Feitelijke gegevens
- 76e druk, 1972
- 363 pagina's
- Uitgeverij: Lemniscaat
Flaptekst
De zestienjarige Dolf uit Amstelveen geeft zich op als proefkonijn: hij zal door een materietransmitter teruggeflitst worden naar de Middeleeuwen om daar één middag een kijkje te nemen. Maar door een foute berekening komt hij in het jaar 1212 terecht in een Kinderkruistocht die net uit Keulen is vertrokken en niet op het riddertoernooi in Montgivray in Midden-Frankrijk dat hij zo graag wilde bijwonen. Verbijsterd ziet hij duizenden gelovige - en vooral goedgelovige - kinderen, aan wie wonderen zijn beroofd, zingend aan hem voorbijtrekken. Zij zijn van plan met hun blote landen het Heilige Land van de Saracenen te bevrijden. Om vijf uur diezelfde middag moet Dolf weer op de afgesproken plek staan om teruggeflitst te worden naar de twintigste eeuw - tenminste, als er niets fout gaat...
Eerste zin
\'... en dit,\' zei dr. Simiak, \'is dan de materietransmitter.\'Samenvatting
In de kerstvakantie mag Dolf Wega in het laboratorium komen kijken naar de materietransmitter, een tijdmachine die is uitgevonden door dr. Salmiak en dr. Kneveltoer. Zijn vader is bevriend met de uitvinders en daarom mag Dolf komen kijken. Hoewel de tijdmachine eigenlijk nog niet geschikt is om mensen te transporteren, weet Dolf de geleerden over te halen hem naar het verleden te sturen. Hij kan hen namelijk vertellen wat hij ziet, iets wat proefdieren natuurlijk niet kunnen. Ze spreken af dat Dolf naar Montgivray in Frankrijk op 14 juni 1212 gestuurd zal worden, daar was namelijk op die dag een riddertoernooi wat Dolf heel graag zou willen zien. Gewapend met een broodmes stapt Dolf in de tijdmachine en verdwijnt naar het verleden. Als hij daar aankomt markeert hij nauwkeurig de plek waarop hij is geland. Hij moet namelijk op precies deze plek zijn wanneer dr. Salmiak en dr. Kneveltoer hem over vier uur weer naar zijn eigen tijd flitsen.
Dolf heeft vier uur de tijd om de middeleeuwen te onderzoeken en meteen belandt hij al in een avontuur. Hij ontmoet Leonardo Fibonacci, een student die uit Pisa komt. Dolf redt Leonardo die door twee struikrovers aangevallen wordt. Hij steekt zijn broodmes in het been van een van hen terwijl Leonardo de andere velt met zijn grote knots. Hij raakt aan de praat met de student die hem natuurlijk dankbaar is. Ze spreken Diets met elkaar, wat Dolf maar half begrijpt. De tijd vliegt voorbij en Dolf wil teruggaan naar de steen waarop hij aankwam, maar stuit op een kinderkruistocht. Hij kan de steen waarop hij terug geflitst zal worden al zien, maar over de weg die hij moet oversteken lopen duizenden kinderen. Dolf kan de steen niet op tijd bereiken en ziet hoe een andere jongen wordt weg geflitst. Hij is verslagen en besluit met Leonardo mee te trekken met de kinderkruistocht.
De kruistocht bestaat uit wel achtduizend kinderen. Ze worden geleid door Nicolaas, een voormalige herdersjongen die in een visioen de opdracht heeft gekregen om zoveel mogelijk kinderen naar Genua te leiden, waar de zee voor hem zal splijten om hen naar Jeruzalem te laten lopen. De Saracenen zullen verdreven worden door de onschuld van de kinderen en Jeruzalem zal weer bevrijd zijn. Dolf stelt zich voor aan de kinderen die ze ontmoeten als Rudolf Wega van Amstelveen. Door deze toevoeging denkt iedereen dat hij van adel is en wordt hij met respect behandelt. Dolf verbaast zich over de slechte organisatie van de kruistocht en besluit daar wat aan te veranderen. Nicolaas wordt in zijn leiding bij gestaan door twee monniken Dom Anselmus en Dom Johannes, maar zij zorgen niet voor de kinderen en elke dag sterven er wel wat door uitputting en ondervoeding. Dolf stelt voor om het kinderleger in verschillende groepen te verdelen die ieder een eigen taak krijgen, een groep jagers, een groep vissers, een groep ordebewakers, een groep ziekenverzorgers enzovoorts. Ieder kind krijgt een taak en draagt daarmee bij aan de structuur en zorg voor anderen. Dit systeem wordt ingevoerd en de kinderen zijn nu gezonder.
