, dus ze hoefde niets te vrezen als zij en Otto de liefde bedreven.

April 1864: Gracia bezocht Lucie nog steeds en zij had al 5 mooie kinderen. Lucie vroeg aan Gracia wat de symptomen waren tijdens een zwangerschap en Lucie stelde met schrik vast dat ze zwanger was van Otto! Hoe blij en bang ze ook was: het kind zou ze op geen enkele voorwaarde opgeven. Ze hield haar woord en deed het ook niet toen haar verschrikte moeder zij om dat te doen. Lucie vertelde aan niemand wie de vader was. Zelfs niet aan Otto zelf. Maar hoe zou ze moeten verklaren dat ze zwanger was? Ze sliep al een tijdje niet meer met haar eigen man. Die ging zich bij Beate bevredigen. Op aanraden van haar moeder moest ze Lodewijk een avond verleiden om hem zodoende te vertellen dat ze zwanger was van hem. Haar moeder zou ondertussen een plannetje bedenken om de bruine huidskleur die het kindje waarschijnlijk zou hebben, te verklaren (het kindje werd wel blank geboren, maar zijn mannelijkheid was wel bruin en naarmate het een beetje ouder werd, werd het kindje bruiner en bruiner).

Het plannetje dat Constance bedacht, was het volgende: Esthelle moest zogenaamd in verwachting zijn. Het kind van Lucie zou dan voor dood verklaard worden en om Lucie’s verdriet te compenseren, mocht Lucie het kind van Esthelle verzorgen. Ze zouden hiervoor naar een verre plantage gaan.

Mei 1864: Lucie schreef een brief aan Otto dat ze elkaar niet meer konden ontmoeten.

Juli 1864: Lodewijk zat zich af te vragen waarom Constance met Lucie uitgerekend nu ze zwanger is, naar een verre plantage moest gaan. Haar argument was dat Lucie op aanraden van de dokter moest uitrusten. Hij had eigenlijk spijt dat hij met Lucie was getrouwd en hij al helemaal niet gerekend op een blank kind van haar. Hij was gelukkig met Beate en zijn 5 prachtige kinderen met haar. Als hij met haar was getrouwd, dan waren haar kinderen nu wettige kinderen, net zoals de meeste andere mannen ook een bruine vrouw hadden. Louis was zijn oudste zoon en zou over paar jaar naar Holland sturen. Zijn 3 schattige meisjes, waarvan de oudste Agnes heel mooi piano speelde. En Freddy was zijn jongste baasje met wie hij vaak heerlijk stoeide. Hij was nu wel blij dat Lucie zwanger was, maar dat ze tot op de plantage moest gaan om uit te rusten, schoot hem de verkeerde keelgat binnen. Zeker toen Esthelle meemoest die nog een kind verwachtte. Begin oktober kreeg Lodewijk een brief van Constance waarin ze uitlegde dat het kind van Lucie gestorven was en dat ze het kind van Esthelle mocht verzorgen. Toen Lucie terug was, kreeg Lodewijk het gevoel dat er iets niet in orde was. Op een dag kreeg Esthelle een brief van Etienne waarin hij zijn misgenoegen uitte over haar. Hij had gehoord dat ze zwanger was en dacht zelfs dat Remi de vader zou zijn. Ze schreef hem wel terug, maar omdat ze had gezworen dat ze niemand ooit zou vertellen wat er gebeurt was, zei ze alleen maar dat Etienne de enige man is van wie zij houdt.

Maart 1865: Etienne vond dat Esthelle een erkentelijkheid moest worden getoond. Hij wist wel dat Esthelle iets belangrijks had gedaan voor Constance en Lucie. Constance vroeg toen aan Esthelle wat zij zelf wilde en deze vroeg om een cursus Vierde Rang: ze wilde onderwijzeres worden. Na gesproken te hebben met mijnheer Bosch Reitz, mocht Esthelle deelnemen aan een examen dat ze met goed gevolg aflegde. Constance was toch wel trots: was het immers niet haar zoon die Esthelle al die kennis had bijgebracht? Toen Etienne terugkwam en hij geslaagd was met zijn drukkerij, huurde hij een gebouw op de hoek van de Wagenwegstraat en de Zwartenhovenbrugstraat. En tot grote onsteltenis van zijn moeder, trouwde Etienne met Esthelle. Jammer genoeg werd vastgesteld dat Danielle een aanval van filaria kreeg, waardoor ze elk jaar tenminste 3X per jaar een aanval zou krijgen, totdat de ziekte haar helemaal had gesloopt. En na elke aanval zouden haar bimba-benen dikker worden (bimba-benen waren het gevolg van een filaria-aanval). Ook Felina (exslavin) had bimba en zij behandelde de beentjes van misi Daantje. Otto horde het bericht over Lucie’s gestorven kind, maar hij voelde dat het zijn kind was die Lucie zogenaamd van Esthelle mocht verzorgen. Hij schreef toen een brief aan Lucie waarin hij haar vertelde dat hij haar nooit zou vergeten.

Paramaribo 1873: Etienne vertelde aan Esthelle dat er koelies kwamen om te werken op de plantages. Ze zouden door toedoen van Engeland worden gehaald uit Brits Indie. De eerste 350 hindoestaanse contractarbeiders kwamen met de boot de Lalarookh. Een van ze was Sewgobind (16) met zijn vrouw Bimlawati die een kind verwachtte. Zij kwamen uit Calcutta waar ze werden weggehaald nadat er een heleboel beloftes werden gedaan: ze zouden geld verdienen en zichzelf kunnen opbouwen en als rijke mensen terugkeren naar Calcutta. De Coudercs hadden hun huis aan de Gravenstraat verkocht aan de katholieke Missie. Constance en Danielle woonden beneden bij Etienne in zijn drukkerij. Etienne zelf woonde boven met zijn gezin, die inmiddels al was uitgebreid met 3 zoons: Armand, Henri en Michel. Esthelle had nu ook de Derde Rang behaald en onderwijste aan de Wagenwegstraat kinderen van blanken en welgestelden. Felina werkte beneden bij Constance en had een dochter Seri. Seri werkte bij een kleurling familie en had twee kinderen. Haar vriend was Max en hij werkte bij de goudzoekers in het binnenland. Meta werkte boven bij Esthelle en had 3 kinderen. Er was ook Bella die voor beide gezinnen de was deed. Sylvia en nene Afie waren al overleden. Op een dag werd Seri ervan beschuldigt een ketting van een van de kinderen te hebben gestolen waar ze werkte. Ze werd opgesloten totdat de ketting van het varwaande kind werd gevonden op school. Lucie’s pleegzoon heette Paul. Hij riep haar mama, maar werd door Lodewijk gecorrigeerd: geen mama, maar tante Lucie. Paul noemde Esthelle en Etienne dan mama en papa. Paul mocht elke zondag naar zijn mama en papa gaan om van de zondagsschool af te gaan spelen met zijn broertjes en zusje. Hij was wel bang van zijn oma Constance (die alsmaar bleef mompelen: wat een schande) en het meest enge vond hij wel Daantje met haar enge dikke benen. Paul was erg gesteld op Michel (1). Michel kon al heel duidelijk Pau zeggen, terwijl hij de namen van de anderen nog niet kon uitspreken. Er kwam een tijd dat Paul niet meer wilde gaan naar tante Lucie. Hij wilde nu net als zijn andere broertjes en zusje thuis bij mama en papa komen komen. Eerst mocht dat niet, maar toen Paul niet meer sprak met Lucie en hij niet meer aangeraakt wilde worden door haar, werd hem het geheim onthuld van zijn geboorte. Hij mocht er echter met niemand anders over praten. En dit grote geheim drukt als een zware last op zijn kleine jongensborst.