Dolf moet goed op zijn woorden letten. Hij is atheïstisch opgevoed, maar voor de middeleeuwers is godsdienst heel belangrijk en tegen ketters wordt hard opgetreden. Dolf worstelt ermee dingen uit te leggen die voor hem als kind van de eenentwintigste eeuw heel normaal zijn en door zijn kleding die niet aansluit bij wat de middeleeuwers dragen valt hij nog meer op. Hij heeft er moeite mee zich aan te passen, maar gelukkig wordt hij gesteund door Leonardo en Mariecke.
De kinderen zijn er dankzij Dolfs aanpassingen beter aan toe dan daarvoor, maar nog steeds eist de barre voettocht zijn tol. Het noodlot lijkt toe te slaan wanneer de Scharlaken Dood uitbreekt, een kinderziekte waar vooral de kleine kinderen vatbaar voor zijn. Dolf weet dat ziektes zich verspreiden door contact tussen mensen en grijpt dus snel in door alle zieke kinderen te isoleren. Hij begint zijn gevecht tegen de Scharlaken Dood aan het meer van Konstanz. De twee monniken willen geen rust nemen, maar Dolf overtuigd hen ervan dat als ze nu door reizen ze de helft van de kinderen zullen verliezen aan de ziekte. Het duurt acht dagen voordat er geen nieuwe ziektegevallen meer zijn. En de monniken willen vertrekken, maar daar steekt Leonardo een stokje voor, hij geeft hun gif waardoor ze een week lang vreselijke buikpijn hebben en niet verder kunnen trekken. Tegen die tijd is het gevaar van de Scharlaken Dood geweken en heeft de ziekte ongeveer honderd kinderen het leven gekost. Het valt Dolf op dat vooral Dom Anselmus telkens haast heeft om verder te trekken, ook wanneer Dolf de kinderen voorraden in wil laten slaan voordat ze de Alpen over trekken.
Tijdens het oponthoud voor de Alpen barst de bom en wordt Dolf beschuldigd van ketterij door Nicolaas en Dom Anselmus. Dit mondt uit in een proces waarbij Dolf bijna ter dood veroordeeld wordt tot Dom Thaddeus voor Dolf gaat pleiten. Dom Thaddeus zegt dat Dolf juist een goddelijke afgezant is als bewijs hiervoor laat hij een litteken dat Dolf op zijn hand heeft zien, drie puntjes die volgens Dom Thaddeus voor de heilige drie-eenheid staan. Hiermee is Dolf vrijgesproken. De ochtend daarna vertrekt een groep van achthonderd kinderen, zij hebben besloten in het Beierse Woud een eigen nederzetting te stichten. De rest begint aan hun tocht over de Alpen. De eerste dag in de Alpen verongelukken er al kinderen doordat ze in een afgrond storten of onder vallende stenen bedolven raken. En terwijl de meeste kinderen de volgende ochtend nog uitgeput liggen te slapen worden ze overvallen door de mannen van Graaf Romhild von Scharnitz die vijftig kinderen eist als tol om door zijn dal te passeren. Natuurlijk wordt er geprotesteert maar tegen de ruiters kunnen ze niet op en 52 kinderen worden meegenomen. Dolf laat het hier niet bij zitten en redt deze kinderen op een listige manier.
De tocht over de alpen wordt door de meeste kinderen overleefd en uitgeput komen ze aan in Bolzano. Daar worden ze opgevangen en krijgen ze vers fruit. Dolf vermoedde al langer dat er iets niet klopte aan de monniken, maar dit gevoel wordt steeds meer gesterkt doordat ook anderen opmerken dat de motieven van de monniken toch wel raar zijn. Bovendien ligt aan de overkant van Genua Jeruzalem niet, dus zelfs als de zee splijt kunnen ze niet over de drooggevallen bodem naar het Heilige Land lopen.
Een nieuwe verschrikking staat de kinderen te wachten in de vorm van de Po vlakte. Ze worden geteisterd door de hitte en aangevallen door boeren die denken dat de kinderen een bedreiging voor hen vormen. En dan sterft Carolus, de voorbestemde koning van Jeruzalem, ook nog aan een blinde darmontsteking. Hij wijst Dolf aan als zijn erfgenaam en opvolger. En dan bereiken ze Genua, hier zal de zee splijten.
De avond voor het wonder zal geschieden, biecht Dom Johannes een complot op aan Dolf. Hij vertelt hem dat hij en Dom Anselmus Nicolaas hebben laten geloven dat hij uitverkoren is zodat hij een grote groep kinderen naar Genua zou leiden. De zee zou niet splijten en dan zouden er schepen komen waarvan de nep-monniken zouden zeggen dat die de kinderen naar Jeruzalem zouden brengen. In werkelijk zouden die schepen de kinderen naar de slavenmarkten van Noord-Afrika brengen. Hoewel Dolf nooit in het wonder heeft geloofd, schokt de wreedheid van het plan hem. Hij overtuigd de kinderen ervan dat als morgen het wonder niet geschied, zij in ieder geval niet aan boord van de schepen moeten gaan. Het wonder gebeurt inderdaad niet. En wanneer Anselmus voorstelt op de schepen te gaan wordt hij door de woedende kinderen die begrijpen dat ze zijn bedrogen verscheurd.
Nu het doel van hun tocht is weggevallen valt de groep uit elkaar. Een deel van de kinderen blijft in Genua om daar te werken, een ander deel gaat onder leiding van Dom Johannes, die wil boeten voor zijn zonden, terug naar Duitsland. Er blijven ongeveer vijfduizend kinderen over die Nicolaas volgen, die alsnog naar Jeruzalem wil gaan. Toch is de tocht nu anders, ze hebben geen haast meer en wanneer ze langs een mooie plek komen splitsen groepen zich af om daar een eigen bestaan op te bouwen. Groepen blijven achter in Pisa en anderen groepen gaan naar Florence waar ook werkkrachten worden gezocht. Er blijven ongeveer vijftienhonderd kinderen over die nog steeds verder trekken.
Nicolaas sterft wanneer hij als gijzelaar vermoord wordt door de graaf van Trasimeno. Deze graaf wordt belegerd en wil de kinderen voor hem laten vechten door hun leider gevangen te nemen. Toch blijven ze almaar verder trekken. Langs de kust van de Adriatische Zee en in Bari bezoeken ze de tombe van Sint-Nicolaas, eindelijk een heilige die Dolf wel kent. Daarna bereiken ze Brindisi, na deze stad zijn er geen steden meer en was het gebied onbewoond. In Bari vindt Leonardo een doosje wat Dolf meteen herkent als Leonardo het in Brindisi aan hem laat zien. In dit doosje zit een boodschap van Dr. Simiak, die Dolf zoekt. Er staat dat Dolf het doosje precies op dezelfde plaats moet neerleggen en dat het dan na vierentwintig uur weer terug geflitst zal worden. Natuurlijk kan dat met dit doosje niet meer, dus Dolf vraagt alle kinderen uit te kijken naar de aluminium doosjes en het hem direct te zeggen als ze er een gevonden hebben. De bisschop die in Brindisi woont biedt de ongeveer zevenhonderd kinderen aan hen naar Venetië te brengen zodat ze daar kunnen werken omdat er na Brindisi alleen nog onvruchtbaar land komt en de winter langzamerhand zijn intrede doet. Dit is een goede oplossing voor de gestrande kinderen. En dan vindt Frank ook nog een aluminiumdoosje, deze keer weet Dolf er op tijd van en kan hij terug geflitst worden naar zijn eigen eeuw.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
C.
C.
echt heel goed boek
8 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
DANK JE WEL, JE BENT EEN HELD.
8 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
gek ja bram de pranker <3
8 jaar geleden
H.
H.
Nee een superheld
4 jaar geleden
J.
J.
ik vind dr niks an
8 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Jou mening
4 jaar geleden
M.
M.
Kowed sukkel
7 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Even normaal doen
4 jaar geleden
R.
R.
dank je wel! nu kan ik alles kopieren en een 10 halen
6 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
een 10? Ja hoor...
6 jaar geleden
H.
H.
succes met je 10 ik hoop niet dat het een 9,9 wordt :)
4 jaar geleden
R.
R.
Oké ik heb het ooit geprobeerd te lezen maar uiteindelijk haakte ik af weet niet wrm
6 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Beste verslag dat ik ooit heb gezien!!!
4 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Echt goed gedaan. Ik had hier heel veel aan bedankt.
4 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Geweldig ook die quiz
4 jaar geleden
AntwoordenNienke
Nienke
Goed gedaan!
10 maanden geleden
Antwoorden