Paramaribo, september 1878: Iedereen sprak erover: twee van de hindoestaanse contractarbeiders, Sardjoe en Jewalsingh, hadden ruzie om Bimlawatie. Ze had nu 2 kinderen: een dochter Duniya en een zoontje Radjinder. Als gevolg van het gevecht, was haar man Sewgobind gesneuveld. Elke verjaardag van Paul werd gevierd bij Etienne thuis. Gracia kwam nog steeds bij Lucie thuis. Gracia’s dochter Celestine had een huwelijksaanzoek van een baron van ca 50 jaar, afgewezen. Ze hield van een joodse jongen: Ishaak Lobato de Mesquita. Hij werkte als schrijver op een van de gouvernementskantoren en verdiende een klein salarisje. Gracia was nu in paniek en klopte met probleem bij Lucie aan. Lucie adviseerde haar om Celestine niet te dwingen te trouwen met iemand waarvan zij niets moest hebben. Zij had immers al haar eigen ervaring met Lodewijk! Teleurgesteld ging Gracia weg.

Paramaribo 1880: Er waren al vele schepen met contractarbeiders gekomen en er waren zelfs al een paar teruggegaan na hun contractperiode van 5 jaar. er stierven wel veel van deze arbeiders tot grote ontevredenheid van de Britse regering (tegenstelling tussen negers en hindostanen: de negers werden niet zo vaak ziek als de hindostanen). Nederland wilde tonen hoe liberaal het was en had al in 1866 in Suriname de Koloniale Staten opgericht. Dit orgaan mocht zelf besluiten nemen over interne aangelegenheden. Ten behoeve van de ontwikkeling van de negers werden er meer scholen opgericht en de man die werd aangewezen om een goede methode voor het onderwijs te ontwikkelen was de heer Benjamins. In 1876 kreeg Sur. de schoolplichtwet. Alle kinderen tussen 6 en 13 jaar waren verplicht om naar school te gaan. Esthelle gaf les in de vierde klas. Liliane was nu 17 en werd net als haar moeder ook onderwijzeres. De kinderen van Etienne wilden de plantage Ma Rochelle dolgraag bezoeken en Etienne stemde toe en Paul mocht mee.

Plantage Ma Rochelle, oktober 1880: alles wat er over was van de plantage was gewoon bos. Zelfs Etienne en Esthelle herkenden niets. Ma Rochelle was voorbij: Ma Rochelle pasee. Na het plantage-bezoek zou de familie doorgaan naar de familie Douglas. Zij waren op plantage Hooiland. Hier ontmoette de familie Bimlawatie en haar kinderen. Toen de familie terugkwam, werd ze opgewacht door Liliane die zei dat Paul snel naar huis moest gaan, want oom Lodewijk was erg ziek. Hij stierf en op de begrafenis drukte Lucie de hand van Beate. Iets waarover men in de kolonie nog lang na sprak. Engeland kwam met een dreigement als Nederland er niet voor zou zorgen dat er iets werd gedaan aan de medische voorziening van de hindoestanen. De Nederlandse Tweede Kamer vond een oplossing in het oprichten van een Geneeskundige School waar Surinamers zouden worden opgeleid tot geneesheer. Een van de eersten die zich hier aanmeldde, was Paul. Hij had nu wel een goede band met Freddy en hun moeders spraken elkaar vaker als goede buren. Meta’s oudste zoon Johnny kwam op een keer doodziek thuis met een powisie. Hij had de vogel wat pipietjes (goudkorreltje ter grootte van een maiskorrel) laten slikken. Hij werd opgepakt door de politie. Door toedoen van Etienne kwam hij vrij, maar zijn baas wilde hem niet meer in dienst nemen. Johnny werd toen zelf poknokker (zelfstandige goudzoeker). Toen hij zo werkte ontmoette hij een vriend: baas Feni. Ook hij was poknokker. Van hem leerde hij 2 regels onder de poknokkers: blijf in je eigen gebied en deel alles eerlijk met je partner. Toen Johnny doodziek in de stad terugkwam was hij tevreden: na het delen met baas Feni (die meer goud had gevonden), was hij heel rijk. Hij gaf wat geld aan zijn moeder en ging zelf vaak uit totdat het geld op was. Hij vertrok toen weer naar het binnenland, maar zonder baas Feni die hij niet kon vinden. Na een paar weken kreeg men bericht van baas Feni dat hij Johnny had moeten begraven. In deze periode kreeg Danielle een heel ergre filaria-aanval , waarna haar dood volgde. Vlak na haar, ging ook Constance dood. De erfenis die Danielle vooral achterliet was heel groot. Lucie kon nu doen wat ze altijd had gewild: Paul (18) laten studeren in Nederland. Liliane was getrouwd met Edward Bueno Bibaz. Ook hij was onderwijzer en net geslaagd voor de hoofdakte. Adolfine, bijgenaamd Doffie was een dochter van Meta en zij kon heel goed zingen. Ze mocht lessen volgen bij mevrouw Jonghans. Ze mocht echter nooit met de andere blanke kinderen volgen. Als die kinderen bezig waren, moest zij werken. Maar ze mocht wel meedoen met de operette ‘De Lentekoningin’. De hoofdrol was voor een dik blank meisje, maar de stem was afkomstig van Doffie. Ook hier zie je nog steeds de discriminatie om een verschillende kleur.

Paramaribo 1891: Een goede vriend van Etienne, meneer Cateau van Rosevelt, was erg ziek en overleed. Alom grote verslagenheid, want hij was niet hier geboren, maar was toch een groot zoon van Suriname. De Hindoestanen noemden hem zelfs hun Koeliepapa. Hij maakte de eerste betrouwbare kaart van Suriname. Armand was nu dokter en was gestationeerd op plantage Alkmaar. Hij was getrouwd met een chinese: Helouise Tjong A Lien. Zij verwachtten hun eerste kindje.

Plantage Marienburg 1891: Henri werkte als assistant boekhouder op de grootste plantge: plantage Marienburg. De hoofdboekhouder had een kindermeisje en dat was niemand minder dan Duniya. Henri kreeg bericht dat hij thuis gewild was om de drukkerij van Etienne over te nemen. Hij was al oud en moest het rustiger aandoen. Henri wilde dat wel doen en ging terug en trouwde toen met Duniya. Iedereen was nu blij. Duniya verwachtte een kindje en de baby van Armand en Helouise zou ook vlug geboren worden.

Paramaribo, 1 januari 1894: het was nieuwjaar. Van Paul kreeg men bericht dat Lucie was overleden. Met het geld dat hij had erfde zou hij eeb reis naar Canada maken om dan verder te reizen naar Suriname. Het eerste zoontje van Armand en Helouise heette Etienne en Helouise verwachtte een tweede kindje. Liliane had al 4 kinderen. Henri en Duniya hadden een zoontje Ryan. Michel was getrouwd met Nellie Vervuurt en ze gaven beide les aan de enige Muloschool. Justine had haar Vierde Rang en leerde voor de Derde. Michel had een vriend Jean de Labadie en hij zat op de Geneeskundige School. Hij kwam voor Justine. Toen de familie keek naar de twee slapende neefjes, Etienne en Ryan, zag ze op hun bezweette huidjes stofdeeltjes plakken die op gouddeltjes leken. De twee ‘gouden kindertjes’ werden twee eldorado’s genoemd. En tenslotte zei iedereen: “Welkom El Dorado!!!!!”

Noem 3 gebeurtenissen die belangrijk zijn voor Suriname uit dit verhaal.  Afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863.  Het Staatstoezicht.  De periode van de contractarbeiders: we kregen toen nog meer bevolkingsgroepen.

Hoe is de blanke bevolking aan het eind van dit verhaal? Het bestond eerst alleen uit blanken en aan het eind had je een heel mengelmoes van mensen. (mulatten, mestiezen)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.